Column

Wantrouw alle kunstenaars die komen uitleggen wat ze bedoelen

Rob Schouten Beeld Maartje Geels
Rob SchoutenBeeld Maartje Geels

Onlangs was ik in het Pianola Museum, een klein museum in Amsterdam, midden in de Jordaan. Pianola’s zijn curieuze dingen, automatisch spelende piano’s waarin je een papierrol stopt met gaatjes die een balgje leegzuigen waardoor de hamers in beweging worden gebracht die vervolgens de snaren toucheren.

Rob Schouten

Zo’n piano kan alles spelen wat er maar bestaat en dat doen ze ook, van ‘Boer daar ligt een kip in ’t water’ tot de ‘Hongaarse Rhapsodieën’ van Liszt. Ze zijn allang uit de gratie, omdat mensen pick-ups en andere reproductie-apparaten gingen kopen maar ze hebben nog wel een functie als uitvoeringsplek van oude opnames. Heel wat van die pianolarollen zijn namelijk volgespeeld door beroemde componisten en pianisten van wie verder geen plaatopnames zijn. Zo hoorde ik in dat museum Claude Debussy in 1912 zijn eigen ‘La soiree dans Grenade’ spelen. Die opname is ook op YouTube te horen maar dan mis je het levende pianospel, en de toetsen die zonder menselijke hand spookachtig ingedrukt worden.

Debussy speelt zijn eigen stuk heel behoorlijk natuurlijk maar ook weer niet overdreven indrukwekkend; er zijn heel wat pianisten die het beter doen, zoals Martha Argerich of Svjatoslav Richter. En dat valt me altijd op bij opnames van componisten die hun eigen werk spelen, de Rachmaninovs van Rachmaninov zijn lang zo mooi niet als die van Ashkenazy, Ravel speelt zijn eigen werk best houterig en stijf. Misschien vallen Bach, Mozart en Beethoven in hun eigen uitvoeringen ook wel tegen, maar die teleurstelling wordt ons door de geschiedenis bespaard.

Tekst loopt door onder afbeelding.

Claude Debussy Beeld Getty Images
Claude DebussyBeeld Getty Images

Ik rotzooi maar wat aan

Je moet vrees ik niet bij de kunstenaar zelf zijn voor de perfecte vertolking van zijn werk, die toch ook altijd een soort uitleg is. Het doet me een beetje denken aan schilders en dichters die niet zoveel zinnigs over hun eigen werk hebben te melden: “Ik rotzooi maar wat aan” van Karel Appel, is het perfecte voorbeeld, “Schilderen is een zijnstoestand. Schilderen is jezelf ontdekken. Elke echte schilder schildert wat hij is”, zei Jackson Pollock en daar word ik ook niet veel wijzer van. En Martinus Nijhoff wist ons eveneens met een kluitje het riet in te sturen: “Hoe ik een gedicht maak? Heel eenvoudig, zoals een haan een ei legt.”

Dat ieder kunstwerk tot op grote hoogte ‘zichzelf creëert’ en dat de kunstenaar er dus in zekere zin niet zoveel over te zeggen heeft strijdt met de maakbaarheidsgedachte die in onze maatschappij tegenwoordig overheerst. ‘Zoek niet en u zult vinden’ staat er in een oud alchemistisch geschrift en dat geldt ook voor creatief werk. T.S. Eliot beweert in zijn beroemde maxime over het schrijfproces bij de dichter min of meer hetzelfde: ‘He does not know what he has to say, until he has said it.’

Wantrouw al die kunstenaars die komen uitleggen wat ze allemaal bedoeld hebben en wat hun werk betekent. Laat verklaringen maar over aan politici en wetenschappers. Er bestaat nog altijd zoiets als een raadselachtig scheppingsproces waar je de schepper beter niet over kunt ondervragen. Mij stelt dat gerust.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden