zwarte bladzijden
O vuigjes samen-knoejend Joden troepetje
Gij, die zijt de afschuw van het Christen zijnd
Echt Christen-zijnd in eeuwigheid waar zijnd,
In-vroomelijk, God-dienend needrig stoepetje
Willem Kloos (1859-1938)
Scheldsonnet tegen de kring rond Isaac Israëls (1893)
O absoluut afschuwlijk applen-joodje,
Neen Jood niet, smous, die smeerig dorst aanranden
Mijn dichter-zijn, dat gíj met smeer'ge handen,
Smeerig van wan-verbruikte verf in 't slootje
Woudt gooien van uw eigen zwak aan banden
Gelegd bestaan, neen aan een walglijk strootje
Van blufferige kleinheid, machtloos zoodje
Van vuil begeeren, dat nu haast gaat stranden
Op 's werelds steen-rots-harde kust, die eindlijk
Zal walgen van dit stadsaangolvend zeewier
En zal met kalmen golf-slag heel dat grijpend
Ontuig versmijte' in zee terug, dat pijnlijk
Het angstig voelt, boven zich voelt den meeuw-zwier
Der menschheid in zich-zelf doende rijpend.
Willem Kloos
Ongepubliceerd scheldsonnet tegen Bernard Canter (1893)
undefined