Opinie
Wie in de bijstand zit, kan bijspringen in zorg en onderwijs
Als tegenprestatie voor een uitkering kunnen werklozen bijspringen in de zorg, het onderwijs of bij het onderhoud van de openbare ruimte, zeggen John Kerstens en Jan-Willem van de Kolk.
Iedereen die kan werken, wordt geacht in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Wanneer mensen een beroep doen op de sociale dienst volgt een traject dat gericht is op het vinden van werk. Dat gebeurt via scholing, het opdoen van werkervaring en begeleid werken. De Wet Werk en Bijstand heet niet zomaar zo. Het is belangrijk dat iedereen die dat kan, meedoet.
Elke stap richting meedoen op de arbeidsmarkt is er één. Ook als het niet direct de gewenste baan oplevert. Vaardigheden aanleren, structuur en vastigheid ervaren, met collega's samenwerken: het helpt de werkzoekende richting het voorzien in eigen levensonderhoud. Ook al is het nu moeilijk om aan de bak te komen. Als de economie aantrekt, zullen er voldoende geschoolde arbeidskrachten moeten zijn.
Verloederde woonomgeving
Voor de vele mensen die door de crisis nu in de bijstand belanden, is het niet eenvoudig om weer aan de slag te komen. Het is belangrijk dat ze ondersteuning krijgen. Meedoen en iets betekenen geven zin aan het bestaan. Thuiszitten en afwachten helpt niet, actief zijn in de samenleving wel. Natuurlijk: 'je leeft niet om te werken', maar werk is wel dé manier om mee te doen.
Dat geldt ook voor werk met behoud van uitkering. Dat is er niet om werk te verdringen maar om de kwaliteit te verbeteren. De samenleving is erbij gebaat: de zorg en het onderwijs kunnen extra handen gebruiken en niemand wil een verloederde woonomgeving. Zeker in een periode van recessie zijn wederkerigheid en 'iets terug kunnen doen' voor het leefbaar houden van de woon- en leefomgeving belangrijk.
Mensen die zijn aangewezen op een bijstandsuitkering, mogen hulp van hun gemeente verwachten. Hulp die perspectief biedt. Net zoals de gemeente mag verwachten dat een bijstandsgerechtigde die hulp aanneemt zich nuttig maakt voor de samenleving die de uitkering betaalt. Die hulp gaat vaak goed, evenals de geleverde tegenprestatie. Soms ook niet. Het blijkt vaak puzzelen wat je van elkaar mag vragen: zowel van bijstandsgerechtigde als gemeente.
Witboek
De FNV heeft nu een zwartboek uitgebracht om aandacht te vragen voor wat niet goed gaat. Dat is belangrijk. Er is echter ook behoefte aan een witboek, met het verhaal van de werkzoekende bouwvakker die via een stage aan het werk kwam bij een hovenier, of het voorbeeld van de gescheiden vrouw die als vrijwilliger aan de slag gaat in een buurthuis.
Gemeenten en de mensen die aangewezen zijn op een bijstandsuitkering, mogen weten wat ze van elkaar mogen verwachten. Daarbij passen heldere spelregels. Bijvoorbeeld over de tegenprestatie die van mensen mag worden gevraagd en de wijze waarop bijstandsgerechtigden geholpen kunnen worden richting de arbeidsmarkt. Mensen moeten ook zelf activiteiten kunnen aandragen. Gemeenten doen er goed aan rekening te houden met de wensen en talenten. Ze kunnen een lijst maken met taken die sowieso geschikt zijn in het kader van de tegenprestatie.
Dit alles zal de onderkant van de arbeidsmarkt nieuw perspectief geven. Een visie op die onderkant, of liever gezegd het fundament, van de arbeidsmarkt met daarbij horende spelregels, is daarvoor nodig.
De samenleving is erbij gebaat: de zorg en het onderwijs kunnen extra handen gebruiken en niemand wil een verloederde woonomgeving.