Wat doen de outsiders en de naiëven in Zwolle?

Museum De Stadshof is gevestigd in het voormalige Paleis van Justitie, Blijmarkt 18-20 in Zwolle.

CEES STRAUS

De eerste vraag die rijst bij het horen van de omschrijving van een museum voor naïeve kunst is 'waarom juist in Zwolle'. De Overijsselse hoofdstad heeft niet echt iets met deze vorm van schilderen te maken, zo bewees het toch in het verleden. Er zit al een provinciaal museum, dat exposities over kermissen en ander vermaak biedt, maar weer weinig aan serieuze kunst doet en er is een aparte museale instelling (De Librije) voor moderne kunst. Maar Zwolle blijkt zowaar culturele ambitie te hebben en daar past heel goed een museum met een landelijke gerichtheid in, zo vindt Denig. Dus werd naast een lokatie ook naar een specifiek thema gezocht, een onderwerp dat in de Nederlandse musea nog niet aan bod komt. Dat werd gevonden in een soort kunst die als je het goed nagaat geen kunst is, namelijk de voortbrengselen van naïeven en wat je zonderlingen en onaangepasten moet noemen.

Voor hun werk had de gemeente geld over om een gebouw te renoveren en vervolgens te exploiteren. Verder slaat de armoede wel toe, want het museum moet in de toekomst met armzalig korte riempjes roeien. Geld voor aankopen is er niet, de nieuwe directeur moet bij jan en alleman aankloppen om werk in bruikleen te krijgen. Het museum drijft op de welwillendheid van een groep verzamelaars die hun schilderijen graag aan de muren van een mooi pand wil zien en dat is dit voormalige Paleis van Justitie zeker. Een proefopstelling toont aan dat het gebouw als museum goed kan functioneren. En dan zijn de schilderijen nog niet eens spijkervast aan de muur gehangen, maar met een frivool handgebaar op ezels gezet, zodat je ze kunt 'lezen'.

De vraag is meer gewettigd of een museum voor naïeve en outsiderkunst enig recht van bestaan heeft. Een dergelijk museum kent in Nederland geen voorgeschiedenis, voorbeelden ervan zijn in het buitenland te vinden. Zo zijn er musea voor naïeve kunst in het Duitse Neuss en het Zwitserse Lausanne, met enorme collecties die als toonaangevend op hun gebied kunnen worden beschouwd. Het Zwolse museum kan over zo'n duizend werken (schilderijen, tekeningen en ook beelden en installaties) beschikken, maar is daarbij afhankelijk van de goodwill van de bruikleengevers.

Over wat outsiderkunst precies is, is directeur Ans van Berkum niet al te duidelijk. Een vaste definitie is er trouwens niet, dat zou betekenen dat deze kunst weer een etiket kan krijgen en dat is niet de bedoeling. Outsiders en naïeven - en Van Berkum wil daar niet de zondagschilders toe rekenen -, doen absoluut hun best niet om kunst te maken. Deze autodidacten zijn ook niet bezig om hun plek in de kunst te vinden, ze reageren niet op wat de kunstgeschiedenis hen aanreikt. Ze blijven dicht bij zichzelf, aldus de directeur, maar dat kun je van elke goede kunstenaar zeggen. “Ze hangen ook geen specifieke stijlen of kenmerken aan, ze hebben een persoonlijk handschrift en bezitten eigenheid”, vervolgt ze, maar ook dat geldt voor veel andere kunstenaars die beslist geen outsiders zijn. Kent niet elke kunstenaar het streven naar een eigen stijl, wordt niet iedereen boos als je hem er van beticht wel erg in de pas van een stijl of stroming te lopen? “Maar eisen als vernieuwing, inhoudelijkheid en eigenheid spelen weer een kleinere rol dan het streven naar ontplooiing van hun persoonlijkheid. En welke attitude is daarbij zichtbaar, dat speelt ook een rol.”

Wie zich bij die eisen, die het museum dus gaat stellen aan naïeve, c.q. outsiderkunst, iets voorstelt, komt al snel op een rijtje namen uit die maar ten dele in het museum wordt verzameld. Nederlands outsider nr. 1 is Anton Heyboer, die nu eens niet op zijn a-burgerlijke levenshouding, maar naar zijn werk moet worden beoordeeld. Dan zie je een kunstenaar die volstrekt zichzelf blijft, die bij geen enkele stroming is onder te brengen, die zich geen plek in de kunstgeschiedenis toedicht en meer aan de ontplooiing van zijn persoonlijkheid dan aan vernieuwing werkt. Met zijn filosofische systeem van hoe de wereld en de mensheid er uit ziet, is Heyboer een van de meest fascinerende kunstenaars die er in dit land rondlopen, onvergelijkbaar met wie dan ook en zeker niet in een stroming onder te brengen. Maar voor De Stadshof hoort Heyboer toch te zeer bij 'insiderkunst', mede omdat hij bijvoorbeeld door een Stedelijk Museum in Amsterdam wordt verzameld. Wat van heel wat kunstenaars kan worden gezegd die nu in de collectie van De Stadshof zijn te zien. Want een snelle rondgang langs de wanden van het museum doen de wenkbrauwen fronsen. Dat Adolf Wölfli volgend jaar in Zwolle een groot overzicht krijgt, is een goede zaak, net als Sal Meyer, die in al zijn naïeviteit nog steeds een aandoenlijke indruk maakt. Maar wat doet Ferdinand Erfmann hier. Toch niet zo naïef (want heel keurig bij een stroming onder te brengen) en zeker niet zo a-intellectueel als wel eens wordt vermoed. Erfmann (1901-1968) was, anders dan de meeste naïeven, schilder van professie. Waar Bertus Jonker (geb.1920) een leven lang als huisschilder werkte, Dirk Bos (1890-1976) als eierhandelaar zijn professie vond en Cor Kaay (1905-1979) stratenmaker was, daar had Erfmann behoefte om zich als kunstschilder te manifesteren. Dat hij streed tegen miskenning, benadrukt juist zijn professionele instelling.

Er zitten meer beroepsmatig gerichte schilders in de collectie van De Stadshof. Willem Westbroek (1928) studeerde aan de kunstacademie in Rotterdam, waar hij overigens voortijdig verdween. In Westbroeks stijl is het 'naïeve' heel bewust gehanteerd, wordt het een stijlkenmerk dat hij perfect beheerst. Westbroek hoeft dan ook niet tot de 'outsiders' te worden gerekend. Dat hij een afwijkende levenshouding heeft, is geen doorslaggevende reden om te hem te verzamelen. Dat motief kun je immers bij veel meer kunstenaars vinden.

De moeilijke grenzen die het museum trekt, zouden door één stelregel vervangen kunnen worden, namelijk of de betrokken kunstenaar zich al dan niet intellectueel in zijn werk opstelt. Dan zouden er andere keuzes gemaakt worden, die het museum De Stadshof interessanter maken. Nu blijft de kijker zitten met een aantal motieven die aanvechtbaar zijn. Juist een museum dat het van een specifiek publiek moet hebben, mag helderheid over dit soort kunst bieden.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden