Wist Ataturk van slachting bij Dersim?
Turken en Koerden praten, na een periode van bijna negentig jaar, voorzichtig over de invloed die het regime van Kamal Ataturk op het land heeft gehad. Ook is het niet langer taboe om het bloedbad dat het Turkse leger eind jaren dertig in het stadje Dersim aanrichtte, bespreekbaar te maken. 'De kogel is nu door de kerk.'
De tachtigjarige Seyit Riza heeft een hoed van westers model op wanneer hij omringd door jonge soldaten naar de galg wandelt. Op de foto uit het jaar 1937 is te zien dat een van de soldaten de arm van de bejaarde man heeft gegrepen en hem naar voren helpt. Riza heeft het hoofd licht naar beneden laten hangen. Een laatste verzoek van de man om vóór zijn zoon opgehangen te worden, is geweigerd. Met de pijn van de dood van zijn zoon loopt de religieuze leider van het Koerdische gebied Dersim de dood tegemoet. De hoed op zijn hoofd is het werk van de Turkse machthebbers die zelfs ter dood veroordeelde bejaarden in moderne kledij willen zien.
De grote omwenteling in Turkije begint niet in het heden, maar in de tijd dat Seyit Riza is geëxecuteerd. De vragen die in de doofpot zaten, vliegen nu in het rond. Want waarom is die man die amper kon lezen en schrijven en een van de religieuze leiders van de economisch zeer achtergebleven Dersim was, opgehangen? En; mocht deze man een bedreiging zijn geweest voor de republiek, waarom is het niet bij die paar executies gebleven en heeft de Turkse staat het hele gebied in een bloedbad veranderd? Het aantal geschatte doden varieert tussen de twintig- en vijftigduizend. Het Turkse leger heeft in 1937 en 1938 vreselijk huisgehouden in Dersim. Kinderen, vrouwen en ouderen zijn massaal neergeschoten, de mensen zijn vanaf ravijnen naar beneden gegooid, ze zijn neergestoken en vliegtuigen hebben de dorpen platgebombardeerd. Een bekende Turkse politicus die vroeger als arts werkte, schrijft op twitter dat hij ooit van een patiënt hoorde hoe de soldaten een einde maakten aan de levens van kleuters: door met houtstukken op hun hoofden te slaan.
Overlevenden van de massaslachting zeggen dat de rivier die door het gebied stroomt vanwege het bloed dagenlang rood was gekleurd.
Voor het eerst wordt over Dersim gepraat en de Turken willen weten waarom er zoveel mensen dood moesten en of hun held Ataturk iets te maken had met die verschrikkingen van 1937 en 1938.
Overal in Istanbul zijn beeltenissen te zien van de man die aan de fundamenten van de Turkse republiek staat. Een reeks foto's van hem sieren de muren bij de mooiste weg van Istanbul bij het Ciragan-paleis. Bij het grote Besiktas-plein gearriveerd kun je je ogen de kost geven aan een enorm Ataturk-standbeeld van metaal dat op mooi marmer rust en de blik op het bootverkeer op de Bosporus heeft gericht. Op de boot die van het Europese deel naar het Aziatische deel vaart, brengt een straatverkoper foto's van de grote leider aan de man. De duizenden passagiers die elke dag uit de boot stappen in Kadikoy worden onthaald door een beeld van schoolkinderen die les krijgen van Ataturk, de grote onderwijzer.
Ataturk is op straat, hij is in de overheidsgebouwen, op scholen, in de sieradenwinkels, (uiteraard) in het parlement, in de rechtbanken en in de harten van de mensen. Hij is de laatste dagen ook in de krantenkolommen te vinden, waarin op zoek wordt gegaan naar de redenen van de massaslachting in Dersim.
Over de kwestie Dersim bestaan twee opvattingen. De eerste is de officiële lezing van de Turkse staat en is als volgt samen te vatten: 'De Koerden in Dersim verzetten zich tegen de beginselen van de jonge republiek. Ze weigerden belasting af te dragen en maakten slachtoffers onder Turkse militairen. Toen het te erg werd en de Koerden daar onder leiding van Seyyit Riza in opstand kwamen, greep het leger in. Dat er zoveel doden onder de gewone mensen zijn gevallen, daar wist Ataturk niets vanaf: hij was ernstig ziek en is kort na die gebeurtenissen gestorven.'
