Interview
Zij redde hem van de jihad
Moslimouders en hun kinderen vertellen over hun levens. Hoe anders zijn die? In deel drie van een serie: Fatima Ben Ayad en haar zoon Ilias Mahmoud Tighadouini.
Er was een tijd dat Ilias Mahmoud Tighadouini (30) niet meeat. Dan zat hij op zijn slaapkamer, met de klink eruit, en maakte hij zich achter zijn computer op voor de jihad. Zijn moeder Fatima Ben Ayad (58), die thuis in Amsterdam-West net een gigantische dampende kip op tafel zet, kan er acht jaar later nog niet over uit. Ze had vaak vriendinnen over de vloer. Dat was de voornaamste reden dat Mahmoud op zijn kamer bleef.
Fatima: "Jij háátte vrouwen!"
Mahmoud: "Nou, dat ook weer niet. Ik ontweek vrouwen uit liefde, zo dacht ik toen. Dus wilde ik hen geen hand geven."
Fatima schudt haar hoofd. "Soms zette ik dan maar een bord eten voor zijn deur."
Mahmoud: "Werd ik nóg boos."
Feestjes en bruiloften meed hij ook. "Daar was muziek, dat vond ik verderfelijk. En op die bruiloften zaten mannen en vrouwen door elkaar, dat vond ik ook niet kunnen."
Fatima: "Hij was 18, 19 jaar. Wat moest ik zeggen? Eén keer ben ik zo ontiegelijk boos geworden. Ik schreeuwde: wat dóe jij daar?"
Mahmoud: "Ik zei toen: 'Hou op, of ik spring uit het raam'. En daarna bleef ik expres helemaal stil."
Fatima: "Toen was ik zó bang."
Mahmoud: "Ik ging gewoon door met filmpjes kijken. Die kreeg ik van mijn online vrienden, de jongens die later Shariah4Belgium gingen vormen. In de filmpjes werden bijna altijd moslims vermoord door het Westen. Zij doden ons ook, dus, dachten we, het moet oog om oog, tand om tand."
Fatima: "Ik ging weleens naar binnen als hij in de douche was. Ik kan niet lezen, dus haalde ik mijn dochter erbij om mee te kijken. Ze zei dat hij niets deed."
Mahmoud: "Ja, maar ik was niet dom. Liet niets rondslingeren, sloeg alles versleuteld op in mijn computer. Mijn zusje kwam een keer binnen toen ik een onthoofdingsfilmpje keek. Heeft zij dat niet tegen u gezegd?"
Fatima: "Dat weet ik niet meer zo. Ik weet dat je zei dat je wilde vechten, dat baarde mij zorgen. In die tijd was het trouwens nog geen IS. Je wilde naar Palestina of Afghanistan."
Martelaarschap
Mahmoud: "Als het maar een plek was waar moslims het onderspit delven. Later wilde ik ook naar Irak. Ik dacht: ik heb niets te verliezen. M'n moeder probeerde me op andere gedachten te brengen, maar dat hielp niet. M'n broer heeft één keer geprobeerd me uit mijn kamer te trekken, maar ik kon tegenstribbelen. Ik had een mes onder mijn matras, dus ik was niet meer bang. Ik dacht toch al aan het martelaarsschap."
Hij had in het geheim zijn tas gepakt, een afscheidsbrief geschreven, en een foto gemaakt in legerkleding. Maar Fatima had hem in de gaten, en schakelde de wijkagent in. Die wist plots tot Mahmoud door te dringen. Hij werd meegesleept naar werk, naar een opleiding, en beetje bij beetje raakte hij zijn radicale ideeën kwijt. Inmiddels geeft hij lezingen om radicalisering te voorkomen.
Op de achtergrond staat een Arabische soap aan. Mahmoud klemt een kussen van de bank tegen zich aan. In zijn jeugd waren er geen voortekenen, zegt hij. "Integendeel. Ik had Nederlandse vrienden, speelde bij een voetbalclub, zat in een gemengde klas."
Fatima: "Je noemde de Nederlandse buurman 'opa'."
Mahmoud: "Ik ben zelf verantwoordelijk. Er zijn geen excuses. Ik heb kansen gehad, maar ik heb ze niet gepakt."
Dan stapt een van Mahmouds zusjes binnen, met lange krullen onder een baseballpet. Ze komt gedag zeggen op weg naar voetbaltraining. Als ze de deur uit is zegt Fatima: "Je ziet, hij heeft moderne zussen."
Conservatief kun je de familie niet noemen. Mahmouds vader, waar Fatima een jaar of acht geleden van is gescheiden, had een coffeeshop. Fatima had veel Nederlandse vriendinnen. Toch ontbrak er iets in zijn opvoeding, zegt Mahmoud. "Mijn moeder heeft me wel meegegeven dat ik de wetten van het land moet respecteren. Maar mijn ouders wisten gewoon niet alles over die wetten. Ik wist bijvoorbeeld niet wat vrijheid van meningsuiting was. Op tv scholden mensen op onze profeet. Ik zag het als aanval, en kwam in opstand. Mijn ouders hadden moeten zeggen: dat is een recht in Nederland, en daar moet je het mee doen. Maar zij wisten die dingen niet, daar konden ze ook weinig aan doen."
Fatima: "Ik mocht niet naar school van mijn vader. Dat vind ik heel erg voor mij."
Mahmoud: "Ze heeft me wel genoeg levenswijsheid meegegeven."
Fatima: "Ik heb altijd gezegd: Thuis ben je moslim, maar buiten ben je gewoon normaal. Kinderen horen met elkaar te spelen: moslim of niet."
