WATERSTAND
Ons wordt weer wat poëzie ontnomen. Dit keer is Rijkswaterstaat de boosdoener, jarenlang leverancier van gratis dagelijkse dichtkunst op de radio: Lobith 368 (stilte) min 7. Belfeld. 1094 (stilte) plus 3. De techniek van het voorlezen van de waterhoogten van hedenmorgen, medegedeeld door Rijkswaterstaat, eiste speciale technieken, zoals de beroepsvoorlezers Donald de Marcas en Arend Langenberg van de week op televisie demonstreerden. Vooral Langenberg wist er een soort religieuze kracht aan te geven, door buitengewoon lange en mysterieuze pauzes in te lassen, waardoor het raadsel van de verhoging of verlaging almaar intrigerender werd.
Het waren poëtische namen van belang: Pannerdense kop, dat moet toch iets met servies en keukengerei van doen hebben: Eefde IJssel, of is het Eef de IJssel? (te zien kreeg je ze nooit; het was een aan de radio voorbehouden kunst); en de beroemdste van allemaal: Grave beneden de sluis; je zag ze delven daar onder aan die sluis.
Niet alleen voor de poëzieliefhebbers en de betreffende gemeenten, die nu langzamerhand in de dras der absolute vergetelheid zullen verzinken, is de raadselachtige stap om met het voorlezen van de waterstanden te stoppen een slag, ook de kleine gokkers zijn de dupe. Want jarenlang vormden de waterstanden een soort 'poor men's'-loterij; wat zou Pannerdense kop vandaag weer brengen, hoeveel ging de Rijn bij Koblenz naar beneden? Langenberg begreep dat, hij hield je tergend lang in spanning: . . .min 87. Tjonge jonge, als dat maar goed ging.
Voor minstens één beroemd gedicht heeft Rijkswaterstaat gezorgd, 'Radiobericht' van Ida Gerhard: “Te Grave beneden de sluis” voorbij de zware deuren mag mij het water sleuren en kantelen met geruis, grave beneden de sluis. “Wij geven de waterstand.” O god, hoe kon het gebeuren - gesloten het venster, de deuren, gebannen uit liefde en huis. - Grave beneden de sluis. “Wij geven de waterstand.”
Grave, dat is groen land en water, dat draagt mij thuis. “Grave beneden de sluis.” “Grave, beneden de sluis.”
Over vijfentwintig jaar zal niemand dit gedicht nog zonder annotatie begrijpen.