Zij wordt groot, de stad kleiner

In zijn stad Amsterdam gaat schrijver Jan van Mersbergen altijd op zoek naar het dorp. In deze laatste aflevering vraagt hij zijn dochter van 9 naar haar dorp.

JAN VAN MERSBERGEN

Mijn dochter is net negen. Ze is geboren in de Pijp, op drie hoog. Ze woont haar hele leven al in deze buurt, in deze stad. Amsterdam is haar leefomgeving, haar dorp. Hoe is dat voor haar? Ik vroeg het de jongedame zelf. "Wat vind jij van Amsterdam?"

"Leuk", was haar eerste antwoord. Ik fietste naast haar door de Rustenburgerstraat, het lange stuk tussen de Ferdinand Bol en het Van der Helstplein.

Leuk.

Hoe laat je een meisje van net negen praten? Geen vragen waarop ze ja of nee kan antwoorden. Geen leuk of stom.

Ik probeerde iets concreets. Ik vroeg haar naar straten of pleinen, naar plekken in de stad die zij kent. Misschien geeft dat een beeld van de stad waar een meisje van negen woont. "Weet je hoe deze straat heet?" vroeg ik.

Ze haalde haar schouders op. Geen idee.

Ik denk dat ze de kleine balkons met de gietijzeren hekwerkjes ervoor wel kent. Die balkonnetjes vormen mijn Rustenburgerstraat. Haar Rustenburgerstraat ziet er heel anders uit.

Ze weet waar haar vriendinnen wonen, die straatnamen kent ze. Een van haar vriendinnen woont in de Rustenburgerstraat, tegen de Van Woustraat aan. Soms gaan ze samen naar de Albert Heijn op de hoek, ijsjes kopen zonder een papa of mama erbij, heel spannend. Voor haar is de Rustenburgerstraat de straat van de Albert Heijn waar ze soms alleen naartoe mag.

Toen we over het Van der Helstplein reden zei ze: "Dit is het plein met de kauwgomballenautomaat."

Aan de andere kant van het plein hangt een rode kauwgomballenautomaat tegen de muur, een ouderwetse met zo'n stugge draaiknop en een klepje voor de uitgang.

De naam van het plein wist ze niet. Ze gokte: "Ostadeplein?" Omdat haar school aan de Van Ostadestraat ligt en we waren bijna bij school.

Toen ze een jaar of vier was wilde ze steevast centjes om snoep uit die automaat te halen. De platanen van het plein, de lampen in de bestrating, de terrasjes van de cafés, het zegt haar helemaal niets, die kauwgomballenautomaat is haar ijkpunt.

Op het laatste stuk naar school zong ze: "Aan de Amsterdamse grachten."

Ze was heel vrolijk.

"Welke pleinen ken je nog meer?" vroeg ik haar een dag later.

"Het Museumplein."

Dat plein kent ze heel goed, daar is ze praktisch opgegroeid. Het huis van haar moeder, waar ze de andere helft van de week is, staat net aan de andere kant van de Hobbemakade.

Ik vertelde haar dat haar broer toen hij klein was over de lichtlijn van het Museumplein kroop, nog voor hij kon lopen. Ze vindt het leuk om verhalen te horen over haar broer van voor zij er was. Haar grote broer als baby, dat vindt ze erg grappig. Onvoorstelbaar en grappig tegelijk.

Haar favoriete straat is de Apollolaan. "Apollo", roept ze als we vanuit de Pijp of vanaf Duivelseiland in de buurt komen, en dan wil ze graag over het betegelde vrijliggende fietspad van de Apollolaan naar huis.

Laatst moest ik eerst nog even langs het postkantoor, een pakje ophalen. Dat postkantoor ligt op de hoek van de Marathonweg en het verlengde van de Apollolaan - de Olympiaweg. Dus toen we vlak bij de fontein waren, zei ik tegen mijn dochter: "We moeten nog even langs het postkantoor, weet jij waar dat is?"

"Geen idee."

Ik had niet anders verwacht. Ze weet het wel, maar het kost even wat moeite, ze moest even nadenken. Dus ik zei: "Je bent er weleens geweest. Het is op een kruispunt."

"O ja", zei ze. Het begon te dagen, zeker toen ik haar vroeg wat er nog meer op het kruispunt ligt.

"De friettent", zei ze.

"Precies, en daar dus tegenover."

De friettent kent ze. Vanaf ons huis is het een hoek om, de Marathonweg in en dan een paar straten verderop. Als ik friet ga halen wil ze graag mee, want van de Marokkaanse jongens die in de friettent werken, krijgt ze altijd snoep. Ook nu dacht ze aan snoep. "Gaan we daar naarbinnen?" vroeg ze, een beetje opzichtig.

Ik herhaalde dat we naar het postkantoor moesten.

"O ja."

Toen vroeg ik haar of ze nog wist van die keer toen ze snoep voor haar broer vroeg.

Haar gezicht veranderde. Dat wist ze nog. Ook nu keek ze weer boos.

"Dat was heel stom", zei ze.

Ze vroeg een snoepje voor haar broer, die niet mee was. De man van de friettent vond het schattig, natuurlijk mocht ze een snoepje voor haar broer. En toen ze dat snoepje kreeg, zei ik: "Maar je hebt helemaal geen broer."

Iedereen in de friettent moest lachen en dat herinnerde ze zich nog, jaren later. "Ik heb wel een broer", zei ze toen we de fietsen voor het postkantoor zetten.

Voor een net-negenjarige bestaat het leven uit de vertrouwde zaken: huis, familie, boer, huisdier, school, vriendinnen. Straatnamen doen er niet toe. Het ontkennen van die vertrouwde zaken vindt een net-negenjarige heel moeilijk.

We moesten naar Osdorp voor turnles. Mijn dochters fiets had een lekke band, dus ze zat voor op het rekje van mijn fiets. We reden langs sombere flats met rommelige balkons, troosteloze winkeltjes, lelijke betonnen pleintjes.

"Zou je hier willen wonen?" vroeg ik.

"Nee."

Een kort en duidelijk antwoord.

Verderop bij de Sloterplas ziet de stad er weer beter uit: open water, nieuwe torenflats, brede straten. Bijna de wijk van de toekomst. Hoe was deze omgeving voor mijn dochter?

Mij viel het water op, de ruimte, de lichte hoge gebouwen met appartementen, de balkons. Zij zag vooral het oranje speeltoestel met gangen en netten. Ze vroeg: "Mag ik daar straks spelen?"

Ze vroeg het op zeurderige toon, want ze wist dat we op de heenweg geen tijd hadden en op de terugweg ook niet - ik moest nog koken.

Ik vroeg haar of ze het water en de zeilbootjes in de verte en de gebouwen tussen het groen niet mooi vond, en ze reageerde beleefd, maar toen we bij de turnhal waren zei ze: "Mag ik de volgende keer in dat oranje ding spelen?"

Laatst vroeg ik haar of ze een brief naar de brievenbus wilde brengen. Ze vroeg wel tien keer in welke bus ze de brief moest doen, en steeds antwoordde ik dat ze naar de postcode op de envelop moest kijken, en dan naar de postcodes boven de bussen. Als je dat je kinderen niet leert, vragen ze zoiets nog als ze twintig zijn.

Uiteindelijk ging ze naar buiten en zag ik haar de straat uit lopen. Ze ging alleen. Ze was dapper. Ze wordt groot en haar stad wordt kleiner.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden