... was er de uitverkoop
Een jas kopen betekende aan het eind van de negentiende eeuw, flink onderhandelen. Vaste prijzen waren er niet, winkels waren eenmansbedrijfjes waarin de verkoop een kwestie was van loven en bieden, net als op de markt. Winkels namen steeds meer de functie van de markt over: zo is in de provincie Utrecht het aantal winkels in de tweede helft van de negentiende eeuw bijna verdubbeld, van 2700 in 1850 tot 4800 in 1890. Pas vanaf de eeuwwisseling kregen de eenmanszaakjes concurrentie van grootwinkelbedrijven. In de jaren twintig van de vorige eeuw kwamen winkels als Kreymborg, Peek & Cloppenburg, C & A, Gerzon, de Galeries Modernes (begonnen als de Franse Bazar) en de Hema.
Supermarktketens kwamen wat later. Pas in de jaren dertig gingen kleine kruideniers samen onder namen als Spar, Centra en Vivo.
En toen kwam de crisis en moesten de winkeliers, zowel de eenmanszaken die er altijd ook nog waren gebleven, als de grotere alles op alles zetten om de klanten binnen te krijgen en omzet te blijven maken. Ze deden dat volgens het principe dat ook het uitgangspunt was geweest van de grotere winkelbedrijven: winst door lagere prijzen en grotere omzet. De vaste prijzen, ingevoerd door de grootwinkelbedrijven, werden losgelaten. Er kwamen aanbiedingen: drie halen twee betalen, of 20 procent korting op de hele collectie.
De branche dreigde eraan kapot te gaan. Winkeliers concurreerden elkaar dood en dat gebeurde overal: in Duitsland, in België, in Nederland, in Frankrijk.
Vandaar dat al deze landen in dezelfde periode de aanbiedingen van winkeliers bij wet regelden. In Nederland kwam begin jaren dertig de zogeheten uitverkopenwet, in Duitsland in 1933 de Rabattgesetz. Deze wetten stelden strenge regels aan voordelige aanbiedingen. Zo werd vastgesteld dat slechts twee maal per jaar, in januari en in juni, een of twee weken lang de prijzen verlaagd mochten worden, niet meer dan volgens een voorgeschreven percentage. Zo ontstond de uitverkoop. Een verschijnsel dat vooral bij aan mode onderhevige winkels hoort, zoals kledingzaken, zaken voor woninginrichting en, maar dat is iets van recenter datum, zaken die moderne electronica en hifi verkopen, het zogenaamde bruingoed. Die zaken zijn veel jonger dan de uitverkopenwet.
Prijzen verlagen buiten de vaste uitverkoopweken mocht alleen wanneer een winkel opgeheven werd of verbouwd. Voor een verbouwingsuitverkoop moest toestemming worden gevraagd aan de gemeentee
Na de Tweede Wereldoorlog was de concurrentie minder groot en viel de noodzaak voor een uitverkopenwet weg. De uitverkoop werd nu een prettige bijkomstigheid voor de klant, en voor de winkelier een manier om oude voorraden weg te werken en de schappen te legen voor nieuwe collectie. Uitverkoop was opruiming geworden.
De wet werd steeds vaker ontdoken. Een verbouwingsuitverkoop was vaak meer uitverkoop dan verbouwing, want controle op die verbouwing was er niet veel. Met de toenemende welvaart en de opkomst van de jongerencultuur gingen mensen steeds vaker in het jaar kleding kopen. De mode veranderde steeds sneller. Wat in het voorjaar nog hip was, was in de herfst al een winkeldochter. Winkeliers in de kledingbranche grepen een kleine verbouwing aan om groots op te ruimen. De meest modieuze kledingzaken gingen vier keer per jaar de oude collecties opruimen om ruimte te maken voor nieuwe. Modezaken begonnen ook steeds vroeger met afprijzen. Hoe modieuzer de collectie, des te eerder de prijzen daalden, schetst directeur Willem Koster van Maison de Bonneterie de situatie in de jaren zeventig en tachtig. ,,En zodra de prijzen bij de concurrent dalen, daalt ook de waarde van onze collectie.' Zo dwong de onderlinge concurrentie toch weer tot een uitbreiding van de uitverkoop. Maar omdat de modebranche in deze jaren een groeiende markt was, en de situatie het omgekeerde van de jaren dertig, toen de uitverkopenwet werd ingevoerd, was er geen wettelijke bescherming nodig. De branche groeide toch wel. In de Verenigde Staten werd de cyclus van modieuze kledingartikelen nog korter. Daar is een nieuw model rok, pantalon of jas maar acht weken het nieuwste van het nieuwste en worden ze al na acht weken voor minder van de hand gedaan. ,,De kortingen zijn er wel minder dan in Europa', weet Koster.
Nederland was er als eerste bij om de uitverkoop vrij te geven en de vaste weken op te heffen. In 1984 werd de uitverkopenwet in Nederland afgeschaft. De traditionele weken in januari en juni bleven - publiek en winkels waren hieraan gewend - maar er kwamen tussentijdse opruimingen bij. De Bijenkorf begon met de Drie Dwaze dagen, iets dat onder de uitverkopenwet niet gekund zou hebben.
De Drie Dwaze dagen is, net als de actie die de Bonneterie in september houdt, geen opruimingsuitverkoop en niet bedoeld om ruimte te maken voor nieuwe collectie. ,,Het is een prijzenactie waarbij je van je leveranciers grote prijskortingen krijgt op bepaalde partijen. Van die kortingen laat je ook je klanten profiteren. Van afprijzen is geen sprake', aldus directeur Koster van de Bonneterie.
Naast de uitverkopenwet waren er ook kortingswetten, die een maximum vaststelden van de kortingen die winkeliers mogen geven aan hun klanten. In Duitsland is de wet die kortingen van meer dan drie procent verbood, vorig jaar afgeschaft, maar nog altijd bestaan er wettelijke regels die de concurrentie moeten beperken. Begin deze maand kwamen de Duitse vestingen van C & A in botsing met deze regels. De kledingketen gaf klanten, ter gelegenheid van de komst van de euro, 20 procent korting. Zulke kortingen mogen alleen in geval van liquidatie of verbouwing en daarvan is bij de Duitse C & A's geen sprake.
C & A Duitsland was niet van plan de kortingsactie te stoppen. De kledingketen verdedigt zich door te zeggen dat de klant door deze actie alleen maar bevoordeeld wordt.
Maar voor de bescherming van de klant waren de kortingswettten oorspronkelijk niet bedoeld.