Zwijgen over seksueel geweld
Vluchtelingenvrouwen zwijgen over het seksueel geweld dat ze hebben meegemaakt. Ze vrezen dat praten alles vernietigt wat hen dierbaar is, blijkt uit het onderzoek van medisch antropoloog Marian Tankink. Maar de prijs van die stilte is enorm.
’Ik ben nu 32 jaar oud en volgens alles wat ik met mijn lichaam kan voelen en met mijn hersenen kan bedenken, is verkrachting het allerergste dat iemand kan gebeuren. Het is zelfs erger dan doodgaan. Doodgaan doe je maar één keer, maar als je wordt verkracht door mannen dan krijg je een slechte naam en wil niemand nog met je omgaan. Een dergelijk pijnlijk leven wilde ik niet, dus kon ik niet in Afghanistan blijven.”
Masooda vluchtte in 1999 naar Nederland nadat ze door talibanstrijders was verkracht. Zelf noemt ze dat overigens niet zo. Het seksueel geweld dat ze heeft ondergaan duidt ze aan als ’het ongeluk’. Dat wil zeggen: als ze het er al over heeft. Want over dit deel van haar verleden doet ze er bij voorkeur het zwijgen toe. In haar omgeving is er amper iemand die van de verkrachting weet.
Voor de tientallen andere vrouwen, uit Afghanistan, Bosnië en Zuid-Soedan, met wie Marian Tankink sprak voor haar onderzoek naar de manier waarop vrouwen omgaan met het seksueel geweld dat ze tijdens een oorlog hebben meegemaakt, geldt hetzelfde. Sommigen hebben het zelfs hun echtgenoot niet verteld.
Tankink: „Dat vrouwen zwijgen is op zich geen nieuw gegeven. Maar het wordt vaak gekoppeld aan een bepaalde cultuur of een godsdienst, zeker de islam. Uit mijn onderzoek blijkt dat het veel complexer ligt.” Afghaanse moslima’s, christelijke vrouwen uit Zuid-Soedan, amper gelovige Bosnischen: ze dragen de verkrachting(en) met zich mee als een groot geheim, als ’onontplofte bom’, zoals Tankink het omschrijft. „Het seksueel geweld was erg, maar het effect van erover praten schatten ze nog veel erger in.” Ze vrezen de gevolgen voor henzelf, maar ook voor hun familie, hun man, hun kinderen. „Erover praten kan alles op het spel zetten waarmee ze zich verbonden voelen.”
Vrouwen uit alle drie de groepen hebben het gevoel dat zij er in hun cultuur op aangekeken zullen worden. Zelfs de vrouwen uit Bosnië, ontdekte Tankink tot haar verbazing, ondanks het feit dat juist bij dit conflict seksueel geweld is geanalyseerd als een bewuste oorlogsstrategie. „Verschillende Bosnische vrouwen kwamen met een spreekwoord uit de regio: een reu gaat pas achter een teef aan als de teef met de staart heeft gekwispeld.” Ze schamen zich voor wat hen is overkomen, zijn bang voor de reactie van hun naaste omgeving. „Ze denken dat als hun man van de verkrachting weet, hij dan wil scheiden of de kinderen laat weghalen. Of, ook al gaat hij niet weg, hij het ze later alsnog voor de voeten werpt of gaat slaan. Alle vrouwen kwamen ook met voorbeelden waarbij dat is gebeurd.”
Het trieste is, aldus de voormalig sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en antropoloog, die morgen in Leiden promoveert, dat mannen helemaal niet altijd zo reageren. „Er zijn er die heel erg hun best doen om hun vrouw te helpen. Alleen: ook zij praten daar verder nooit over.” Een verkrachting betekent immers dat ook zij in gebreke zijn gebleven. Zij zijn niet in staat gebleken dat te doen wat de samenleving van hen verwacht: hun vrouw en haar eer beschermen. Tankink: „Bovendien wordt er dan vaak verwacht dat een man wraak neemt. Ook daarom houden vrouwen vaak hun mond: ze willen voorkomen dat hun man zich gedwongen voelt iets te ondernemen, dat er nog meer geweld komt.”
