Woede en verdriet zijn weggeëbd
Vanaf het moment dat de golf hem onder water sleurde, heeft hij zijn broertjes niet meer gezien. Tien jaar na de verwoestende tsunami blikt Safrizal (nu 21) terug. De Indonesiër verloor bijna zijn hele familie.
Het was ongeveer een jaar later. woonde met zijn oom en tante nog in een noodopvangkamp iets buiten de stad toen hij 's nachts droomde dat hij met schoolvriendjes aan het spelen was. Rond zonsondergang kwam hij weer thuis waar zijn tante hem opwachtte. Je ouders en broertjes zijn er niet meer, vertelde Safrizals tante in zijn droom. "Ze zijn dood. God heeft ze genomen."
De droom, nu zo'n negen jaar geleden, was een keerpunt in Safrizals verwerking van de ramp die hem en zijn familie trof. De tsunami die een jaar eerder Safrizals woonplaats Banda Atjeh totaal verwoestte en in vijftien landen ongeveer 200.000 levens wegspoelde, trof ook zijn familie keihard. Vader, moeder, drie broertjes en oma - allen verdronken ze op die 26ste december 2004. Safrizal was de enige overlevende van het gezin. De droom waarin hij plots alleen was na het buitenspelen, was een moment waarop hij de waarheid onder ogen zag. Zijn familie zou écht nooit meer terugkomen.
Nergens maakte de enorme vloedgolf zoveel slachtoffers als in Atjeh, meer dan 130.000 mensen stierven in het uiterste noorden van het Indonesische eiland Sumatra.
Nog altijd woont Safrizal (nu 21) - zoals veel Indonesiërs heeft hij maar één naam - in Banda Atjeh, de grootste stad in het gebied. Daar vertelt hij openhartig over het verlies van zijn familie en de periode na de ramp. De gebeurtenissen van die rampzalige dag lepelt hij tot in detail op, zonder wroeging of verdriet.
Voor de toen elfjarige jongen begon het als een gewone zondag. In het streng-islamitische Atjeh was aan niets te merken dat in christelijke delen van de wereld Tweede Kerstdag werd gevierd. "We waren net wakker. 's Ochtends vroeg zat ik met mijn jonge broertjes voor de tv. Opeens begon het te schudden. Ik had nog nooit zo'n sterke aardbeving meegemaakt. De tv viel direct uit. Mijn moeder stuurde mij samen met twee van mijn jongere broertjes het huis uit. Zij wist dat we moesten uitkijken voor naschokken, buiten zouden we veiliger zijn voor vallende brokstukken.
"Ongeveer een kwartier na de aardbeving hoorden we een aanzwellend zoemend geluid. Oma riep: 'Er komt een storm aan!' We gingen snel naar een grasveld iets verderop. Daar kon niets omver waaien. Terwijl we daarheen renden, werd het gezoem een soort gebulder, alsof een vliegtuig laag overvloog. Een man op een motor passeerde ons. 'De zee komt! Het water stijgt, ren weg!', waarschuwde hij. Onmogelijk, dachten we."
Van de wind die zijn grootmoeder vreesde, viel op het veldje niets te merken. Van wassend water des te meer. Al snel stroomde de vloedgolf uit de Indische Oceaan in hun richting. Het lawaai werd steeds luider. "Het water kwam snel omhoog. Opeens stond het tot m'n knieën." Tijdens zijn verpulverende tocht door de stad veranderde het oceaanwater in een smerige, kolkende massa. "Gitzwart was het. En het stonk. Net alsof het 'solar' was", een benzinetype dat in Indonesië verkocht wordt.
"Toen kwam een grote golf. Ik probeerde de handen van m'n twee broertjes vast te houden. Mijn jongste broertje, die nog maar twee was, was bij mijn moeder thuis. Het water overspoelde ons, ik kon ze niet langer beethouden.
