Werkgelegenheid / Limburg kan niet zonder zijn buren
Hoe moet het verder met Limburg? De sectoren waaruit de provincie traditioneel haar werkgelegenheid haalt, zijn zieltogend. En nieuwe bronnen laten zich niet snel aanboren. Samenwerking met de buren biedt wel kans.
De Randstad is de motor van de Nederlandse economie en Limburg is de kofferbak. Op het provinciale discussieforum slaat een deelnemer de spijker op z'n kop: Limburg is het ondergeschoven kindje van de Nederlandse economie.
De provincie Limburg heeft het zwaar. De werkloosheid is er al decennia hoger dan in de rest van het land en voor de komende jaren valt weinig beterschap te verwachten.
Bedrijven als NedCar, Enci, DSM en Sphinx reorganiseren op grote schaal. Daarnaast krimpen rijksdiensten als het Kadaster en de Arbeidsinspectie in Roermond in, of denken erover helemaal uit de provincie te vertrekken. De gevolgen zijn voelbaar voor de Limburgers: zeker nu loopt de werkloosheid er sneller op dan in de rest van Nederland.
Veel alternatieven voor de oude werkgelegenheid zijn er vooralsnog niet. Het zware industriële accent speelt de Limburgse economie parten, zegt econoom Hans Kasper.
,,Industrie is een conjunctuurgevoelige sector. Omdat Limburg altijd een groot aandeel van de werkgelegenheid in de industrie had, komt de huidige laagconjunctuur extra hard aan. Een alternatief is over te schakelen op een diensteneconomie. Maar dat vergt een culturele omslag die niet gemakkelijk is.''
Kasper, hoogleraar in Maastricht en directeur van economisch onderzoeksbureau Etil, trekt een vergelijking met het begin van de twintigste eeuw. Toen moest Limburg zien om te buigen van een agrarische naar een industriële economie. Ook dat ging niet zonder slag of stoot.
,,Door die conjunctuurgevoeligheid heeft de Limburgse economie hogere pieken, maar ook diepere dalen dan de nationale economie'', zegt ook Gerard Ahn, beleidsmedewerker van het CWI Zuid-Oost Nederland. ,,De klap komt vaak wat later dan in de rest van het land. Maar als-ie komt, dan des te harder.''
De meest recente opdoffer wordt goed gevoeld, beaamt Ahn. En de werkgelegenheid die op dit moment verloren gaat in Limburg, komt niet meer terug. Daarvoor is de uittocht van de industriële sector al te ver. Maar alternatieve bedrijvigheid staat nog in de kinderschoenen.
Verbreding van de economische structuur, in bijvoorbeeld hoogtechnologische industrie, zakelijke dienstverlening of de zorg, is van levensbelang. Maar de randvoorwaarden voor een soepele omschakeling zijn niet optimaal. De opleidingen in de regio sluiten nog niet op aan op de veranderde arbeidsmarkt. Om nog maar te zwijgen van de beroepsbevolking.
,,Het moeilijkst is het voor de generatie die twintig, dertig jaar in de industrie heeft gewerkt. Altijd ingezet voor dezelfde baas en dan opeens hoeft het niet meer. Die mensen vallen tussen wal en schip, met grote sociale gevolgen: zo dreigt in Limburg een tweedeling te ontstaan tussen hoog- en laagopgeleiden'', zegt Ahn.
Ook Kasper vreest een 'verloren generatie' van mensen die niet met de kenniseconomie kunnen meekomen. De vraag is of Limburg het nog wel alleen af kan. Kasper denkt van niet: ,,Om vooruit te komen moet de provincie eerst af van de nationale hinder die ze nu ondervindt. Samenwerking met Duitse en Belgische bedrijven in de grensstreek kan de werkgelegenheid weer op peil brengen. Maar dan moet de wet- en regelgeving wel veranderen.''
Op grens overschrijdende bedrijventerreinen lopen ze op dit moment tegen de meest krankzinnige zaken aan, zegt hij. ,,Telefoonlijnen die niet over de grens gaan, verschillende administraties voor Duitse en Nederlandse werknemers, noem maar op. Allemaal overbodige hobbels die de economische ontwikkeling van de regio onnodig ophouden. Vervangende werkgelegenheid is nodig voor Limburg. Maar er moet ook worden nagedacht over hoe de prachtige geografische ligging optimaal kan worden benut. Dat gebeurt nog veel te weinig.''