Wie draagt hier schaapskleren
Sommige ontdekkingen, zoals de uitvinding van de boekdrukkunst, worden op ongeveer hetzelfde moment door verschillende mensen gedaan. De tijd was er rijp voor, zegt men dan. Voor de betrokken 'uitvind(st)ers' is dat niet altijd even prettig; iedereen wil nu eenmaal graag een primeur hebben. Dat gold ook voor Maria Montessori: zij heeft er het nodige aan gedaan om ervoor te zorgen dat haar methode bekend kwam te staan als háár exclusieve vinding, terwijl ook anderen, zoals Decroly, omstreeks dezelfde tijd tot soortgelijke bevindingen kwamen.
Als het om onderzoek naar de geschiedenis van Montessori's leven en werk gaat, lijkt de tijd rijp te zijn voor nieuwe inzichten. Bijvoorbeeld in haar relatie tot Mussolini en het Italiaanse fascistische regime. Vorig jaar publiceerde Augusto Scocchera in Italië een boek over Mario Montessori, de zoon van Maria. Daarin zijn brieven opgenomen waaruit duidelijk blijkt dat zowel Maria als Mario geprobeerd heeft om met hulp van Mussolini de Montessori-methode in Italië te verbreiden. In mei van dit jaar verscheen mijn biografie van Montessori (Maria Montessori 1870-1952. Kind van haar tijd, vrouw van de wereld, Amsterdam University Press), waarin de relatie tussen Mussolini en de 'Firma Montessori en Zoon' (zoals Mario en Maria door een fascistische spion werden aangeduid) uitgebreid aan de orde komt. En donderdag promoveerde de historisch-pedagoge Hélène Leenders op een proefschrift dat het wel en wee van Maria Montessori en haar methode in fascistisch Italië tot onderwerp heeft.
Zowel in de lawaaierige lancering van Leenders' boek in de media als in het boek zelf wordt gesteld dat het hier gaat om een onderzoek dat gebaseerd is op nooit eerder geraadpleegd archiefmateriaal dat voor het eerst laat zien dat Montessori haar methode zonder pardon uitleverde aan Mussolini. Een echte primeur dus, en één die een ontluisterend licht zou werpen op Maria én op haar methode. Leenders toont immers aan, zo stelt ze, dat de Montessori-methode, anders dan tot nu toe gedacht werd, niet veilig is voor misbruik door een totalitair regime. Dat komt, aldus Leenders, door de methode zelf, die vanwege het ontbreken van een uitgewerkt leerplan in verschillende omstandigheden heel verschillende uitwerkingen kon krijgen, bijvoorbeeld een fascistische. 'De (montessoriaanse) keuzevrijheid wordt in dit geval keuzevrijheid om te kiezen voor het fascisme. Want bij het zelf-beslissen en zelf-kiezen van Montessori ontbreken de criteria om vóór of tegen iets te kiezen en dan is oppositie onmogelijk.' Deze stellingname zal menig Montessoriaan uit de slaap houden, maar snijdt hij ook hout? En is het archiefmateriaal waarop zij zich baseert inderdaad zo maagdelijk als Leenders beweert?
Ja en nee: het materiaal dat Leenders aanwendt voor haar reconstructie van Montessori's relatie tot Mussolini is voor een belangrijk deel al gebruikt door Scocchera en mijzelf. Leenders put ook uit nieuwe bronnen, zoals het persoonlijk archief van een van de belangrijkste protectoren van Maria, Giovanni Gentile. Maar dit materiaal voegt niets wezenlijks toe aan het beeld dat Leenders op basis van reeds bekende bronnen van de relatie Mussolini-Montessori schetst. Anderzijds ontbreken in haar studie bronnen die ik wel heb gezien, zoals het archief van de Polizia Politica. Dit archief werpt meer licht op de fascistische krachten die de positie van Montessori vanaf 1930 ondermijnden door er bij Mussolini op te hameren dat Montessori een zoetsappige pacifiste was. Nieuw in Leenders' studie is haar analyse van wat je de grijze Montessori-literatuur zou kunnen noemen: Leenders heeft een serie nooit bestudeerde lezingen van Maria Montessori opgespoord en maakte ook een uitgebreide studie van deels onbekende artikelen in Montessori-organen als L'Idea Montessori. Daardoor kan zij beter dan tot nu toe is gebeurd, laten zien wat Montessori's eigen bijdrage was aan de discussies over een eventuele verenigbaarheid van montessorianisme en fascisme.
Als het om de bronnen gaat, is Leenders studie dus in sommige opzichten een primeur. Maar wat doet dat er eigenlijk toe? In hoeverre is het beeld dat zij op basis van die bronnen voor de lezer oproept, nieuw? Want daar gaat het natuurlijk om in de geschiedwetenschap. Als je je, zoals Leenders doet, beweegt op een zo druk bevaren water als dat van de recente geschiedenis, zijn er vele kapers op de kust en valt het niet mee echt nieuwe bronnen te ontdekken. Dat is ook niet erg. Aangezien sporen uit het verleden op steeds weer andere manieren (kunnen) worden geïnterpreteerd, kunnen dezelfde bronnen aanleiding geven tot uiteenlopende bevindingen. Die van Leenders komen op het volgende neer: door handig gebruik te maken van Mussolini's macht, kreeg de Montessori-methode een plaats in het Italiaanse onderwijs dat in de loop van de jaren twintig en dertig een steeds explicieter fascistisch karakter kreeg. Weliswaar veranderde Montessori 'de conceptie' van haar methode niet, maar door textuele wijzigingen aan te brengen in nieuwe uitgaves van haar boeken, kreeg de methode een vorm die inpassing in het fascistische systeem gemakkelijker maakte. Dat gold ook voor een andere door haar gevolgde gedragslijn: zij liet bewust toe dat Italiaanse montessorianen artikelen schreven waarin de verenigbaarheid van de Montessori-pedagogiek en de fascistische pedagogiek werd aangetoond. Een centraal punt in dit soort redeneringen was dat beide het individu ervan bewustmaakten dat het wilde opgaan in het collectieve. In persoonlijke brieven van Montessori aan Mussolini brengt zij dit ook zelf naar voren. Bij al deze interventies ging het volgens Leenders om strategische keuzes. Montessori droeg dan ook, anders dan tot nu toe gedacht werd, zelf bij tot fascistisch misbruik van het voor haar zo belangrijke principe van 'zelfopvoeding'.
