Zijn ogen bleven glinsteren

Muhammad Ali maakt in 1967 bij een persconferentie bekend dat hij weigert naar Vietnam te gaan. Beeld anp
Muhammad Ali maakt in 1967 bij een persconferentie bekend dat hij weigert naar Vietnam te gaan.Beeld anp

In het jaar 1967 werd de bokser Cassius Clay beboet, bestraft en uit de bokswereld geplaatst. Hij was een lawaaimaker, had een grote mond en weigerde naar Vietnam te gaan om daar onschuldige Vietcongmensen dood te schieten.

Mart Smeets

Terwijl tienduizenden blanke Amerikaanse jongens van dezelfde leeftijd als Clay de vluchtroutes naar Canada en Europa zochten en vonden, bleef Clay op Amerikaanse grond staan: vluchten leek een blanke aangelegenheid, de moedige, zwarte bokser bleef staan, hij daagde het Amerikaanse politieke en sociale leven uit: gooi me maar in de gevangenis.

Het is vooral die kant van zijn bestaan die hem, op enig moment, de iconische eigenschappen verschafte om te worden die hij werd: een topsporter en wellicht de beste zwaargewicht bokser ooit, maar vooral een zegsman van de onderdrukte, zwarte Amerikaan. Daar, in het separatistische zuiden, werd hem, net terug met de gouden medaille van Rome, toegang geweigerd in restaurants en openbare gelegenheden. Hij zei: "In de USA noemen ze me nog een 'Olympic nigger', in de rest van de wereld luisteren ze naar wat ik te zeggen heb."

Als Mohammed Ali ging hij verder in het leven, van Christen werd hij Moslim, van Olympisch kampioen werd hij opstandig en soms ongeleid in zijn acties en waar zijn rasgenoten Kareem Abdul Jabbar, Jim Brown en Bill Russell (allen sportgrootheden) de weg van stille confrontatie en terughoudendheid bewandelden, werd Ali de roeptoeter van de opstandige, vrijgevochten, soms zelfs bandeloze en jonge Amerikaanse Moslim, hetgeen door de grote meerderheid van blank Amerika verafschuwd werd.

Hij was paradoxaal in vele acties en had grote moeite met het lezen van de Koran. Hij leerde een aantal basisteksten uit zijn hoofd. Pas onlangs werd bekend dat Ali vrijwel niet kon lezen; geen krant, geen boek, geen letter. Als een van de slechtste leerlingen van zijn school in Louisville had hij eindexamen gedaan: hij excelleerde in twee vakken: gymnastiek en kunstlessen.

Het feit dat hij in het openbaar lange speeches kon houden en gedichten kon voordragen komt voort uit een ijzeren discipline die teksten uit zijn hoofd te leren, zoals hij ook strakke trainingsschema's volgde, ook toen de jaren gingen tellen en een opmerkelijke aftakeling heel snel bij hem bovenkwam: Parkinson Syndroom. Hij bokste tot 1981 en was toen nauwelijks een schaduw van de lichtvoetige, snelle, soms clowneske verschijning in de ring, zoals hij vaak was geweest.

Waar was jij?
Die man kenden we, van epische gevechten tegen Joe Frazier en George Foreman. Die gevechten trokken ons naar de nachtelijke televisie en die uitzendingen stonden gelijk aan die van de maanlanding, de moord op John F. Kennedy en later de val van de Berlijnse Muur, het vrijlaten van Nelson Mandela in Zuid Afrika en 9/11 in New York en Washington: momenten om nooit te vergeten. Momenten die de vraag rechtvaardigden: waar was jij?

Waar was ik toen in 1996, in Atlanta, in de rust van de basketbalwedstrijd USA-Joegoslavie, Mohammed Ali in een golfkarretje de zaal binnengereden werd? Ik weet het nog precies: ik stond vier of vijf meter bij hem vandaan en zag een gebroken mens, trillend, onzeker en zoekend naar steun van iets of iemand.

Een dikke week eerder had hij de wereld vooral vertederd bij de Openingsceremonie van de Coca Cola Games. Trillend, met een uitdrukkingsloos gezicht had hij, ten overstaan van de hele wereld laten zien dat hij er nog was: die voormalige bokser die veel groter was geworden dan alleen de sportman Ali. Hier stond een icoon, een voorman, een geweldige toneelspeler, maar ook iemand die de waarheid over zijn vaderland voor de hele wereld kenbaar durfde te maken.

Nu was hij, geveld door zijn ziekte, een eerbiedwaardige kasplant en was medelijden, vermengd met veel respect wat ons bleef als herinnering aan die ooit vederlicht opererende bokser die centraal stond in de getructe opening act van de Spelen van 1996.

Daar zat hij dan
Daar zat hij dan. Hem was gezegd dat hij "zijn medaille terug zou krijgen", een kleinood dat hij in 1960 kwijt geraakt was. Snapte hij wat er ging gebeuren?

Ik had heel goed zicht op hem en voelde de enorme vibratie in de zaal. Veertig duizend mensen stonden, klapten, schreeuwden en hielden ook hun adem in. Het was een zo intens en zwaar beladen moment dat ik voelde dat iedere haar op mijn lichaam overeind stond, dat mijn adamsappel heftig steigerde, dat ik vocht tegen tranen en toen ik om me heen keek zag ik dat bij bijna iedereen rond me: nooit hadden we (ik spreek graag voor de anderen in de zaal) zoiets meegemaakt, nog nooit zo'n vibratie gevoeld en nog nooit zo goed gesnapt wat deze mens, in al zijn nu zichtbare kwetsbaarheid voor onze generatie had betekend. Ik kon zijn hoofd heel even van dichtbij zien, het was bijna angstig dichtbij. Ik zag zijn ogen. Twinkelend, glinsterend, levendig. Ik wist zeker: Mohammed Ali snapte wat er op dat moment gebeurde.

Vanaf dat moment heeft hij nog bijna twintig jaar geleefd. Totdat ook zijn "binnenkant" uitdoofde. Ook het hart van een icoon stopt ooit met kloppen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden