Zelfs voor de optimist is Parijs nog ver
Het lijkt een eenvoudig sommetje voor de onderhandelaars op de klimaattop in Parijs. Het doel is de opwarming van de aarde beperkt te houden tot 2 graden. De mens heeft tot nu toe 2000 gigaton CO2 in de atmosfeer gebracht. De rekenmodellen zeggen dat daar nog 1000 gigaton bij mag.
Op dit moment ligt de jaarlijkse uitstoot wereldwijd op een kleine 40 gigaton. Ofwel: als we in dit tempo doorgaan, passeren we over 25 jaar de kritische grens. Het kan ook anders: als die uitstoot in vijftig jaar geleidelijk wordt teruggebracht naar nul, is het budget pas in 2065 opgebruikt. En warmt de aarde hooguit twee graden op. Dat wordt de opdracht in Parijs. Nog maar 1000 gigaton te gaan, dat is geen eenvoudige taak. De aarde is al bijna 1 graad opgewarmd. En voorlopig groeit de jaarlijkse uitstoot nog altijd. Bovendien is het sommetje zo eenvoudig niet. Er zitten zeker zes vragen aan vast.
1. Is 2 graden een veilige grens?
Naarmate de atmosfeer verder opwarmt, worden de gevolgen, zoals zeespiegelstijging of extreme droogtes, ernstiger. Maar de geschiedenis van de aarde heeft ook geleerd dat de opwarming kritische grenzen kan passeren waarna het proces zichzelf versterkt en uit de hand loopt. Als bijvoorbeeld het ijs van de Noordpool is gesmolten, wordt het zonlicht daar niet meer weerkaatst, terug de ruimte in, maar verdwijnt het in de poolzee en warmt het water extra op. En als de toendra's ontdooien, kan methaangas uit de bodem vrijkomen en stuwt dit broeikasgas de opwarming verder omhoog.
Niemand weet waar die kritische overgangen precies liggen. Er is geen wetenschappelijke grond om 2 graden als criterium te nemen. In zijn laatste rapport over de gevolgen van klimaatverandering brandt het IPCC er zijn vingers niet aan. Het klimaatpanel van de Verenigde Naties schreef in 2014 slechts dat de gevaarlijke omslagpunten in klimaatsystemen zeer waarschijnlijk tussen 1 en 4 graden opwarming liggen.
De grens van 2 graden is gebaseerd op de inschatting van experts, zegt Detlef van Vuuren, klimaatonderzoeker van het Planbureau voor de Leefomgeving en hoogleraar in Utrecht. "Het is vooral een politieke keuze, het klimaatbeleid krijgt zo een concreet doel. Er zit geen specifieke studie achter. Het is meer dat deskundigen tot 2 graden nog geen ernstige verstoringen verwachten."
Het idee van een duidelijke grens vond zijn weg in het internationale klimaatbeleid en werd uiteindelijk op de conferentie van Kopenhagen, eind 2009, door veel landen omarmd. Die top was volgens velen een mislukking - er kwam geen klimaatverdrag - maar eindigde wel met de erkenning dat de wereld moest pogen de opwarming beneden de 2 graden te houden. Op de top erna, in Cancún, pleitten met name ontwikkelingslanden voor een grens van 1,5 graden.
2. Biedt stoppen bij nog eens 1000 gigaton CO2 de garantie dat het bij 2 graden blijft?
Nee, daarin zit nog een ruime marge. Het IPCC schat de kans op twee derde dat met een grens van 1000 gigaton het doel wordt bereikt. Die onzekerheid komt vooral door de zogeheten klimaatgevoeligheid. Hoeveel bedraagt de opwarming als de CO2-concentratie in de atmosfeer verdubbelt? 1,5 à 4,5 graden, schreef het IPCC. Die 1000 gigaton is gebaseerd op die schatting.
Wie gelooft dat de klimaatgevoeligheid slechts 1,5 graad is, mag dus nog 2000 gigaton CO2 in de atmosfeer brengen. Maar de kans dat de opwarming dan onder de 2 graden blijft is wel erg klein.
3. Is die 1000 gigaton nog haalbaar?
Het verleden stemt niet hoopvol. De mondiale uitstoot stijgt nog steeds. Tot een paar jaar geleden voerde de trend zelfs naar het zwartste scenario: een temperatuurstijging van 4 à 5 graden in 2100. Sindsdien zwakt de stijging iets af, meer als gevolg van de economische crisis dan door klimaatbeleid.
Klimaatwetenschappers waarschuwen al zeker vijftien jaar dat er een trendbreuk moet komen. In 2010 moet de uitstoot van CO2 gaan dalen, meldde het IPCC in 2001. "De kraan moet dicht", zei oud-IPCC-topman Bert Metz in 2008 in deze krant. "In 2015 moeten we wereldwijd de groei van de CO2-uitstoot tot staan hebben gebracht." Nu heet het dat de daling in 2020 moet zijn ingezet, om het tweegradendoel nog te halen.