Dat Montessori in ieder geval tot 1934 geen anti-fasciste is geweest, was al sinds Rita Kramers biografie uit 1976 bekend. Kramer portretteert Montessori echter als een naïeve vrouw die zich liet gebruiken door Mussolini, die met haar goede sier wilde maken in het buitenland. Dat beeld sneuvelde reeds in mijn biografie van Montessori. Leenders laat nu nog duidelijker zien dat Kramers interpretatie niet klopt. Strategisch citerend uit Montessori's correspondentie en inventief allerlei bronnen aaneenvlechtend tot een levendig verhaal, presenteert Leenders ons een Montessori die al haar communicatieve vaardigheden aanwendt om voet aan de grond te krijgen in fascistisch Italië en er niet tegen opziet te wijzen op de verenigbaarheid van haar montessorianisme en het fascisme.
Maakt dat Montessori (die overigens nooit lid is geworden van de Nationale Fascistische Partij) en haar volgelingen in binnen- en buitenland tot fascisten, of op z'n minst tot crypto-fascisten, zo vraagt de lezer van Leenders' boek zich af. Leenders geeft geen ondubbelzinnig antwoord op deze vraag. Ze wil slechts aantonen dat Montessori's methode zich zonder veel moeite aan uiterst verschillende (politieke) omstandigheden kan aanpassen. Welnu, ook al kan een onderzoek dat zich slechts richt op de situatie in één land dat in zijn algemeenheid natuurlijk niet aantonen, Leenders' studie maakt wel duidelijk dat de Montessori-methode ook in praktijk kon worden gebracht in niet-democratische politieke constellaties.
Toch zit er een vreemde vooronderstelling in Leenders' redenering, namelijk de gedachte dat een theorie immuun kan zijn voor misbruik. Is niet elke theorie kwetsbaar voor misbruik? Blijkt niet juist uit Leenders' eigen analyse van Montessori's autoritaire optreden dat elke poging om de 'zuiverheid' van een theorie te bewaren tot dwang leidt? Waarom is het voor Leenders een probleem dat juist Montessori's methode zulke verschillende uitwerkingen kan hebben? Die kameleontische eigenschap heeft er immers voor gezorgd dat de Montessori-methode in Nederland werd ingezet voor de vorming van mondige burgers die in staat zijn goed te functioneren in een democratie. Waarom heeft Leenders er eigenlijk voor gekozen om het open, kwetsbare karakter van de Montessori-methode aan te tonen aan de hand van een onderzoek naar de receptie in fascistisch Italië?
Leenders schrijft dat ze oorspronkelijk van plan was een vergelijkend onderzoek te doen naar de receptie van de Montessori-methode in Italië en Nederland. Dat zou een interessante combinatie zijn geweest, omdat juist in Nederland de Montessori-methode vanaf de jaren twintig een stevig verankerde plaats kreeg in het basis- en voortgezet onderwijs. De 'grote hoeveelheid bronnen over de Italiaanse episode én de stand van onderzoek' hebben haar echter doen afzien van een vergelijking. Daar is natuurlijk niets op tegen. Maar net zoals Montessori's apolitieke houding het maken van strategische keuzes niet uitsloot, zo is ook Leenders met wetenschappelijke argumenten beklede keuze om alleen onderzoek te doen naar de Italiaanse receptie van de Montessori-methode een strategische keuze. De associaties die de fascistische politiek in Italië oproept zijn vandaag de dag immers aanzienlijk negatiever dan die worden opgeroepen door de politieke cultuur van Nederland tijdens het interbellum. Dat het er Leenders inderdaad om te doen is montessorianen en anderen wakker te schudden en bewust te maken van de gevaren die er aan de methode kleven, blijkt onder meer uit haar slotbeschouwing en uit de flaptekst van haar boek.
Leenders' proefschrift is een wolf in schaapskleren. Haar betoog bevat prikkelende analyses van veel interessante bronnen. Zij toont daarmee echter niet alleen een staaltje van haar wetenschappelijke kunnen, maar geeft de lezer ook een politieke boodschap mee: pas op voor de Montessori-methode, want die kan ook fascisten kweken. Het moment en de manier waarop deze boodschap de wereld in wordt gestuurd is strategisch gekozen: het Montessori-onderwijs is de laatste tijd nogal eens negatief in het nieuws.
Proefschriften kunnen verschillende gezichten vertonen en op verschillende manieren worden ingezet in maatschappelijke debatten. Of ze daardoor aan waarde inboeten of juist winnen is een vraag die ik graag open laat.