Groen gras heeft een grote symbolische waarde. Of het nu ligt rond Europese landhuizen, in de Amerikaanse suburbs of in een Nederlandse bloemkoolwijk, het roept: dit huishouden heeft het voor goed elkaar! Wat als het zou zeggen: hier mogen duizend bloemen bloeien?
Welbeschouwd was het dwaasheid. En juist daarom waren de rijken zo content met hun grasvelden, de grote groene tapijten, die ze vanaf begin 17de eeuw rondom hun landhuizen lieten aanleggen. Tapis vert op z’n Frans, naar het oergazon aan de Allée Royale voor Versailles, het paleis van de Franse koningen. Gazons riepen aan iedereen die het wilde horen: status!
Want die grasvelden waren niet alleen een lust voor het oog, ze waren ook volstrekt nutteloos. En dat was nieuw. Er was in de tuinen van welgestelden altijd wel al wat ruimte voor frivoliteit: een bloemenperk, een fontein en wellicht een hoekje ‘vrye weyde’, zoals Erasmus het noemt in De Gheestelijcke Maeltijd (1518), ‘daer niet anders dan groen gras op is’. ‘Daer wandel ick’, zegt zijn hoofdpersoon, ‘of spele dickwils met eenighe mackers’.
Maar verder vond je er vooral nuttige dingen: boomgaarden, groentetuinen en bossen voor houtproductie. En die ‘vrye weyde’, die werd waarschijnlijk begraasd.
Naar voorbeeld van de rijken
Zo’n gazon, zo’n lap nutteloos land, zoiets moet je je kunnen veroorloven. Geiten of schapen mochten er niet komen, want grazers laten hobbelige veldjes achter. Het onderhoud was het handwerk van een klein legertje maaiers met zeisen, wieders en bewateraars. Dit land leverde niets op, het kostte alleen maar geld. Dwaasheid.
Het was een Engelsman, natuurlijk, die in 1830 de grasmaaier uitvond. De eerste werden aangeschaft door universiteitscolleges in Oxford en door wat nu de London Zoo is. Landerijen en sportvelden volgden. De grasmaaier maakte een einde aan het arbeidsintensieve grasonderhoud en zo kwam een gladgeschoren veldje onder bereik van veel meer tuinbezitters. En ook die streefden naar perfect, strak groen, net als de rijken aan wie ze een voorbeeld namen.
Ik zeg natuurlijk was het een Engelsman die de grasmaaier uitvond, want een passie voor grasvelden kleeft de Britten nogal aan. Dat is niet helemaal terecht; het zijn de landerijen, de tennis- en golfbanen die dat beeld bepalen. Als het gaat om gazons in voor- en achtertuinen dan zijn de Amerikanen de ware gelovigen.
Gazon-mensen houden graag de schijn op
Lawn people noemt antropoloog en geoloog Paul Robbins ze in zijn gelijknamige boek. Gazon-mensen die slepen met pesticiden, sproeien met kostbaar kraanwater en heel veel maaien, om het gras maar in zijn jongste en groenste vorm tentoon te kunnen stellen.
En wie weleens een Amerikaans ik-krijg-mijn-huis-niet-verkocht-programma heeft gezien, weet dat wanhopige makelaars rustig een spuitbus verf pakken, mocht het gras onverhoopt zo groen niet zijn. Status, de schijn ophouden, daar draait het de gazon-mensen om, zei Robbins tegen de BBC.
Een toxische Amerikaanse obsessie noemt CNN het, waar hoognodig een einde aan moet komen. En dat lijkt te gebeuren. Droge, hete zomers maken de situatie onhoudbaar. Woestijnstaat Nevada wil dat al het ‘niet-functionele gras’ per 2027 de Las Vegas Vallei uit is. Californië verbood zijn inwoners vorig jaar hun gazons te sproeien en San Diego betaalt huizenbezitters om hun grasveldjes om te spitten.
