Wetenschappers van goede naam

Negenhonderdachtenveertig keer stond de naam van Joeri Stroechow boven een wetenschappelijke publikatie de afgelopen tien jaar. Gemiddeld konden zijn collega's en zijn geldschieters bij de overheid twee keer per week zien hoe hij meetelde. Want voor een wetenschapper is een publikatie wat het lintje is op de borst van een militair.

Stroechow is lijstaanvoerder van een top twintig die is opgesteld door het Institute for scientific information (ISI) in Philadelphia. Dat bedrijf houdt bij wie wat waarover publiceert in de wetenschappelijke bladen. Behalve dat op die manier gemakkelijker iets kan worden gevonden in de baaierd aan wetenschappelijke publikaties, levert die bezigheid ook gegevens op waarmee wetenschappers hun onderlinge pikorde kunnen bepalen. In die pikorde scoren sommigen, zoals Stroechow, extreem hoog.

Een enkeling staat in de top twintig omdat zijn of haar vakgebied de afgelopen tien jaar enorm belangrijk was. Maar de meesten staan er omdat ze andere mensen hebben die het onderzoek voor hen doen. Stroechov is bijvoorbeeld directeur van een Moskous instituut voor kristallografie. Tientallen wetenschappers zijn daar bezig met onderzoek dat in een publikatie moet uitmonden. En elke dag komen er verzoeken van elders om met de specialistische apparatuur van het instituut een meting uit te mogen voeren. Als daar een publikatie uitkomt, moet de naam van Joeri Stroechow erbij.

Hoe hij er ook aan komt, het aantal publikaties dat een wetenschapper op zijn naam heeft bepaalt zijn of haar status. Geen wonder dus dat wetenschappers van hoge rang net zo gretig andermans werk ondertekenen als Rembrandt de schilderijen van zijn leerlingen.

Sinds kort lijkt dat beleid niet meer zo ongevaarlijk. Nobelprijswinnaar David Baltimore moest onlangs het voorzitterschap van zijn universiteit opgeven, omdat een artikel, waarboven ook zijn naam had gestaan, gebaseerd bleek te zijn op vervalste gegevens. Dat Baltimore met die fraude niets te maken had, bleek al gauw, hij had zelfs met het hele onderzoek weinig te maken gehad. Maar hij voelde zich verplicht, als 'auteur' het onderzoek toch te gaan verdedigen, met als gevolg dat hij in een onfrisse ruzie terechtkwam die hem ten slotte zijn functie kostte.

Volgens het vakblad Nature, dat de top twintig deze maand publiceerde, loopt het ondertekeningsbeleid dat deze onderzoekers hun hoge rang opleverde, nog tamelijk sterk uiteen. David Greenblatt van de Tuftsuniversiteit (farmacoloog, op 13) zegt zijn naam alleen te willen zetten boven onderzoek waar hij echt zelf aan heeft meegewerkt. John Najarian (chirurg, op 14) vindt het al mooi als hij een idee heeft geleverd, advies heeft gegeven of het artikel heeft doorgelezen.

Niet altijd valt het mee-ondertekenen door de chef in goede aarde. Sergej Fedotow (vulkanoloog, geen plaatsing in de top twintig) veroorzaakte eind vorig jaar zelfs een hongerstaking bij een Russisch instituut dat onder zijn leiding dreigde te komen. Volgens de actievoerders was hij een dictator, die iedere onderzoeker dwong zijn naam bij hun artikelen te zetten.

Meestal zal een onderzoeker zich echter niet verzetten tegen een mede-ondertekenende superieur. Het hoort niet zo te zijn, maar een beroemde naam in het lijstje ondertekenaars bij een artikel vergroot de kans op plaatsing in een wetenschappelijk blad, en daarmee de kans op een beetje roem voor de minder beroemde namen in het lijstje. Zoals David Baltimore ondervond, is het aan de beroemdheid in kwestie om te beslissen of hij het durft zijn naam aan een artikel te verbinden.

Veel publiceren schept daarmee zijn eigen vorm van ijdelheid. Anthoni Fauci is immunoloog en staat maar op nummer 17. Maar, zegt hij: "Ik schrap de laatste tijd mijn naam uit meer artikelen dan ooit."

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden