Zeven wilde en bijstere mannen in het Deelerwoud

recensie Het Deelerwoud is te boek gesteld, met wisselend resultaat. En vogelaar Hans Dorrestijn schrijft met merkbaar plezier over zijn hobby. Twee nieuwe titels over de natuur.

TEKST JOOP BOUMA

Drie jaar geleden verscheen 'Planken Wambuis, wild en bijster land', een uitbundig geïllustreerd boek over dit landgoed aan de zuidrand van de Veluwe tussen Arnhem en Ede. Twaalf auteurs schreven hun verhaal over dit fraaie natuurgebied. Het boek werd met lof besprenkeld, ook in Trouw.

Het smaakte naar meer en, jawel, inmiddels verscheen: 'Het Deelerwoud', met dezelfde prikkelende ondertitel 'wild en bijster land'. Het boek gaat over een fraai, stil en misschien wel wat vergeten natuurgebied tussen Arnhem en Apeldoorn, aan de oostkant van de Veluwe. Sinds 1967 is het eigendom van Natuurmonumenten.

Waarom de auteurs voor diezelfde ondertitel kozen wordt niet echt duidelijk. Misschien waren het marketingoverwegingen. De aflevering over het wilde en bijstere Deelerwoud vormt het bewijs dat succes niet een-twee-drie te kopiëren is. Maar goed, de hele natuur is per slot wild en bijster (in de betekenis van 'bijzonder'), dus fout is zo'n ondertitel niet snel.

Het drukwerk straalt kostenbesparing uit. De vormgeving is matig en dat geldt ook voor de kwaliteit van veel van de foto's. Niet alleen de afdrukkwaliteit, ook de compositie van de beelden: het is niet spetterend. Alles ademt een zekere liefdeloosheid, een boek dat te snel in elkaar is gedraaid. Op enkele plaatsen worden ettelijke pagina's na elkaar gevuld met enorme foto's, die het niet waard zijn om zo groot te worden afgedrukt. Het is alsof er te weinig tekst was en er pagina's moesten worden opgevuld.

Dan de inhoud: een belangrijk deel van 'Het Deelerwoud' beschrijft wandelingen in het gebied van een wisselend groepje mannen (in totaal werkten er zeven mee aan dit boek). Ze praten over het landschap, over actuele natuurkwesties, maar het boeit niet altijd. Een hoofdstuk over een wandeling, dat begint met een opsomming van de manier waarop de drie wandelaars vanuit hun woonplaats naar het Deelerwoud rijden of fietsen, belooft geen spetterend vervolg. Die belofte wordt waargemaakt. Het babbelt, het meandert, het leest niet lekker.

Maar het boek bevat zeker ook informatieve, goed geschreven hoofdstukken, bijvoorbeeld over de geschiedenis van het gebied (door historicus Gerrit Breman) en over de grote publieksactie waarmee Natuurmonumenten in de jaren zestig het geld bij elkaar haalde om het Deelerwoud aan te kopen (door historisch geograaf Michiel Purmer). Ook het hoofdstuk (door uitgever/vormgever Martien Frijns en boswachter/gebiedsmanager Machiel Bosch) met daarin een gesprek met de oudste zoon van de laatste particuliere eigenaar van het Deelerwoud, geeft een mooi tijdsbeeld.

Het gebied heeft een lange historie. Sinds 1837 was het enorme Deelense Veld uiteengevallen in kleinere privé-eigendommen. In 1935 kocht de familie Peletier het Deelerwoud, dat toen 1000 hectare omvatte. Het gebied was goeddeels bebost en omrasterd voor de jacht. In 1965 komen het Deelerwoud en de aangrenzende Deelerheide (150 ha) te koop te staan. Natuurmonumenten ziet meteen de strategische waarde, beide gebieden vormen een schakel tussen de Veluwe en de Veluwezoom, die beide dan al nationale parken zijn. Maar er is een tekort van 2 miljoen. Dat geld wordt uiteindelijk met succes ingezameld onder het Nederlandse volk.

Sinds 2001 wordt er bij wijze van experiment niet meer gejaagd op dam- en edelherten in het Deelerwoud. Gevolg is dat er nu te veel damherten in het gebied rondscharrelen. Zij zorgen voor bosbouwschade bij omliggende terreineigenaren. Bovendien is het aantal aanrijdingen toegenomen. Daarom heeft Natuurmonumenten onlangs de bufferzone van het gebied, waarin damherten wel mogen worden gedood, fors uitgebreid.

Martijn Frijns & Machiel Bosch (samenstelling) en vijf anderen: 'Het Deelerwoud, Wild en bijster land', uitg. AFdH Uitgevers/Natuurmonumenten, 320 p, 29,50 euro.

undefined

De onverantwoorde luchtsprongetjes van Hans Dorrestijn

Hans Dorrestijns 'Volkomen Vogelgids' is geen boekje voor vogelaars in het veld. Te zwaar, met 573 bladzijden. Klopt ook, deze gids is een prachtige, vermakelijke leesbundel vol vogelverhalen van de 76-jarige Dorrestijn, die pas op zijn zestigste serieus werk ging maken van de vogels, maar intussen wel zijn derde ornithologische publicatie aflevert.

Hij voelt zichzelf nog steeds een beginner, schrijft Dorrestijn in zijn eerste voorwoord. Eerste voorwoord? Ja, heer Dorrestijn schreef er tien en dat past ook geheel bij zijn persoonlijkheid, hij is de man van mitsen en maren, van twijfel en tweestrijd.

Als je 'm leest, hoor je 'm praten. Dit bijvoorbeeld: "De echte vogelaars begonnen al op hun tiende. Daar staat tegenover dat ik op pensioengerechtigde leeftijd een onverantwoord hoge luchtsprong maak bij het zien van een puttertje of een distelvink. Ik heb al duizend puttertjes gezien, maar mijn vreugde neemt eerder toe dan af."

Dorrestijn is lang geleden gestopt met drinken, kroegbezoek en vrouwenjacht. Het glas is vervangen door de verrekijker en dit leven leeft hij met het grootste plezier, blijkt ook uit dit boek.

Al weet ook hij dat er in het wereldje van de vogelaars lieden rondlopen - 'vroom en verwaten'- die "zich verheven voelen boven alles en iedereen in de mening dat ze zo veel van de natuur houden dat de natuur ook meer van hen houdt dan van andere mensen. Dat zijn hele akelige figuren: ze denken dat hun liefde voor plant en natuur ze het recht geeft om hun medemens te minachten". Zo diep zal Dorrestijn nooit zinken.

'Hans Dorrestijns Volkomen Vogelgids', uitg. Nijgh & van Ditmar, 573 p, 34,99 euro

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden