Wijn in een kistje
Schrijver Jan van Mersbergen bezoekt vrijwel dagelijks een winkel. De komende weken beschrijft hij wat hij ziet en beleeft.
Toen ik die middag een middelbare school uit liep waar mijn zoon een open
lesmiddag volgde besloot ik naar de Amsterdamse Beethovenstraat te fietsen, ik wilde een fles wijn kopen. Op een hoekje zit de wijnwinkel van B.J. de Logie, een prettige winkel die mooie flessen heeft en bovendien hebben ze kistjes. Ik wilde een fles wijn in een kistje. Dat is zwaar en ziet er leuk uit en er zitten van die houtslingers in om het op te vullen. Mijn vader zou de kachel ermee aanmaken, mijn kinderen zouden het in hun caviahok stoppen, ik vind het er vrolijk uitzien.
Er stond een vrouw achter de toonbank. Ze vroeg: Waarmee kan ik u helpen?
Ik zei: Ik wil graag een flesje wijn, in een kistje.
Ik wees naar de stapel kistjes naast de toonbank.
Dat kan, zei de vrouw. Wit of rood?
Dat maakte eigenlijk niet zoveel uit, het ging me om het kistje. Ik zei: Doe maar rood.
En de prijsklasse?
Ik noemde de prijs. Daar ergens tussenin, daar heeft u vast wel een mooie fles wijn voor. En een kistje.
Dat komt helemaal goed, zei de vrouw. Ze liep naar de ruimte achter in de winkel en even later kwam ze terug met twee flessen: een rode wijn uit Italië en een rode wijn uit Frankrijk. De Italiaanse fles had een mooi etiket, lichter dan de Franse fles, en de fles was ook dikker. Dat leek me mooier in het kistje. Een smal flesje in een brede kist, dat ziet er raar uit, een beetje benepen. Zo van: ik pak uit met een flinke kist, maar dan blijkt er een heel smal flesje in te zitten.
Ik zei: Doe die Italiaanse maar.
De vrouw haalde een kistje van achter de toonbank vandaan. Eenpersoons, dacht ik, maar ik weet niet of dat voor flessen geldt. Ook pakte ze er een deksel bij. Ze legde de fles erin en vulde de kist op met dat houtspul, die lange snippers, dat schaafsel.
Ik zei: Komt wel mooi uit, een wijn uit Italië. Met degene waar de fles voor is ga ik van de zomer naar Rome.
De vrouw van de winkel zei: Nairobi?
Nee, zei ik, daar ga ik niet naartoe. Dat lijkt me helemaal niks. We gaan naar Ro-me.
O ja, zei de vrouw kort.
Nairobi, ik moest er niet aan denken.
Ik rekende af en de vrouw van de wijnwinkel plakte het kistje dicht met een klein grijs stickertje. Ik kreeg er een tasje bij, een doorzichtig tasje zodat iedereen mijn mooie wijnkistje kon zien.
Op de terugweg kwam ik weer langs de middelbare school. Ergens achter die hoge ramen moest mijn zoon zitten, de proeflessen waren nog bezig. Mijn zoon zag me niet. Hij weet dat ik wijnkistjes mooi vind maar vooral zou hij willen weten voor wie het kistje was.
undefined