was Vierakker even middelpunt van politiek Nederland
Wanneer je er niet echt bekend bent, is het even zoeken. Op weg in de IJsselstreek van Doesburg naar Zutphen moet je van de doorgaande route afwijken om de buurtschap Vierakker, vlakbij Wichmond, te vinden. Naast een aantal verspreidliggende boerderijtjes passeert de voorbijganger twee opvallende gebouwen: het landgoed 'Suideras' en, praktisch er tegenover gelegen, de aan de H. Willibrord gewijde parochiekerk. Vierakker ademt nu een landelijke rust. Maar vijfenzes-tig jaar geleden, op 21 april 1936, was dat anders: Iedereen die in de Nederlandse politiek iets voorstelde was naar het plaatsje gereisd voor de uitvaart van oud-premier jhr. mr. Charles Joseph Marie Ruijs de Beerenbrouck.
Noem je 'Ruijs', dan noem je ook 'Lubbers'. In meer dan een opzicht bestaat er een band tussen de eerste katholieke minister-president van Nederland en de voorlopig laatste. Lange tijd was Ruijs (1873-1936) de jongste kabinetleider uit onze parlementaire geschiedenis (hij was bij zijn aantreden 44), voordat hij door de in 1982 43-jarige Ruud Lubbers werd voorbijgestreefd. Daarnaast was hij tot de jaren negentig van de voorbije eeuw met 3 906 zittingsdagen de langstzittende premier, maar ook dit 'record' sneuvelde door toedoen van Lubbers die het op 4 309 dagen bracht.
Ook Ruijs' dochter zag in een interview in 1993 die verwantschap: ,,Beiden (waren) bijzonder samenbindend en bereid om te zoeken naar compromissen (..). Toch zie ik ook verschil. Ik denk dat Lubbers spitser is. Maar mijn vader was principiëler, waarbij je eerlijk moet zeggen dat dat in die maatschappij gemakkelijker was.' Tenslotte heeft Lubbers zelf in woord en geschrift diverse keren blijk gegeven van zijn bewondering voor Ruijs, die hij als een lichtend voorbeeld beschouwde.
Was Nolens, de politiek leider van de katholieken - na de verkiezingen van 1918 veruit de grootste politieke groepering in de Tweede Kamer -, geen katholiek geestelijke geweest, dan zou Ruijs' naam vermoedelijk niet in de geschiedenisboekjes zijn terechtgekomen. Monseigneur verrichtte als een informateur avant la lettre veel baanbrekend werk (George Puchinger heeft er uitputtend over geschreven), voordat Ruijs zijn kabinet tenslotte kon presenteren.
Nolens, die als priester voor het protestantse volksdeel onaanvaardbaar zou zijn geweest, had van zijn partijgenoot overigens wel een groot offer gevraagd: Ruijs was nog maar amper vier maanden gouverneur van Limburg, toen Nolens hem - na het bedanken van een andere vooraanstaande katholiek - vroeg naar Den Haag te komen. Ruijs ging, maar moet in huiselijke kring hebben verzucht: ,,Misschien hebben ze met Kerstmis wel genoeg van me en dan ben ik Limburg kwijt.' Dat viel, achteraf gezien, erg mee want tussen 1918 en 1933 presideerde hij drie kabinetten - inderdaad: 3906 dagen - en in de resterende jaren van die periode fungeerde hij als voorzitter van de Tweede Kamer.
In die laatste jaren was het oude elan bij Ruijs de Beerenbrouck, doorgaans weinig zwaartillend van aard, verdwenen. Hij was reeds geruime tijd nierpatiënt en die kwaal matte hem af, iets waaronder hij ook onder zijn laatste premierschap moet hebben geleden. Veel waarnemers hadden in 1933 het gevoel dat Ruijs 'uitgeregeerd' was - iets wat, ook zonder daarmee gepaard gaande gezondheidsklachten, wel vaker bij langdurige leiderschappen is vast te stellen! -, ofschoon hij zich in zijn drie laatste levensjaren nog op tal van terreinen verdienstelijk maakte.
Het Kamervoorzitterschap vroeg natuurlijk het nodige van hem, maar daarnaast ijverde hij onder meer voor de zaligverklaring van zijn vriend Alphons Ariëns. Ook ontving hij de voormalige Duitse rijkskanselier Brüning, die na zijn aftreden en de komst van Hitler streng incognito door Europa reisde en in het diepste geheim op 'Suideras' op bezoek kwam. Ruijs moest tenslotte in een Utrechts ziekenhuis worden opgenomen, waar hij op 17 april 1936 overleed. In het al genoemde interview merkt Ruijs' dochter op dat haar vader, een vroom katholiek die vrijwel dagelijks de mis bezocht, vlak voor zijn dood was begonnen aan een novene, 'een periode van negen dagen waarin je op een bijzondere wijze tot God bidt. Op de laatste dag van zijn novene is hij gestorven. Mijn moeder beschouwde dat als teken van de voorzienigheid.'
,,Op een dag, die donker inzette, den 21en April 1936, is Jonkheer Ruijs op het stille dorpskerkhof van Vierakker begraven.' Zo opent de Katholieke Illustratie haar verslag van de uitvaartplechtigheid. ,,Een plechtigheid, waaraan door zeer vele grooten in den lande werd deelgenomen, maar gestempeld door landelijken eenvoud, en dus geheel naar den aard van dezen man, die bij alle voornaamheid van afkomst en beteekenis door eenvoud gekenmerkt werd.' Zo waren alle ministers van het kabinet-Colijn aanwezig (een unicum bij de begrafenis van een oud-bewindsman) en verder vele vertegenwoordigers van kerk, staat en de Vierakkerse dorpsgemeenschap. De kist werd vanuit 'Suideras' door pachters van de familie naar de kerk gedragen. Onder de condoleancebrieven bevond zich een telegram van koningin Wilhelmina, maar ook een persoonlijk schrijven van de communist Henk Sneevliet, met wie Ruijs bijzondere vriendschappelijke banden had onderhouden.
Vierakker, anno 2001. Het kerkhof naast en achter de kerk is niet bijzonder groot, maar toch is het nog even zoeken naar Ruijs' laatste rustplaats. Recht in de as van het hoofdaltaar bevindt zich achter de kerk een opvallend grafmonument, zonder verdere aanduiding. In de achtermuur van de kerk bevindt zich echter een eenvoudige gedenkplaat met de mededeling dat Charles Ruijs rust in het familiegraf van zijn schoonouders, de familie Van der Heijden van Suideras, die de kerk aan de kleine parochie van Vierakker had geschonken. In Ruijs' papieren trof men later tal van aforismen aan. Tekenend voor zijn integriteit, zijn vroomheid en zijn gevoel voor relativering was de uitspraak: ,,Drie dingen zijn in de wereld moeilijk te leren: een geheim te bewaren, een belediging te vergeten en zijn snipperuurtjes goed te besteden.'