"Die oproepen waren telkens terecht", zegt klimaatonderzoeker Detlef van Vuuren. "Als de knik in 2010 was gerealiseerd, was de operatie veel goedkoper en gemakkelijker geweest. Nu zitten we op een route waarbij bijvoorbeeld kolencentrales moeten worden stilgezet terwijl ze nog niet zijn afgeschreven. Of je rekent erop dat je na 2050 een negatieve uitstoot hebt. Dan kun je het nu iets rustiger aan doen."
Negatieve uitstoot? "Centrales die draaien op biomassa, zoals houtsnippers of oogstafval, zijn in principe CO2-neutraal. Als je de CO2 die ze uitstoten, onder de grond opslaat, heb je de CO2 in de atmosfeer zelfs verminderd."
Hij geeft toe, er zitten haken en ogen aan: de productie van biomassa verdringt nu nog vaak de landbouw, in de praktijk zijn de centrales nog lang niet CO2-neutraal en de ondergrondse opslag van het gas moet worden beproefd en stuit op veel verzet.
Van Vuuren: "Maar áls het te zijner tijd mogelijk is, kun je je bijvoorbeeld permitteren om 1250 gigaton uit te stoten en kun je die overschrijding van 250 gigaton straks met een negatieve emissie weer corrigeren. Dan maak je gebruik van het feit dat het klimaat traag reageert op een veranderende CO2-concentratie. Het maakt de onderhandelingen echter heel lastig. Hoeveel reken je nú op een techniek die je pas in de verre toekomst gebruikt?"
4. Er zijn toch meer broeikasgassen dan CO2?
Klopt. Ook gassen als methaan en lachgas dragen bij aan de opwarming van de aarde. Als je de uitstoot van al die gassen omrekent naar een hoeveelheid CO2 die een vergelijkbare opwarming geeft, wordt de mondiale uitstoot 53 gigaton per jaar (waarvan dus 40 gigaton pure CO2).
De onderhandelingen in Parijs gaan over de vermindering van de jaarlijkse uitstoot van alle broeikasgassen. De relatie met het tweegradendoel is minder eenduidig dan bij die 1000 gigaton, maar toch: als de wereld de opwarming wil beperken tot 2 graden en geen toevlucht wil nemen tot de opslag van CO2, moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen in 2050 met ongeveer 70 procent zijn teruggebracht (ten opzichte van 2010). Gaat de opslag van CO2 wel een rol spelen, dan kan de reductie iets minder zijn: 40 procent in 2050.
5. Gaan we het nog halen?
Voorlopig niet. In Parijs gaat het om afspraken voor 2030. Om op koers te komen voor het tweegradendoel moet de uitstoot van alle broeikasgassen in dat jaar zijn teruggebracht tot 42 gigaton. In de aanloop naar Parijs hebben 146 landen hun plannen voor CO2-reducties ingediend (peildatum 1 oktober). Als zij die beloftes waarmaken, neemt de jaarlijkse mondiale uitstoot in 2030 toe tot 55 gigaton - zonder beleid zou de wereld uitkomen op 65 gigaton. En stijgt de temperatuur met 2,7 graden.
Een cruciale rol is weggelegd voor China. Dat land draagt nu bij voor een kwart van de totale emissie en heeft toegezegd die uitstoot vóór 2030 om te zullen buigen. "Met die toezegging halen we de twee graden nooit", zegt Michel den Elzen van het Planbureau voor de Leefomgeving. "China heeft nu de historische verantwoordelijkheid om stappen te zetten waarmee het doel in zicht komt."
Dat ontslaat andere landen niet van hun plichten, benadrukt Van Vuuren. "Niet alleen het rijke Westen moet extra stappen zetten, niet alleen China en India moeten daarbij aanhaken, ook landen als Brazilië en Zuid-Afrika kunnen niet achterblijven. Iedereen moet meedoen. En in álle sectoren, ook lucht- en scheepvaart bijvoorbeeld , anders halen we het niet."
6. We blijven optimistisch?
Laten we beginnen de beloftes die iedereen voor Parijs gedaan heeft, in te boeken, zegt klimaatonderzoeker Detlef van Vuuren. "Zonder de illusie te hebben dat al die beloftes worden waargemaakt."
Daar zijn de reviews voor, vult zijn collega Den Elzen aan. "Om de vijf jaar bekijken we hoe we ervoor staan, en maken we nieuwe afspraken om de doelstellingen aan te scherpen."
Vergeleken met Kopenhagen is de grote winst van Parijs dat er beloftes zijn gedaan en dat we niet meer koersen op een allesomvattend verdrag. Van Vuuren: "Bij zo'n bindend akkoord is iedereen vooral druk met het zoeken naar uitwegen. Naar mazen in het akkoord, om onder de afspraken uit te komen. Van toezeggingen mag je verwachten dat landen zich er aan zullen houden."
Maar die toezeggingen zijn nog heel voorzichtig, tempert hij. "Feitelijk zijn we sinds Kopenhagen niet veel opgeschoten; niet qua terugdringen van emissies in ieder geval. De wereld is wel wat gevorderd met duurzame energie. Sommige landen - Brazilië, de VS en de EU - zetten de eerste stappen met hun beleid. Maar verder? We moeten het allemaal nog zien."
En wat doet Nederland?
Nederland zal ook in Parijs tijdens de VN-klimaatonderhandelingen netjes binnen de afspraken blijven die in EU-verband zijn gemaakt. Geen stapje meer. Het koninkrijk wil een breed, juridisch bindend klimaatakkoord.
De drie Caribische landen van het koninkrijk die per saldo de grootste risico's lopen bij klimaatverandering, doen volop mee in Parijs. Aruba, Curaçao en Sint Maarten maken deel uit van de vijftien koppen tellende Nederlandse delegatie.
Zaterdag al vertrekt er een speciale klimaattrein vol congresgangers richting Parijs. Volgende week maandag zal premier Mark Rutte arriveren voor een bijeenkomst van staatshoofden aan het begin van de VN-top.
"De tijd van vrijblijvendheid is voorbij", aldus de nieuwe staatssecretaris voor milieu, Sharon Dijksma. In een brief aan de Tweede Kamer herhaalde ze begin deze maand wat het kabinet eerder al vastlegde: de uitstoot van broeikasgassen moet in 2030 met ten minste 40 procent zijn verminderd en met 80 tot 95 procent in 2050. Het is wat de hele EU wil.
Een emissiereductie van 40 procent in de komende vijftien jaar wordt al een hele klus voor Nederland, zeker nu de rechtbank in Den Haag in de zaak van duurzaamheidsorganisatie Urgenda bepaalde dat het koninkrijk toch echt een stapje meer moet zetten. Dat vonnis staat overeind zolang het hoger beroep van de staat nog niet is behandeld. Het betekent vooralsnog dat de plannen uit het oude Energieakkoord verder moeten worden aangescherpt. Nederland moet, los van Parijs, al een tandje bijzetten.
Dijksma hoopt dat in Parijs een nieuwe, mondiale basis wordt gelegd voor 'een effectieve mondiale klimaatsamenwerking'. ,,Parijs is geen eindstation'', schreef ze in haar Kamerbrief. Ze wil in Parijs streven naar een akkoord waarin alle 196 landen hun deel bijdragen aan het beperken van de gevolgen van klimaatverandering. Want: voorkomen van verdere klimaataantasting is één doel, iets anders is dat veel - ook armere - landen nu al de gevolgen ondervinden en (financiële) hulp moeten krijgen om die effecten in te dammen.
Nederland wil in Parijs vooral 'niet-statelijke actoren' betrekken bij het klimaatbeleid zoals bedrijven en maatschappelijke organisaties. Overheden kunnen het klimaatprobleem niet alleen aanpakken. Dijksma wil de 'energie en de daadkracht' van het maatschappelijke veld benutten. Vooral het bedrijfsleven moet in de visie van Nederland de komende jaren een grote rol gaan spelen.
In Nederland hebben enkele bedrijven, zoals Philips, NS, DSM en Friesland Campina die voortrekkersrol al op zich genomen. Ze hebben vorig jaar de Nederlandse Klimaatcoalitie opgericht waarin inmiddels meer dan tweehonderd bedrijven, groene organisaties, provincies, waterschappen en gemeenten plannen uitwisselen voor een klimaatneutrale samenwerking. De klimaatcoalitie zal zich ook in Parijs in de discussie mengen.
Op het gebied van transport, mobiliteit en water wil Nederland zich profileren in Parijs. Op verzoek van het Franse voorzitterschap zal Nederland in de marge van de VN-conferentie aandacht vragen voor praktijkvoorbeelden van 'klimaatslimme oplossingen' die in de sectoren transport en waterbeheer zijn ontwikkeld. Ook op parallelle bijeenkomsten over oplossingen voor het aanpassen van landen op klimaateffecten, zal Nederland zich presenteren.
In feite lopen er in Parijs gelijktijdig twee conferenties naast elkaar: de VN-vergadering waar klimaatafspraken moeten worden gemaakt en parellel-vergaderingen die met concrete oplossingen moeten komen.