Deze variant van de 'waarheid' wankelt de laatste tijd omdat een parlementariër van de republikeinse partij CHP, de partij die door Kamal Ataturk is opgericht, in een interview heeft gezegd dat zonder medeweten van Ataturk een dergelijk grote actie nooit had kunnen plaatsvinden. De kogel is nu door de kerk. Was Ataturk toen werkelijk te ziek of heeft hij zelf alles gepland?
In een café lapt Cafer Solgun het rookverbod aan zijn laars. De 49-jarige schrijver, komt oorspronkelijk uit het gebied Dersim en steekt de ene na de andere sigaret op. "Ik haast me de laatste dagen van het ene discussie-programma naar het andere. Ik heb het nog nooit zo druk gehad", zegt hij met een bescheiden lach.
Om maar met de meest prangende vraag te beginnen: heeft Ataturk de 'Dersim-holocaust' op zijn geweten? Solgun slaakt een lange zucht, kamt met zijn vingers zijn grijze baard en begint te vertellen: "In 1923 is de Turkse republiek gesticht. Twee jaar later besloot het regime van Ataturk dat er geen Koerden meer mochten zijn. Iedereen moest Turk zijn, iedereen moest bij dat verheven volk horen. Twee grote Koerdische opstanden die hierop volgden, heeft het leger weten te onderdrukken. Maar in Dersim was er geen sprake van een opstand. De taal, de cultuur, de kleding en het alevitische geloof van de bevolking was de leiders een doorn in het oog. Eerst veranderden ze de naam Dersim en maakten ze er Tunceli van. In 1936 hebben ze als voorbereiding op de slachting de wapens van de mensen in beslag genomen. Een jaar later zaaiden de militairen dood en verderf in het gebied. Het doel was om het bergachtige gebied dat niet wilde meedoen aan de modernisering van Ataturk uit te roeien."
Maar heeft Ataturk deze 'genocide' bewust laten uitvoeren? Iets verderop zit een keurig geschoren vijftiger thee te drinken. De krant Sozcu, die alleen ruimte heeft voor stukken waarin Ataturk opgehemeld wordt, ligt opengesagen op tafel. De man heeft zijn oren gespitst en luistert aandachtig naar Solgun. Voor de schrijver is de tijd van het zwijgen achter de rug, wie er ook meeluistert. Hij antwoordt: "Het is een grote belediging aan het adres van Mustafa Kamal Ataturk om te beweren dat hij niet op de hoogte was van Dersim. De man was tot zijn laatste adem oppermachtig. Bij de opening van het parlement heeft hij de regering gefeliciteerd met de succesvolle actie in Dersim. Er zijn foto's van hem en van zijn peetdochter Sabiha Gokcen. Ze staan voor een vliegtuig. Even later zou zijn peetdochter als eerste vrouwelijke gevechtspiloot de lucht ingaan om de dorpen van Dersim plat te bombarderen. Wist Ataturk soms niet waar Sabiha Gokcen naar toe vloog? Het is de hoogste tijd dat we in Turkije de rol van Ataturk in Dersim eens goed gaan bestuderen en dat alle archieven van de staat openbaar worden gemaakt."
De stille man met de boze blik staat nu op. Hij laat zijn krant achter en wandelt de koude straat in.
Koud is het ook in de omgeving van het vliegveld Sabiha Gokcen. De stad heeft twee vliegvelden waarvan deze kleinere is vernoemd naar de eerste vrouwelijke gevechtspiloot. Het grotere vliegveld heet Ataturk. Als het vliegtuig dat vanuit Sabiha Gokcen naar Ankara is vertrokken zijn neus buigt voor de landing in de hoofdstad zegt de medepassagier met de kleine, bruine ogen en geblondeerd haar dat ze de discussies van de laatste dagen niet meer kan verdragen. De directrice van een basisschool weet zeker dat de kwestie Dersim naar voren geschoven is om de seculiere Turkse republiek de genadeslag toe te brengen: "De islamistische AKP-regering heeft eerst het leger uitgeschakeld. Daarna was het de beurt aan de rechters om te buigen voor de regering. De laatste stap is het kapotmaken van de liefde die de mensen voor Ataturk voelen. Hoe kun je anders verklaren dat we nu opeens, zeventig jaar na dato over Dersim aan het praten zijn?"