"Ik raakte kopje onder. Onder water kwam mijn spijkerbroek vast te zitten in een hek van prikkeldraad, gelukkig kon ik mezelf loswrikken en kwam ik weer bovendrijven. Vanaf het moment dat de golf mij onder water sleurde heb ik mijn broertjes niet meer gezien."
Bovenop de enorme vloedgolf greep hij een stuk hout van een kokospalm zodat hij net kon blijven drijven. Overtuigd dat het einde nabij was, begon Safrizal het islamitische gebed van de stervenden op te zeggen. Maar zijn tijd was nog niet gekomen. De golf smeet hem een halve kilometer verderop weer op vaste bodem.
Toevallig kwam hij daar een oom tegen. Ze vluchtten eerst samen een heuvel op, om uren later, toen het water wat was gezakt, naar het nog intacte huis van deze oom te lopen.
Tussen alle naschokken door, was het die eerste dagen na de ramp een kwestie van overleven, vertelt Safrizal. Langzaam drong tot hem door dat zijn familie de ramp misschien niet had overleefd.
De eerste echte confrontatie met de dood kwam pas vijf dagen na de tsunami, bij het zien van het lichaam van zijn oma. Zij is het enige familielid van wie Safrizal met eigen ogen heeft kunnen vaststellen dat ze de metershoge muur van water niet overleefde.
Vandaag, tien jaar na de tsunami, woont Safrizal weer op de plek waar hij die zondagochtend met zijn broertjes tv keek. Alleen aan een litteken bij zijn linkeroog - veroorzaakt door een stuk hout dat de tsunami in zijn gezicht smeet - is te zien dat hij toen strijd leverde met het krachtige water. Hij heeft een eenvoudig huis naast zijn tante, neefjes en nichtjes. Op een bankje in de schaduw praat hij kalm over de ramp en zijn leven daarna.
Voor de tsunami groeide hij op in een normaal gezin. Thuis waren ze niet arm, maar ook niet rijk. Terugkijkend op de afgelopen tien jaar vindt Safrizal dat hij ook nu nog een gewoon leven leidt. Net als zovelen in deze stad verloor hij immers naaste familie.
Na een onderbreking ging zijn schoolopleiding verder in het opvangkamp. Het huis waar hij direct na de ramp verbleef, was te vol om alle toegestroomde evacués te herbergen, ook was er geen school in de buurt. Twee jaar lang verbleef hij met zijn oom en tante in een provisorische en vooral kleine opvangruimte. In die tijd kreeg Safrizal bezoek van een ander familielid dat hem vroeg met hem mee te gaan naar Java, om een nieuw leven op te bouwen. "Ik wilde hier bij mijn oom en tante blijven. Daar heb ik geen vrienden, ik ken er niemand. Hier ben ik sterker."
Alsof wat hem overkwam de normaalste zaak van de wereld is, beschrijft hij zijn lot. Geen tranen, woede of emotie. Geen hartverscheurende vragen: waarom ik, waarom mijn familie? Niets van dat al. Ja, in het eerste jaar na de ramp was hij wel eens verdrietig of kwaad, maar dat is weggeëbd. Safrizal is eruit: "De tsunami was een daad van God. Daarom ben ik ook niet boos." Nee, de ramp was volgens hem geen straf voor de mensen in het gebied, maar gewoon een van de dingen die het Opperwezen blijkbaar nodig vond. Die zienswijze helpt misschien ook wel bij de verwerking van zijn verlies. Safrizal weet dat het zijn familie goed gaat in het hiernamaals. "Als ik maar bid, dan zal Allah goed voor mijn familie zorgen."