Op steun van andere vluchtelingenvrouwen durven ze evenmin te rekenen. „In eigen land had een vrouw misschien nog terecht gekund bij haar moeder of een zus of een heel goede vriendin. Maar die zijn er nu juist vaak niet. Anderen uit hun eigen culturele groep hier in Nederland kennen ze niet goed; ze weten niet wie ze kunnen vertrouwen en ze houden die contacten wel graag om niet helemaal in een isolement te raken. Ze kunnen niet riskeren dat ze uitgesloten worden, dat er over ze wordt geroddeld. Want dat gebeurt in die gemeenschappen heel veel. Dus houden ze hun mond.”
De prijs is een verpletterende eenzaamheid die in Tankinks proefschrift ’Over zwijgen gesproken’ haast voelbaar is. De antropoloog: „Zelf zeggen ze dat ze alleen nog maar een rustig leven willen. Ze doen er alles aan om te zorgen dat anderen het goed hebben, hun man, hun kinderen. Maar in feite zijn ze voortdurend op hun hoede. Om te voorkomen dat ze iets doen of zeggen dat hun geheim kan verraden.” In de relatie met hun man bijvoorbeeld. „Seks na geweld wordt altijd moeilijk, maar als je man van niks weet is het wel heel lastig. Vrouwen zijn voortdurend bezig signalen op te vangen – zou hij misschien willen? – zodat ze een smoes kunnen verzinnen of pillen kunnen nemen om het te kunnen ondergaan.”
De herinnering aan het geweld kan zich op de meest ongelegen momenten aandienen. De lucht van zweet maakt sommigen zo misselijk dat ze moeten overgeven.
Een Bosnische vrouw vertelt in het boek dat ze niet meer tegen alcohol en sigaretten kan door wat ze in de oorlog heeft meegemaakt. „Ik heb dit jaar weer voor het eerst mijn familie gezien. Het was heel zwaar. We hadden een feestje. (..) Tijdens het feest dronk iedereen (..) Ik werd er helemaal stil van en toen werd mijn schoonzus kwaad (..) Mijn schoonfamilie kan zich niet voorstellen wat er met ons is gebeurd, maar ik kan het ze ook niet vertellen.” Tankink: „Zo wordt ze dus ook nog als spelbederver gezien.”
De vrouwen die de antropoloog sprak hebben veel lichamelijke en psychische klachten. Ze komen vaak bij de huisarts, maar ook daar zwijgen ze.
„Het merkwaardige is dat veel artsen soms wel vermoeden dat vrouwen met seksueel geweld te maken hebben gehad, maar er vaak niet naar durven vragen. Ze zijn bang dat er dan van alles wordt losgemaakt en patiënten nog verder in de problemen komen. Terwijl uit mijn onderzoek blijkt dat vrouwen wel graag willen dat in ieder geval de huisarts het weet.”
Bij een vermoeden zou de hulpverlener er dus wel naar moeten vragen, vindt Tankink. „Daarmee geef je aan: ik weet dat dit soort dingen gebeuren, er kan over gepraat worden, hier is het veilig om dat te doen. Ook al blijft het zo moeilijk voor die vrouwen om daarop te vertrouwen. Want dat vertrouwen in andere mensen zijn ze door alles wat ze hebben meegemaakt helemaal kwijtgeraakt.”
Niet voor niets kostte het Tankink veel moeite vrouwen te vinden die haar uiteindelijk dat vertrouwen wel wilden geven. Met een merkwaardige consequentie, zo moet ze constateren: „Ik had ze als dank graag mijn boek gestuurd of op mijn promotie uitgenodigd. Maar juist dat kan ik niet doen.”