'Ze was totaal ongeschikt voor een burgermansbestaan'
Rein Hannik (1959), filmrecensent
"Coef, mijn moeder, was een heel grillige vrouw. Ik heb mooie dingen met haar meegemaakt. Ze had een scherpe blik, humor, kon zorgzaam zijn, was creatief. Maar ze kon ook heel ander gedrag vertonen. De eerste tien jaar van mijn leven werden toch vooral gekenmerkt door haar agressie, fysiek en verbaal. Maar klappen uitdelen is in ieder geval nog contact maken, al klinkt dat wat cru. Toen ik in de puberteit kwam, trok ze zich steeds meer terug.
Ze kreeg te maken met intense straatangst, angstaanvallen, deed een zelfmoordpoging en nam steeds meer afstand van alle mensen in ons gezin, ook van mijn vader en twee zussen. Mijn vader hield het na 25 jaar voor gezien. Na de scheiding werd ze krankzinnig en is ze opgenomen. Daarna is het eigenlijk niet meer goed met haar gekomen.
Toen mijn moeder stierf, in 2012, was ze 82. Na haar dood vond ik veertig dozen, volgestouwd met dagboeken, brieven, foto's, geluidsopnames, tekeningen. Ze had echt alles opgeschreven en bewaard. Een smerige bende was het. Het stonk naar pies en poep, het was geen aangename zoektocht in die dozen. Aanvankelijk wilde ik alles wegflikkeren, maar ik heb het toch niet gedaan. Ik wilde begrijpen waar haar gedrag vandaan kwam.
Coefs leven is stormachtig verlopen. Geboren in Nederlands-Indië, groeide ze op op een plantage en belandde als jong meisje met haar moeder en zus in een Jappenkamp. In de jaren zeventig kwam ze, na de zelfmoordpoging, bij de beruchte professor Bastiaans terecht, de man van de controversiële lsd-therapie. Hij stelde een kampsyndroom vast.
Van de sessies bij hem zijn tapes bewaard gebleven, ik heb ze allemaal afgeluisterd. Die man was vooral een megalomane goeroe, niet iemand waar je veel aan had als je net zelfmoord hebt willen plegen. Je hoort hoe hij haar voortdurend in haar trauma probeert te bevestigen. Ik denk dat de oorzaak voor haar gedrag maar deels hierin lag. Iedereen wil natuurlijk een lekker heldere verklaring, maar die is er niet. Het is het echte leven, geen fictie.
Na de scheiding is ze gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Ze had eigenlijk al vroeg antipsychotica moeten krijgen. En geen kinderen. Dat ze die toch kreeg was niet de druk van de tijd. Mijn moeder was heel autonoom, ook in de jaren vijftig. Ze deed precies wat ze wilde. Ze was haar tijd in dat opzicht ver vooruit. Ze heeft welbewust voor het huwelijk gekozen en voor die kinderen. Ze snakte naar een burgermansbestaan. Maar daar was ze gewoon niet geschikt voor.
Het schrijven was geen therapie om in het reine te komen met mijn eigen traumatische ervaringen. Maar zwaar was het wel om me te verdrinken in het leven van mijn gekke moeder. Ze was erg negatief, obsessief. Alles wat je niet van je moeder wilt weten ben ik te weten gekomen. Het maakte me een beetje ziek. Ik kreeg krampen over mijn hele lichaam, isoleerde mezelf. Nu functioneer ik wel weer redelijk normaal. Maar ik kan ook niet zeggen dat ik zo'n gelukkig mens ben. Ik ben beschadigd en daar valt geen mouw meer aan te passen. Je moet ermee leren leven.
Ik heb van het leven van Coef geen loodzwaar boek willen maken. Wel een integer verhaal, niet sentimenteel. Makkelijk was het niet, want het moest gebaseerd zijn op de feiten. En het is best lastig om een boek met een goede spanningsboog te schrijven als je niet mag liegen. Ik ben jarenlang filmrecensent geweest en getraind in het analyseren van een verhaal, ik weet hoeveel fouten je kunt maken. Ik heb geprobeerd er een soort roadmovie van te maken. En met de nodige humor, al klinkt dat gek."
Rein Hannik: Coef. De weg van de waanzin IJzer; 296 blz. euro 19,95
undefined