Winkel in, winkel uit

Jan van Mersbergen schrijft voor Tijd over typische mannendingen. Vandaag gaat hij winkelen. Met zijn vriendin.

JAN VAN MERSBERGEN

In 2015 schreef ik voor deze krant een reeks over winkelen. Over hoe ik in een winkel ben, waar ik op let, wat ik doe. Nu ging ik op een rustige zaterdagmiddag, de eerste mooie voorjaarsmiddag van het jaar, even boodschappen doen en een kopje koffie drinken met mijn vriendin, in onze buurt in Amsterdam, samen met ons kindje van vijf maanden, en heel slinks veranderde de middag in een winkelmiddag, en heel langzaam veranderde ook mijn gemoedstoestand, en niet ten goede.

Een nauwkeurige reconstructie.

Het plan was zoals gezegd: samen even boodschappen doen en koffiedrinken. O ja, en een pakketje ophalen bij het Kiala-punt. Dat was het begin. We hadden een babyslaapzakje besteld en dat konden we ophalen, net achter het Hoofddorpplein.

Oké, dan gaan we in die buurt boodschappen doen en daar zijn ook wel een paar leuke koffietentjes. Ik ben er helemaal klaar voor. Baby mee in de kinderwagen. Rugzakje mee.

We gingen op pad.

Eerst dat pakje ophalen. Geen probleem. Dat ging vlot. Ik wachtte buiten bij de kinderwagen, het is erg nauw in die winkel. Onze baby sliep.

Een tijdje terug zag ik in een andere stad bij een andere winkel een man op de stoep staan wachten. Hij had geen kinderwagen, hij was veel ouder dan ik. Hij wilde gewoon die winkel niet in. Ik zei toen nog tegen hem "dat hij wel mee mocht, met zijn vrouw". Hij lachte naar me. Hij was al een stuk verder, leerde ik op deze winkeldag.

Na het Kiala-punt liepen we de hoek om, daar ligt een Kruidvat. Daar moest mijn vriendin nog even wat kopen. "Oké", zei ik en weer wachtte ik buiten want ook die winkel is heel krap.

Ik ging op een bankje zitten bij een rotizaak die ik nog nooit eerder gezien had. Ik bekeek de menukaart. Zag er goed uit. Na een tijdje was ik wel uitgekeken op de menukaart en keek ik op mijn telefoon. Onze baby werd inmiddels wakker, de kar bewoog niet meer.

Daarna gingen we dan echt boodschappen doen en lekker ergens koffiedrinken. Dat was te overzien, maar op weg naar de supermarkt kwamen we eerst langs de Etos en daar hebben ze luiers in de aanbieding dus daar gingen we ook naar binnen - alle schappen inmiddels leeg, dat zul je altijd zien met die enorm voordelige aanbiedingen. En daar weer naast is de Hema waar we een slabbetje moesten halen, een plastic slabbetje om fruit te eten, want die kleine knoeit inmiddels flink.

Dat was een goed idee en tegelijk was dat een breekpunt op die middag want alles klopte, het even dit halen en even dat halen, maar ik was simpelweg niet ingesteld op deze hoeveelheid winkels, deze indrukken, dit in- en uitgeslenter. Dus mijn vriendin liep gewoon die grote Hema in op weg naar dat slabbetje en ik kon niet meer verder. Net voorbij de rookworstenbak bleef ik staan. Ik zag haar al naar kleertjes kijken. Dat slabbetje lag ergens achter in de winkel en op weg naar dat slabbetje kwam ze langs babytrui-tjes, broekjes, sokjes en nog veel meer handige spullen.

En ik kon niet meer.

Later, toen we alles uitgepraat hadden, zei ze: "Ik vroeg me al af waarom je niet meekwam de Hema in."

De moeilijkheid was dat ik op dat moment niet onder woorden kon brengen wat er met me gebeurde. Ik begreep wel dat het handig was even die spullen te gaan halen nu we er toch waren, maar de opeenstapeling van handige spullen die we allemaal nog moesten hebben en de andere spullen die we op weg naar die handige spullen weer tegen zouden komen, de eindeloosheid daarvan, dat was me te veel.

Pas thuis had ik dat door. Op het moment zelf verviel ik in koppig zwijgen. We moesten nog eten kopen, ook toen was ik heel stil.

En we zouden nog koffiedrinken, want dat was het plan en we zaten even buiten op de hoek bij het Vondelpark en die kleine zat heel mooi op tafel maar echt genieten kon ik niet meer.

Toen naar huis.

We kwamen langs een Turks winkeltje. "Ik ga nog even Turks brood halen", zei ze.

Toen zei ik echt helemaal niks meer.

Thuis wel.

Toen alle boodschappen in de koelkast zaten en die andere handige spullen ook opgeborgen waren, zei ik: "Waarom moesten we nou zes winkels in terwijl we alleen even iets op gingen halen en boodschappen doen en koffiedrinken?"

Ik probeerde het bij mezelf te houden: "Drie keer zo veel winkels dan gepland, ik word daar in ieder geval geen leukere man van."

Dus praatten we het uit. Het luchtte op, voor ons allebei.

Later die dag, tijdens het eten, zei ik tegen mijn zoon dat we waren wezen winkelen.

"Waar?", vroeg hij.

"De halve stad hebben we gezien", zei ik.

Het werd een leuk gesprek. Ik kon weer praten en mijn vriendin kon er wel om lachen.

Mijn zoon vroeg: "Wat gingen jullie kopen dan?"

Ik zei: "Alles wat los- of vastzat."

Nu werd het een beetje plagen.

Mijn zoon zei: "Je komt alleen in een winkel als je iets moet hebben, toch?"

Dat bedoel ik.

Winkels zijn ingericht op kopen. Als ik iets nodig heb, dan haal ik dat. Als mijn zoon iets nodig heeft, dan haalt hij dat. Mannen doen dat zo. Mannen zien alleen hetgeen ze moeten halen.

Winkels zijn ook ingericht op het kopen van spullen die je niet wilde halen. Winkels schreeuwen: 'Koop ook dit, koop ook dat'. Vrouwen zien dat.

Alles was opgeklaard maar toch hield het ons nog bezig. Hoe kon dit zo gebeuren? Hoe kan dit zo verschillend zijn?

De volgende dag stuurde mijn vriendin me vanaf haar werk een filmpje via Whats-App. Een plattegrond van een winkel met een route. Eerst ging een vrouw de winkel in en was de route roze gekleurd: totaal kriskras door de hele winkel. Daarna ging een man de winkel in: een rechte blauwe lijn naar het schap, dan naar de kassa, dan naar de uitgang.

Duidelijk.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden