Was Jezus getrouwd?

De vraag of Jezus celibatair leefde, duikt telkens weer op. Volgens romanschrijver Dan Brown was hij wel degelijk getrouwd. Er zijn ook serieuze geleerden die daarvan uitgaan. Het Vaticaan daarentegen houdt vast aan Jezus’ ongehuwde staat. Theoloog Sam Janse onderzocht de bronnen en de theorieën. En trekt zijn eigen conclusie.

Sam Janse

Dan Brown heeft met zijn kaskraker ’De Da Vinci Code’ het grote publiek bijgepraat en de lang verzwegen waarheid onthuld: Jezus was getrouwd en wel met Maria Magdalena. Ze vertrokken naar Frankrijk en hebben daar nog een kind gekregen dat de stamvader werd van het Franse koningshuis van de Merovingers. Niet onmogelijk dat een nijvere beoefenaar van de genealogie tegenwoordig na enig speurwerk bij Jezus als voorvader terechtkomt. Dat is nog weer iets anders dan Karel de Grote waar een stamboom van enige allure tot nu toe bij uitkomt.

Dat wij dit verhaal over Jezus nog niet kenden komt natuurlijk door het Vaticaan, dat zijn eigen belangen heeft om de ware toedracht onder het vloerkleed te houden. Maar nu is dan het echte verhaal naar boven gekomen.

Toch blijft die ene vraag in de lucht hangen: was Jezus inderdaad getrouwd?

In het verleden hebben de klassieke christelijke theologen deze vraag doorgaans niet overwogen omdat Jezus’ god(delijk)heid naar hun idee geen ruimte biedt voor erotiek en seksualiteit. Maar de historicus is gebonden aan zijn eigen strenge regels: wat zeggen de bronnen erover en zijn deze bronnen betrouwbaar? In veel modieuze theorieën wordt, niet minder dan in de traditionele dogmatiek, de hand met deze regels gelicht en naar de gewenste uitkomst toe geredeneerd.

Een volgens sommigen doorslaggevend argument luidt dat in het jodendom een man normaliter getrouwd was. Zegt niet het eerste gebod in de Hebreeuwse bijbel (Genesis 1:28): „Wees vruchtbaar en word talrijk”? In een samenleving die altijd met uitsterven bedreigd wordt, is het verwekken van kinderen een daad van humaniteit. Daarom ging bijvoorbeeld pater Grollenberg ervan uit dat Paulus getrouwd was ook al zeggen de bronnen er niets over. W.E. Phipps stelde al in 1970 in ’Was Jesus Married?’ om deze reden dat ook Jezus getrouwd moet zijn geweest. De bewijslast wordt hier gelegd bij degenen die het celibaat van Jezus of Paulus poneren.

Dat de vier canonieke evangeliën daarover niets berichten, zegt op zichzelf niets. Ik kan me ook voorstellen dat er boeken bestaan over de voetballer Johan Cruijff die niet vermelden dat hij getrouwd is. Dat is logisch, dat is het thema van deze boeken ook niet. Zoiets zou op zichzelf ook met de evangeliën het geval kunnen zijn.

In het rabbijnse jodendom is het zonder meer een plicht voor een man om te huwen en kinderen voort te brengen. Er is in de rabbijnse literatuur wel sprake van een rabbi in het begin van de tweede eeuw die ongehuwd is gebleven, Simeon ben Azai, maar de discussie erover bewijst al hoe uitzonderlijk en omstreden het was.

De joodse leraren weten een keur aan bijbelse argumenten naar voren te brengen ten gunste van het huwelijk. „Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar.” Dat wil zeggen: de vrouw, en wel in de zeer letterlijke en fysieke betekenis dat de man de vrouw onder zich moet zien te krijgen. En: wie de voortplanting niet bevordert, staat gelijk aan iemand die bloed vergiet. Of: hij is als iemand die het beeld van God vermindert (de mens is immers beeld van God).

Maar de grote fout die hier en vaker gemaakt wordt, is dat Jezus restloos vanuit dit latere jodendom geïnterpreteerd wordt. Dit is een anachronisme, te vergelijken met een poging om Luther vanuit de Verlichting te begrijpen. Er is inderdaad een grote mate van continuïteit tussen het rabbijnse jodendom van na, en het jodendom van de farizeeërs van vóór de val van Jeruzalem, maar het blijft zaak om Jezus’ eigenheid op te sporen. Zonder dat zou er überhaupt geen Nieuwe Testament zijn geweest.

Vruchtbaarder is de poging om vanuit het Oude Testament en de joodse bronnen uit Jezus’ eigen tijd af te leiden hoe er in de eerste eeuw tegen huwelijk en celibaat werd aangekeken.

Het Oude Testament kent geen enkele reserve tegenover seksualiteit op zichzelf. Het Griekse dualisme van geest en lichaam is daar onbekend en het lichaam mag er zijn met z’n verlangens en lusten, mits het de humaniteit niet verstoort en vernietigt. De ongehuwde staat is Gode niet welgevalliger dan het huwelijk. Sterker nog, het celibaat als instelling is in het Oude Testament een onbekende grootheid. Ook de priesters mochten (beter: moesten) in Israël een huwelijk aangaan. De Rechabieten, een groep die in Jeremia’s tijd ’ijverde’ voor de God van Israël, onthielden zich wél van wijn maar níet van vrouwen.

Het is interessant om te lezen wat het latere geschrift ’De geschiedenis van de Rechabieten’ hiervan gemaakt heeft. Het is een werkje dat we moeilijk dateren kunnen (kan uit de eerste vier eeuwen komen) en volgens velen van joodsen huize is, volgens anderen uit christelijke kringen stamt. Het zou inderdaad wel eens uit een ascetisch christelijk milieu kunnen komen. Hoe het ook zij, het drukt een geloofshouding uit die gestempeld is door een hellenistisch dualisme waarin voor de seksualiteit amper of geen plaats is.

Het verhaal vertelt de geschiedenis van de heremiet Zosimus die het eiland van de gelukzaligen mag schouwen waarop de Rechabieten wonen. Het is een prachtig eiland zonder bergen (!), met een keur aan bloemen en heerlijke genoegens. Wie de Europese literatuur van het land Cocagne en de islamitische teksten over het paradijs kent, verwacht dat dat seksuele genoegens zullen zijn. Hij komt bedrogen uit. Wel hebben sommige bewoners inderdaad gemeenschap, want het menselijk geslacht moet nu eenmaal in stand gehouden worden. Dat gebeurt evenwel slechts éénmaal in een mensenleven; daarna wordt er ook nooit meer aan teruggedacht, vermeldt de schrijver nadrukkelijk. Dat de gelukzalige eilandbewoners zo spaarzaam met seks kunnen omgaan, komt doordat er uit dat ene contact steevast een tweeling wordt geboren. Ziedaar, met een minimum aan lust een maximum aan nageslacht. Het ene kind zal maagdelijk blijven en het andere zal moeten geloven aan de eenmalige seksualiteit.

Van dit alles is in het Oude Testament nog geen spoor te vinden. Een paar keer lezen we hier over de keuze voor de ongehuwde levensvorm: bij de dochter van Jefta (Rechters 11:38-40) en Jeremia (Jeremia 16:2). In het laatste geval drukt de ongehuwde staat van de profeet uit dat, met de Babyloniërs in aantocht, het land en het volk van Israël geen toekomst hebben en dat het geen tijd is om kinderen te verwekken. Ook de apocriefe Judit blijft na haar eerste huwelijk nadrukkelijk ongetrouwd, iets wat in Israël eveneens ongebruikelijk is, maar ook dat heeft met de toestand van land en volk te maken.

Israël kent wel de tijdelijke onthouding. Priesters mogen, als zij dienst doen in de tempel, geen omgang met vrouwen hebben (Leviticus 15:16-18) en voor krijgers geldt hetzelfde als zij optrekken in de heilige oorlog (1 Samuël 21:5). Dat betekent geen degradatie van de seksualiteit, maar wel een grondbesef dat het heilige en het seksuele uit elkaar gehouden moeten worden. De onthouding is niet moreel, maar ritueel van aard.

In de kloosterlijke gemeenschap van Qumran hebben deze gedachten doorgewerkt. De leden van deze sekte verstonden zichzelf als priesters en als strijders en het is waarschijnlijk dat ze zich via deze dubbele lijn geroepen wisten tot een volkomen toewijding aan God waarin voor het huwelijk geen plaats meer was. Niet omdat het lichamelijke minderwaardig zou zijn, maar omdat de dienst aan God hen zozeer opeiste dat er voor het huwelijk geen ruimte over was. Flavius Josephus, de geschiedschrijver uit de eerste eeuw, vertelt dat er Esseense gemeenschappen (waartoe we ook de Qumran-groep rekenen) waren die verspreid over het land woonden en uit gezinnen bestonden. Op zichzelf blijft het huwelijk een mogelijkheid, maar de broeders van Qumran kiezen er niet voor.

Dezelfde Josephus vertelt ook over een zekere Bannus die als heremiet leefde. Alles wijst erop dat Bannus, die sterk aan Johannes de Doper doet denken, in volstrekte afzondering en dus celibatair in de woestijn woonde. Ook het jodendom van Jezus’ tijd had kortom zijn ’kloosterorden’ en heremieten.

Met volstrekte zekerheid is de vraag naar Jezus’ huwelijkse staat waarschijnlijk nooit helemaal te beantwoorden. In elk geval is duidelijk dat het, gezien de algemene gegevens van zijn tijd, niet onmogelijk, zelfs niet vreemd zou zijn geweest als Jezus celibatair had geleefd. Het argument dat elke Jood in die tijd getrouwd was, gaat niet op en de bewijslast ligt voorlopig netjes in het midden.

We kunnen de context van Jezus nog scherper tekenen. Het Nieuwe Testament suggereert dat ook andere belangrijke figuren van de Jezusbeweging ongehuwd zijn gebleven, onder anderen Paulus. Dat dit voor hem, net zomin als in Qumran, geen principiële kwestie was, blijkt uit 1 Korintiërs 9:5. Paulus verwijst hier naar Petrus die zijn vrouw blijkbaar meenam op zijn zendingsreizen; Paulus claimt het recht om hetzelfde te doen. Hij prijst zijn eigen keuze wel aan vanwege het voordeel van een grotere beschikbaarheid voor God en de missionaire dienst. Ook hier is de beschikbaarheid voor God het doorslaggevende argument.

Verder is nog Johannes de Doper te noemen, van wie ik ook nooit het idee heb gekregen dat hij een geregeld huiselijk leven kende. Dat betekent dat ook in het Nieuwe Testament zelf de celibataire staat voorkomt als een mogelijkheid om God op een bijzondere wijze te dienen. Als dit klopt, hebben drie hoofdfiguren, Johannes de Doper, Jezus en Paulus, daarvoor gekozen.

Zijn er nog duidelijker aanwijzingen in de evangeliën te vinden over Jezus’ gehuwde of ongehuwde staat? Inderdaad. Jezus spreekt in Matteüs 19:12 over mensen „die zichzelf gesneden hebben, ter wille van het Koninkrijk der hemelen”. In het oude Oosten werd castratie vaak toegepast met een religieus doel. Priesters buiten Israël werden soms ontmand. Jezus gebruikt de uitdrukking hier in figuurlijke zin: zij die in onthouding leven ter wille van hun dienst aan God en zijn Koninkrijk.

Het is zeer waarschijnlijk dat Jezus zelf zo heeft geleefd. Omdat het thema van de totale toewijding aan God en de bereidheid om daarvoor zelfs je geliefden los te laten zo vaak in het Evangelie klinkt, is het bovengenoemde, Johan Cruijff-argument uiteindelijk toch niet geldig. Gezien de bovenstaande woorden van Jezus hadden we het in de evangeliën moeten terugvinden als Hij wél getrouwd was geweest. De bewijslast ligt volgens mij toch bij hen die beweren dat Jezus getrouwd was.

En de apocriefe tradities dan waarop de ’geleerden’ zich beroepen die in Browns boek figureren? De oogst valt op dit punt erg tegen. De niet-canonieke evangeliën zijn duidelijk van later datum dan de canonieke en, historisch gezien, is er geen reden om het beeld dat zij van Jezus schetsen betrouwbaarder te achten.

Het Thomasevangelie is een categorie apart, aangezien dat in zijn vroegste lagen terug kan gaan tot halverwege de tweede eeuw en we niet moeten uitsluiten dat dit ons via geheel eigen traditielijnen nieuwe informatie over Jezus verschaft. Maar juist in dit evangelie wordt negatief over Maria Magdalena gesproken: „Simon Petrus zei hun (= Jezus en de discipelen): Laat Maria (= Maria Magdalena) van ons weggaan, want vrouwen zijn het leven niet waard. Jezus zei: Kijk, ik zal haar meetrekken om haar mannelijk te maken, zodat ook zij een levende geest wordt die op jullie, mannen, lijkt. Want iedere vrouw die zich mannelijk maakt zal het koninkrijk der hemelen binnengaan.”

Dit is duidelijk vrouwvijandiger dan de evangeliën die volgens Dan Brown door de kerk vervalst zijn. Sommige liefhebbers van het Thomasevangelie schrappen dit woord dan ook uit de tekst en stellen dat het om een latere invoeging gaat. Zonder dat de overgeleverde tekst zelf daar aanleiding toe geeft. Ook hier gaat de dogmatiek, in dit geval een moderne dogmatiek, boven de waarheid.

Andere geschriften uit de gnostische bibliotheek die in het Egyptische Nag Hammadi is gevonden, spreken positiever over Maria Magdalena. In de Pistis Sophia is zij een toonbeeld van wijsheid en overtreft ze daarin zelfs haar geestelijke broeders. Van een huwelijk of een andere seksuele relatie met Jezus wordt niet gerept. Het is eerst het Evangelie van Filippus, ook één van de geschriften uit Nag Hammadi, waar we iets vinden dat met veel goede wil zo geïnterpreteerd zou kunnen worden. Dit evangelie stamt op zijn vroegst uit de tweede helft van de tweede eeuw. De tekst waar het om gaat, is niet meer compleet en luidt na reconstructie mogelijk zo: „En de metgezellin van de [Heer] is Maria Magdalena. [Christus hield] meer van Maria dan van [alle] leerlingen. Hij kuste haar dikwijls op haar [mond].” Wat tussen haken staat is aangevuld en dus niet geheel zeker, hoewel de meeste onderzoekers er wel van uitgaan dat dit de oorspronkelijke tekst benadert.

Toch is het nog maar de vraag of hier sprake is van een huwelijks- of een liefdesrelatie. In hetzelfde geschrift klagen de discipelen bij de Heer: „Waarom houdt u meer van haar dan van ons allemaal?” Als Maria Magdalena Jezus’ vrouw was geweest, was deze vraag vreemd geweest en had Jezus in zijn verweer tegen de discipelen op deze unieke relatie kunnen wijzen. Maar dat doet hij niet. Hij geeft de vraag terug: „Waarom houd ik niet van jullie zoals van haar?” Juist de mogelijkheid van een vergelijking tussen Jezus’ liefde voor Maria Magdalena en voor de discipelen leidt tot een andere uitleg: het gaat om een spirituele relatie.