Mahmoud: "Ik ging daar dus anders over denken: buiten moet je de islam verspreiden, vonden wij. Ik deed dat vooral op internet. Jongens aanpakken die volgens mij geen 'ware moslims' waren. Dat mijn zusjes geen hoofddoek hoefden te dragen van mijn moeder maakte me boos. Een van hen was fan van Britney Spears. Zette zij haar muziek keihard, en ik mijn Koranrecitaties. Of ik scheurde haar posters van de muur."
Fatima: "Kwam ze bij mij uithuilen."
Mahmoud: "Het lijkt of ik geloviger werd dan mijn ouders. Maar ik gehoorzaamde mijn moeder niet, dus kwam ik een belangrijke islamitische regel niet na."
Autoriteit
Fatima: "Toen zijn vader wegging, zijn de problemen van Mahmoud begonnen."
Mahmoud knikt. "Andere mensen kwamen dat gat opvullen. En mijn moeder kon mij niet aan. Mijn vader had autoriteit."
Fatima: "Ik vind dat hij een beetje te lief voor je was."
Mahmoud: "Nee, dat viel mee, hij kon ook streng zijn."
Fatima: "Ik was altijd boos op zijn vader. Hij liet mij alleen met zes kinderen. Niet twee, niet drie, nee, zes! Had de één problemen op school, dan rende ik daarheen, dan was een ander weer aan het vechten, en kwam ik thuis, dan zat Mahmoud daar met z'n deur dicht. Echt, het was een zwaar leven."
Mahmoud: "Mijn vrienden waren blij om de doden die bij aanslagen vielen. Ik hield twijfel: zijn dat geen onschuldigen? Maar ik had er geen gevoel meer bij als westerse mensen het loodje legden. Haat is een dief van je menselijkheid. Je voelt niet meer wat andere mensen voelen. Dat ik er uiteindelijk niet helemaal in ben meegegaan, komt toch doordat de dingen die m'n moeder me geleerd heeft in mijn achterhoofd zaten. "
Fatima: "Ik heb het met handen en voeten gedaan."
Mahmoud: "Ik weet nu wel één ding: vrouwen zijn supersterk."
Fatima zucht: "Je moet wel."
Vanochtend zag Fatima een meisje in nikab lopen, "helemaal in het zwart", zegt ze misprijzend. "Dat vind ik niet normaal. Ik ben ook bang van die mensen, sorry, echt waar. Nee, anderen moeten weten wie je bent. Er staat ook gewoon niets over in de Koran. Wel over een hoofddoek, ja, dat is normaal, die draag ik ook. Maar ik doe er kleurtjes bij, en leuke dingetjes."
Mahmoud: "Niet iedereen met een nikab of baard is gevaarlijk, he?"
Sinds ze hier 46 jaar geleden uit Marokko naar toekwam is er veel veranderd, zegt Fatima. "Nederland is Nederland niet meer. Als ik zie hoe vervelend kinderen hier in de buurt zijn: met eieren naar ramen gooien, het getreiter in Zaandam. Waarom letten die ouders niet beter op? Mijn kinderen zeggen soms: 'Mama, je lijkt Wilders wel'. Hoezo, zeg ik dan. Het is toch normaal dat je boos word van die dingen?"
Op straat merkt ze ook een groeiende anti-moslimssfeer, zegt Fatima. "Ik ben twee keer uitgescholden. Door kinderen die 'Isis' naar me riepen, en door een Hollandse man die naar me tufte en zei: 'Kankermarokkaan, ga terug naar je eigen land'. Maar dit ís mijn land."
Hij was net weer op de goede weg, vertelt Mahmoud, toen hij ziek werd, in 2011. Kanker. "Ik dacht: het zij zo."
Fatima: "Ik ga lekker dood, dacht hij. Dat was zó moeilijk."
Mahmoud: "Ik had niks te doen, dus ging ik weer op internet. Daar zei een jongen: zie je wel, je volgt het pad van westerlingen, en dit is wat je krijgt. Gods straf."
Bijna was hij terug bij af. Tot Mahmoud in het ziekenhuis een vrouwelijke chirurg aan zijn bed trof, die dacht dat hij sliep, en die hij hoorde zeggen: 'Wat een goed jong, ik hoop dat hij het redt'. Mahmoud was in tranen. "Dat had ik echt nodig. Ik ging de niet-moslims weer als mensen zien. En mezelf niet meer alleen als moslim. De mensheid, dat is óók waar we onderdeel van uitmaken."
Fatima: "Dat zéi ik toch al die tijd."
Radicalisering en het geloof
Sociologen van de Universiteit Utrecht onderzoeken hoe het geloof van moslimjongeren in Nederland zich ontwikkelt. Daaruit blijkt dat 17 procent religie belangrijker vindt dan hun ouders. Is dat ook de groep die gevaar loopt te radicaliseren? Niet per se, legt migratiewetenschapper Fenella Fleischmann uit. “Ook jongeren die religie even belangrijk vinden als hun ouders, ruim de helft, kunnen radicaal zijn. En jongeren kunnen alleen religieuzer zijn dan hun ouders als de ouders niet maximaal scoren op onze meting van religiositeit”.
Al gaat het onderzoek over geloofsbeleving, over radicalisering zegt het weinig. Fleischmann: “Een kind dat vaker naar de moskee gaat dan zijn ouders, is niet meteen radicaal. Wel zijn radicalen vaak in sterke mate praktiserend.” Er is vrijwel geen grootschalig en kwantitatief onderzoek gedaan naar radicalisering, zegt Fleischmann. “Het betreft nu eenmaal een kleine groep mensen. En die willen vaak niet meewerken.”