Vijfmaal daags knielt hij op een matje met zijn hoofd richting Mekka. Sigaretten en drank laat hij staan. In het streng-islamitische Atjeh staan op sommige verleidingen zelfs lijfstraffen, in overeenstemming met de sharia. De autonome regio mag die toepassen nadat na lange gevechten met het Indonesische leger een vredesakkoord werd gesloten in de nasleep van de tsunami (zie kader). Behalve het geluid van geweerschoten in de verte heeft Safrizal nooit veel gemerkt van het jarenlang woedende conflict tussen de Atjese onafhankelijksbeweging en het leger. "Soms ging ik met mijn vriendjes hulzen rapen in de bergen als er weer geschoten was. Dat leverde 28.000 rupiah per kilo op (iets minder dan twee euro bij de huidige wisselkoers - WvC)", lacht hij.
Na de tsunami is de streek erop vooruitgegaan, niet alleen vanwege het vredesakkoord. "Er zijn allemaal nieuwe gebouwen en scholen gekomen." Maar met zoveel slachtoffers hebben de Atjeeërs een hoge prijs moeten betalen voor hun nieuwe stad. "Elke keer als God iets helemaal verwoest brengt dat ook iets voort", zegt Safrizal. "Met onze ziel betalen we een hoge prijs, maar zo is het leven."
Met zijn gebedsmatje opgerold achterop zal Safrizal vrijdag, precies tien jaar na de tsunami, op zijn motor naar een van de grote massagraven buiten de stad rijden. Zijn gevoel vertelt hem dat zijn moeder daar met tienduizenden andere slachtoffers begraven ligt. Met het verlies is hij nu zo min mogelijk bezig, liever kijkt hij vooruit. Op verjaardagen van zijn overleden familieleden doet hij niks speciaals. Sterker, hij weet de data niet eens meer. Atjeeërs doen niet aan verjaardagsfeestjes.
Enkel bij de officiële herdenking op 26 december en natuurlijk met het Suiker- en Offerfeest stapt hij op zijn motor naar het massagraf. Daar, waar hij denkt in de nabijheid van zijn overleden familieleden te zijn, doet hij wat hij elke dag doet: in gebed Allah vragen goed voor zijn familie te zorgen.
undefined
Vrede en sharia in Atjeh na tsunami
Ver van het centrum van de macht in Jakarta hebben de Atjeheeërs altijd een zekere afstand gevoeld tot de rest van het land. Op de 'veranda van Mekka', waar het islamitische geloof voor het eerst in Indonesië aankwam, zijn de inwoners veelal vromer dan in andere delen van het land. Ook spreken de inwoners van Atjeh een eigen taal en voelen zij zichzelf cultureel minder verwant met de rest van Indonesië.
De eigen identiteit van Atjeeërs betekent dat zij al sinds jaar en dag hun eigen boontjes willen doppen. Dat was al een probleem voor de Nederlandse kolonisten, die er amper in slaagden het gebied onder controle te brengen. Oorlogen en opstanden zorgden voor veel onrust.
De Indonesische onafhankelijkheid leidde niet tot het einde van het streven naar meer zelfbeschikking. Ondanks perioden van rust werd er geregeld stevig gevochten tussen het leger en onafhankelijkheidsstrijders van de Beweging Vrij Atjeh (GAM). Door de jaren heen vielen er duizenden slachtoffers.
Deels onder internationale druk trok de net geïnstalleerde president Yudhoyono kort na de tsunami naar de onderhandelingstafel om de gevechten met de GAM te beëindigen. In ruil voor vrede bedongen de strijders vergaande autonomie voor Atjeh. Al voor het definitieve vredesakkoord van 2005 had de provincie Atjeh meer zeggenschap over de manier waarop de provincie bestuurd werd.
Het meest in het oog springende element van Atjehs bijzondere status is het strafrecht, dat grotendeels geïnspireerd is op de islamitische sharia. Moslims mogen in Atjeh niet gokken of alcohol drinken. Ook prostitutie is verboden. Op straat moeten moslims zich aan de religieuze kledingvoorschriften houden.
Een regionale shariapolitie ziet toe op het naleven van deze regels. Lijfstraffen, bijvoorbeeld zweepslagen, worden met enige regelmaat op vrijdagmiddag na het gebed opgelegd aan islamitische inwoners die de regels overtraden.
undefined