Dit wordt bevestigd door een andere paragraaf van dit Evangelie waar gesproken wordt over het geestelijke voedsel dat via de mond naar binnen gaat. „Want de volkomenen worden zwanger en baren door een kus. Om die reden kussen ook wij elkaar. We worden zwanger door de genade die we onder elkaar hebben.” Terecht spreekt de Groninger oud-hoogleraar G.P. Luttikhuizen hier over een ’rituele kus’. We kunnen dit vergelijken met ’de heilige kus’, waarover Paulus in zijn brieven regelmatig spreekt en die de gelovigen in hun samenkomsten elkaar blijkbaar gaven.

Wat we weten over het jodendom van de eerste eeuw maakt het zeker mogelijk dat Jezus voor de ongehuwde staat heeft gekozen. Wat we lezen in het Nieuwe Testament maakt het zelfs waarschijnlijk. Er zijn geen gegevens, noch uit de bijbelse, noch uit de buitenbijbelse geschriften die het tegendeel bewijzen.

Historici zijn huiverig voor ’als-vragen’. De geschiedwetenschap kent nu eenmaal geen laboratorium waarin het experiment overgedaan kan worden. Toch kunnen ze de verleiding niet altijd weerstaan om zo’n gedachtenexperiment aan te gaan. Voor theologen en ook voor (andere) gelovigen kan het zelfs buitengewoon zinnig zijn. Wat zou het voor de geloofsleer betekenen als Jezus getrouwd was geweest? Verandert het beeld van Jezus en de inhoud van het geloof daardoor wezenlijk? En waarom dan?

Op dit punt hebben de critici gelijk die zeggen dat de gelovigen nog eens grondig moeten nadenken over Jezus’ menselijkheid. De Engelse carol zingt: „The little Lord Jesus, no crying he makes.” Dit beeld van Jezus is nog niet helemaal verdwenen in de kerk.

Een aantal jaren geleden hield ik een kerstquiz voor mijn jongere catechisanten met daarin de vraag: „Het kindje Jezus huilde a) net als alle andere baby’s; b) alleen als het echt nodig was; c) op de lange reis naar Egypte; d) nooit. Een behoorlijk aantal jongeren had b of d aangestreept. Dit is een late nawerking van een docetisme dat zich vroeg en diep in de kerk heeft genesteld: Jezus had een schijnlichaam en zijn lichamelijkheid behoorde dus niet tot zijn wezen. Clemens van Alexandrië haalt met kennelijke instemming de gnosticus Valentinus aan, die beweert dat Jezus door zijn zelfbeheersing op een bijzondere wijze at en dronk en daarom ook niet de stoelgang van de gewone stervelingen had, maar zijn voedsel op een bovennatuurlijke wijze verteerde.

We kunnen ons voorstellen dat er een geschrift uit de eerste eeuw opduikt waaruit zou blijken dat Jezus getrouwd was. Waarschijnlijk is dit niet, onmogelijk evenmin. Zou het een schok voor de christenen zijn? Ik denk dat het voor rooms-katholieken moeilijker zou liggen dan voor protestanten. Als het een schok zou zijn, zou het dan niet tot zelfonderzoek moeten leiden? Waarom is zo moeilijk om de seksualiteit in het leven van Jezus een plaats te geven?

Alsof de twaalfjarige Jezus alleen maar in de tempel zat en geen problemen had met zijn ontluikende seksualiteit. Alsof de volwassen man Jezus geen gevecht zal hebben gekend om in het reine te komen met zijn seksuele driften.

Als ik de evangeliën goed begrepen heb, is er noch volgens de Meester, noch volgens zijn leerlingen iets mis met de seksualiteit. Integendeel, het hoort bij de levensvervulling die de Schepper zijn mensen gunt. Dat Jezus gekozen heeft voor een leven in seksuele onthouding staat in het kader van het offer en het kruis, van een missie die volbracht moest worden. Het Koninkrijk van God vroeg hem om alles achter te laten en op weg te gaan in vertrouwen op God.

Maria Magdalena zou er trouwens niet gelukkiger op zijn geworden als ze met Jezus was getrouwd.

Dr. Sam Janse is predikant van de Protestantse Kerk in Nederland te Driebergen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden