Wie het VBO niet wil of kan, moet deels gaan werken Commissie Van Veen wil arbeidsmarktgerichte schoolsoort voor 60 000 leerlingen opzetten

Het voorbereidend beroepsonderwijs, tot voor kort LBO genoemd, moet worden 'uitgezuiverd'. Te veel leerlingen zijn slecht gemotiveerd of kunnen het onderwijs niet aan. Door de gedachte op te geven dat deze leerlingen een beroep kunnen leren, komt er ruimte het VBO te 'rehabiliteren'.

MARJAN AGERBEEK

Aldus mr. C. van Veen, voorzitter van de commissie die onlangs advies uitbracht over de toekomst van VBO en mavo. De commissie Van Veen vindt dat er voor 60 000 leerlingen die moeilijk leren of lastpakken zijn een 'arbeidsmarktgerichte' leerweg moet worden opgezet. Deze leidt niet op tot een VBO-diploma, maar tot certificaten. De leerlingen voor wie de leerweg is bedoeld, gaan nu naar speciale scholen of naar afdelingen voor individueel voorbereidend beroepsonderwijs. Maar lang niet allemaal.

Van Veen: “We moeten erkennen dat er leerlingen in het VBO zitten die de opleiding niet willen of niet kunnen. Deze leerlingen lopen docenten in de weg en frustereren mede-leerlingen, die hun examen wèl willen halen. We moeten dus erkennen dat er ook voor deze leerlingen aparte voorzieningen nodig zijn.”

De oud-voorzitter van de werkgeversorganisatie VNO wil met het advies 'Recht doen aan verscheidenheid' in de hand, een pleidooi houden voor het loslaten van, wat hij noemt, de emancipatiegedachte uit de jaren '70.

“Ouders denken dat lang naar school gaan altijd goed is voor hun kinderen. Want hoe langer op school, hoe beter de baan die ze later krijgen. Maar dat is een misverstand waar wij, de commissie mavo/VBO, met het rapport doorheen hebben willen prikken. De diploma's zijn minder waard geworden omdat heel veel leerlingen ze halen. Dus na een lange schoolgang is die betere baan er vaak niet.”

De opvatting van Van Veen staat haaks op het streven de bevolking zo hoog mogelijk te scholen. Het vorige kabinet concretiseerde die wens nog, door uit te spreken dat iedereen moet zijn opgeleid tot minstens het niveau secundair leerlingwezen. In 1992 hadden twee miljoen Nederlanders dat niveau niet. Dat zouden er wel eens meer kunnen worden als Van Veens plannen doorgaan.

Van Veen is echter niet uit op het hoger scholen van de bevolking. Hij heeft een pragmatische manier gezocht om de aansluiting van VBO en mavo op het vervolgonderwijs te verbeteren. Nu valt ongeveer de helft van de leerlingen in leerlingwezen en middelbaar beroepsonderwijs uit. Er is daarom een drastische herziening van de hogere leerjaren van VBO en mavo nodig, aldus de voorzitter.

Deze herziening behelst volgens het rapport de introductie van vijf zogenaamde 'leerwegen' in mavo en VBO. Dat zijn onderwijsprogramma's waarvan de eerste vier naadloos aansluiten op kort- en lang middelbaar beroepsonderwijs, leerlingwezen of havo. De vijfde leerweg wordt een zelfstandige opleiding, die apart kan bestaan of aan een scholengemeenschap is verbonden.

Van Veen: “De leerlingen die straks naar deze leerweg gaan, worden nu als probleemgeval gezien, omdat het onderwijs ze nauwelijks kan opvangen. De commissie vindt dat stigma onterecht. Er is best wat met hen te bereiken, maar dan moet je ze wat laten doen. We stellen ons dan ook voor dat deze leerlingen veel praktijk in hun opleiding krijgen. Als ze de basisvorming grotendeels hebben gehad, zo aan het begin van de derde klas, kunnen ze gaan leren en werken tegelijk. Twee dagen naar school, drie dagen werken bij een baas.”

Staatssecretaris Netelenbos van onderwijs lijkt gecharmeerd van de voorstellen van de commissie. Vandaag wordt in Utrecht de eerste van dertig bijeenkomsten gehouden om de meningen van het onderwijsveld te peilen. De bewindsvrouw heeft zich voorgenomen bij ongeveer een kwart zelf aanwezig te zijn.

De opiniepeiling zou wel eens goed kunnen aflopen voor de commissie van Veen. Op een soortgelijke bijeenkomst, een paar weken geleden, kreeg de zaal het verzoek te reageren op de stelling in het rapport dat 'we moeten accepteren dat er nu eenmaal leerlingen zijn die niet geschikt zijn om verder te leren'. De aanwezige docenten onthielden zich van kritiek. Alsof Van Veens gedachte dat er afscheid moet worden genomen van emancipatiewensen door henzelf is bedacht. Of schaamt het onderwijs zich voor zijn machteloosheid?

De jongeren die straks de arbeidsmarktgerichte leerweg hebben gevolgd, moeten eenvoudige baantjes krijgen die nu niet meer bestaan, legt Van Veen uit.

“Een voorbeeld. Toen ik in de jaren '70 minister van onderwijs was, zwom ik regelmatig met een boekverkoper. Deze had altijd een paar jongens in dienst om bestelde boeken bij klanten af te geven. Maar toen het kabinet Den Uyl het minimum jeugdloon invoerde, was dat voorbij. De boekverkoper kon zich zulke hoge salarissen niet veroorloven. Zo hebben de koffieautomaten de koffiedames vervangen.”

Van Veens pleidooi voor verlaging van de minimumlonen is ook op de arbeidsmarkt te horen, als het gaat om banenplannen. Arbeid is te duur geworden, luidt het argument. Van Veen onderschrijft dat consequent: de veertienjarigen die straks drie dagen in de week gaan werken naast hun school, horen dat onbetaald te doen. “We moeten de gezonde kijk op werk die op de arbeidsmarkt begint op te komen, versterken.”

Dat lijkt mooi, maar is het plan eigenlijk niet meer dan de creatie van een nieuwe afvalbak in het schoolsysteem?

Van Veen reageert fel. “Wat is er mis met leerlingen die willen werken? Niets, ze willen gewoon niet naar school. Daar moet je dan voorzieningen voor treffen, de leerplichtwet en de jeugdlonen voor aanpassen. In die voorzieningen kun je bovendien een deel van de allochtonenproblematiek aanpakken. De arbeidsmarktgerichte leerweg kan voor nieuwkomers het begin zijn van opklimmen op de arbeidsmarkt, zoals dat altijd met nieuwkomers gaat.”

Door de wat Van Veen noemt 'uitzuivering' van het VBO zal er ruimte komen het onderwijsprogramma te herzien.

Er hoeft geen rekening meer te worden gehouden met leerlingen die niet naar het vervolgonderwijs gaan, dus het niveau kan wat opgekrikt. Zo worden de aansluitingsproblemen weggewerkt en knapt de status van het VBO op. Dat heeft dan weer een hogere toestroom van leerlingen tot gevolg en hopelijk ook meer belangstelling van fusiepartners, die nu het VBO als muurbloempjes aan de kant laten staan.

“Nee, dat is niet dankzij de creatie van een nieuwe onderkant van het onderwijs”, zegt Van Veen. “Het is erkenning van de maatschappelijke werkelijkheid.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden