Wetenschappers VU moeten hun boeken maar thuis laten
Als voorzitter van de examencommissie aan de faculteit wijsbegeerte van de VU zit ik op een werkplek een masterexamen voor te bereiden. Het examen begint over drie uur. Ik kom in de scriptie van de student een bewering over Michel Foucault tegen die ik wil toetsen door een van diens boeken erbij te halen. Maar wacht even, dat kan sinds deze zomer niet meer! De faculteiten wijsbegeerte en godgeleerdheid zijn immers net verhuisd naar een nieuwe werkomgeving waarin ik geen vaste eigen werkruimte heb en slechts drie meter eigen bergruimte. Mijn andere 25 meter met boeken, documenten en aantekeningen - wat in ons vak zeker niet extreem veel is - staan nu thuis.
Een dergelijk gebruik van een persoonlijke bibliotheek is typerend voor het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in veel van de geesteswetenschappen. In de loop van de tijd bouw je aan een uitvoerige, specifieke hoeveelheid werkmateriaal waaruit je vervolgens, op onvoorspelbare momenten, put om je onderwijs en onderzoek optimaal te kunnen uitvoeren. Het is dit fundamentele aspect van ons universitaire werk dat door de VU met één klap overbodig is verklaard. Het is alsof je natuurwetenschappers hun laboratorium afneemt "omdat tegenwoordig toch alles digitaal is".
Hoe heeft dit kunnen gebeuren? De gehanteerde procedure is een schoolvoorbeeld van de ook op de universiteiten heersende neoliberale ideologie, waarin inhoudelijke argumenten voor goede wetenschap ondergeschikt zijn aan economische en financiële. De hoofdreden voor de verhuizing is een bezuiniging, door de ruimte voor de faculteiten met 30 procent te verminderen. Deze reductie is mogelijk, omdat een deel van de wetenschappers regelmatig thuiswerkt. Maar daarbovenop is een meer fundamentele verandering gerealiseerd, namelijk een overgang naar wat genoemd wordt 'het nieuwe werken'. Een belangrijke aanname hiervan is dat boeken en papieren documenten nauwelijks meer nodig zijn, omdat zo goed als alle activiteiten vanachter de computer uitgevoerd kunnen worden.
Voor veel geesteswetenschappers is dat aantoonbaar onjuist. Buitenlandse collega's reageren met ongeloof op deze beleidswijziging, die de internationale naamsbekendheid van de VU zeker zal vergroten, zij het niet op de manier die de pr-afdeling zich ten doel stelt. Het trieste is dat inhoudelijke argumenten geen enkele rol meer spelen, laat staan dat er grondig onderzoek is gedaan naar verschil in kwaliteit tussen onderwijs en onderzoek met en zonder boeken en papier. De uitkomsten van zo'n onderzoek zouden mijn collega's en ik met veel vertrouwen tegemoet zien.
De hele procedure illustreert de diepe kloof tussen de (universitaire en facultaire) bestuurders en managers en de mensen op de werkvloer. Wat goede wetenschap is, wordt nu bepaald en dwingend opgelegd door bestuurders en managers die geen flauw benul blijken te hebben van onderwijs en onderzoek in disciplines als de onze. Dit kan niet treffender geïllustreerd worden dan met de onjuiste en domme stereotypering van ons werk door VU-rector Lex Bouter als 'diep nadenken op een stoffige bank'.
Het voor de hand liggende gevolg van dit beleid zal zijn dat nu (bijna) alle wetenschappelijk medewerkers als regel thuis gaan werken. Dit zal het al langer optredende proces van individualisering versterken. De motivatie om je in te zetten voor het belang van grotere eenheden als de onderzoeksgroep of de faculteit zal nog meer afnemen. Tegelijk zal ook het aantal informele contacten op de werkvloer sterk verminderen, terwijl daaruit juist vaak nieuwe ideeën en creatieve plannen voortkomen.
Gevreesd moet worden dat het nieuwe universitaire werken niet beperkt zal blijven tot de VU-filosofen en -theologen. Ten eerste is de VU al druk bezig om dit beleid ook in andere alfa- en gammafaculteiten door te voeren. En vervolgens is het zeker niet ondenkbaar dat deze VU-aanpak bestuurders en managers aan andere universiteiten op de gedachte brengt dit voorbeeld te gaan volgen.
Om deze (en vele andere) redenen is aan de universiteiten een aantal substantiële veranderingen nodig: aan de VU het opstappen van de verantwoordelijke bestuurders en topmanagers; meer algemeen het afzweren van het neoliberale discours en beleid; het afschudden van angst en slaafsheid door de medewerkers op de werkvloer; en het toewerken naar een nieuwe universitaire bestuursvorm, waarin wetenschappers, studenten en ondersteunend personeel mee kunnen spreken en -besluiten over die zaken waarvan zij het meeste verstand hebben.