In Ankara vind je niet alleen de standbeelden die aan de stichter van de republiek doen herinneren, maar vooral de zeer dominante aanwezigheid van het enorme Ataturk-mausoleum. Het bouwwerk op de heuvel kijkt uit over de moderne wijken, naar de wijken van de armen en naar de binnenstad waar Orhan Miroglu aan zijn column werkt. Hij is een Koerd die in de jaren tachtig zeven jaar in de beruchte Diyarbakir-gevangenis heeft gezeten. Hij is daar net als alle andere Koerdische gevangenen vreselijk gemarteld. Later is hij de politiek ingegaan en nu schrijft hij columns en boeken.
Hij zegt het vliegveld Sabiha Gokcen al twee jaar te boycotten. Miroglu stelt voor dat Turkije zich confronteert met het verleden en een eerste stap zet door de naam van het Sabiha Gokcen te veranderen. "De Ataturk-aanhangers weten heus wel wat er is voorgevallen in Dersim en dat dat zonder de betrokkenheid van Ataturk niet mogelijk was. Ze zijn bang dat als we over Ataturk gaan discussiëren het cement van de Turkse maatschappij verdwijnt. Misschien is het land inderdaad niet klaar voor het veranderen van de naam van het Ataturk-vliegveld, misschien kunnen we daar pas over tien jaar over praten. Maar uit respect voor de slachtoffers van Dersim kunnen we op zijn minst de naam van Sabiha Gokcen weghalen."
Orhan Miroglu vindt dat er in elk geval een start zou moeten worden gemaakt door omstreden namen te vervangen. "Ik woon bij een school die Talat Pasja heet. Dat is de man die verantwoordelijk wordt gehouden voor de Armeense genocide."
De volgende dag tekent een krant uit de mond van een bekende rechtse politicus op dat Ataturk tegen de toenmalige premier hoogstpersoonlijk de opdracht heeft gegeven om Dersim aan te vallen. Een andere krant schrijft dat Dersim als doelwit was gekozen omdat de stad de 'moderniteit' van de republiek niet kon bijbenen. Een grote schoonmaak was in de ogen van de leiders van toen de enige manier om beschaving te brengen naar Dersim.
De bewoners van de hoofdstad zijn in de war door wat ze de laatste dagen in de kranten lezen. De klap op de vuurpijl is dat premier Erdogan namens de overheid zijn excuses heeft aangeboden aan de mensen van Dersim.
'Zou het dan toch echt waar zijn?' vraagt de gitaardocent Kurtulus Mektepli. Het is zes uur. De wijken van de armen in de bergen rond Ankara onttrekken zich langzaam aan het zicht. Naast ons staat het grote standbeeld van Ataturk. Kurtulus komt oorspronkelijk ook uit Dersim en heeft van zijn ouders niet anders geleerd dan dat hij van Ataturk moest houden. "Voor mijn vader is Ataturk als een God en dat terwijl mijn opa en oma in 1938 op vreselijke wijze zijn vermoord door de militairen. Aan ons is altijd verteld dat Ataturk te ziek was en dat hij toen hij van de verschrikkingen hoorde, meteen opdracht heeft gegeven om de gruweldaden te stoppen. Maar nu weet ik het niet meer."
In Ankara zegt president Abdullah Gul dezelfde avond dat Turkije een te groot land is om bang te zijn voor zijn geschiedenis. Wat hem betreft kunnen de archieven dus open.
Kurtulus wandelt naar de bar waar hij die avond gaat optreden. Zal hij straks een van zijn liedjes wijden aan de opgehangen Seyit Riza die onderweg naar de galg een hoed op moest doen?
Er verschijnt een glimlach om de lippen van Kurtulus. Hij geeft geen antwoord, maar iedereen weet dat Turkije nog niet zo ver is, vooral niet in de stad waar de stichter van de republiek even verderop op een heuvel de stad overziet."
undefined