Dan maar even niet sproeien
Nederland kent geen sproeiverbod voor tuinbezitters, al heeft het ministerie van waterstaat in 2019 wel laten bekijken of zo’n verbod mogelijk is. De Drinkwaterwet zou ervoor moeten worden aangepast en handhaving kan nog weleens lastig worden. Er wordt nog op gestudeerd. Na de zomer heeft de Tweede Kamer het er weer over.
Mensen met een grasveldje trekken in de tussentijd hun eigen conclusie. Een kleine 70 procent sproeit de tuin minder als er droogte heerst, onderzocht datzelfde ministerie samen met een groot aantal waterpartijen. En dus, niet verrassend, op de vraag ‘met welk gevolg van droogte heeft u zelf te maken gehad?’ scoort het antwoord ‘een geel grasveldje’ met 57 procent het hoogste.
Misschien hebben de ondervraagden het niet alleen over hun eigen tuin, maar ook over openbaar groen, want Nederlanders zijn verre van gazon-mensen. Zo’n 70 procent van de huizen in Nederland heeft een tuin, vooral koopwoningen zijn goed bedeeld. De gemiddelde grootte is 125 vierkante meter, maar dat zegt niet veel. In het noorden van het land is zo’n 40 procent meer dan 250 vierkante meter, terwijl een aanzienlijk deel van de Nederlandse tuinbezitters toe moet met 50 vierkante meter of minder.
Loungesets en buitenbarbecues alom
En in veel van die tuinen is geen groen te bekennen. In hoeveel is niet precies te achterhalen, maar de tijd dat tuinarchitect Mien Ruys heerste met grasmat, bielsen en borders ligt ver achter ons. De betegelde tuin met loungeset en buitenbarbecue is alom.
Daar maken stadsplanners zich zorgen om, want daardoor zijn hitte en droogte een groter probleem dan ze zouden zijn als regenwater in grasmatten en plantenperken kon trekken en als bomen verkoeling boden met hun schaduw.
Gazonnetjes zijn als supermarkten die veel reclame maken - ik ben groen en aantrekkelijk! - maar altijd dicht zijn. Voor vogels, bijen of vlinders is er niets te halen. Tuincolumnist Loethe Olthuis geeft vijf tips om er een groene oase van te maken.
Er circuleren een paar verklaringen voor de tegelliefde. Nederlanders zijn hun tuin gaan beschouwen als verlengstuk van de huiskamer, luidt er een. Een ander zegt dat het altijd de vrouwen waren die de tuin verzorgden. Nu die vaker buitenshuis werken, hebben ze geen tijd meer en is de keuze voor onderhoudsarm snel gemaakt.
Druk-druk-drukke Nederlanders
Wat uit onderzoek ook naar voren komt is dat de keuze voor groen – in ieder geval in voortuinen – besmettelijk is. Nederlanders zijn dan geen lawn people, maar net als in Amerika is keeping up with the Joneses (oftewel: niet onderdoen voor de familie De Vries) ook hier belangrijk. Het doet ertoe hoe de tuin van de overburen eruitziet: is die groen, dan doet de overkant mee.
Een tuin met een grasmat die je nauwelijks maait, zou ook de druk-druk-drukke Nederlander kunnen aanspreken: bijna geen onderhoud, lekker kriebelig aan je voetzolen en altijd een komen en gaan van vlinders, vogels en zoemers. Zegt meneer De Vries tegen mevrouw De Vries: ‘Hm, het gras is altijd levendiger bij de buren’.
Lees ook:
Hoe een saai grasveld een bloemrijke oase werd
‘Toen ik hier net woonde en bij thuiskomst steeds die kale perken zag, dacht ik: dat kan leuker’, zegt Michiel Coesèl. Achter de twee complexen met bijna tweehonderd huurappartementen in Groningen vormde hij het saaie gazon om tot een soortenrijk hooiland.