Wanneer spreekt een journalist de waarheid?
Het grootste probleem van de journalistiek is niet een tekort aan publiek, maar het afnemende vertrouwen van dat publiek. Wanneer slaat gezonde scepsis om in regelrecht wantrouwen tegenover 'de mainstream-media'?
Moet je geloven wat er in de krant staat? Cees Hamelink roept al jaren van niet. De emeritus-hoogleraar communicatie schreef meerdere boeken waarin hij probeert het grote publiek de ogen te openen voor de manipulaties van spin-doctors, voorlichters, politici en bedrijven, die veel te makkelijk door journalisten zouden worden overgenomen.
Dit is volgens Hamelink niet alleen een probleem van de journalistiek, maar ook van het publiek. In een online college over journalistiek zegt hij: "Goede journalistiek heeft een ontzettend goed publiek nodig. Een publiek dat een beetje argwanend en achterdochtig is. En dat met enige regelmaat zegt: maar klopt het verhaal wel? Zou het ook anders kunnen zijn?"
Inmiddels lijkt het erop dat Hamelinks wens is uitgekomen. Het publiek is zelfs een paar stappen verder: het gelooft er geen snars meer van en besluit zelf uit te zoeken hoe het zit. Artikelen, fora en blogs van burgerjournalisten, zelfbenoemde onderzoekers en gepensioneerde wetenschappers over onderwerpen als MH17, het associatieverdrag met Oekraïne en de meest uiteenlopende terreuraanslagen, van 9/11 tot Parijs, zijn allang geen margeverschijnsel meer waar enkel zonderlingen zich mee bezighouden.
Leugenachtigheid
Het is een bont gezelschap, maar als iets hen bindt, is het de overtuiging dat je van 'mainstream media' geen steek wijzer wordt.
Misschien komt het door strategische en later toegegeven leugenachtigheid van politici en andere autoriteiten, die met de traditionele media geassocieerd worden. Het meest prominente voorbeeld daarvan, ook door Hamelink aangehaald, is de speech over massavernietigingswapens, waarmee Colin Powell in 2003 probeerde de VN-veiligheidsraad te overtuigen van de noodzaak van interventie in Irak. De wapens bleken er achteraf bezien niet te zijn, maar de nieuwe oorlog was een feit.
Daarnaast speelt de opkomst van sociale media als Facebook en Twitter een belangrijke rol. Online je eigen waarheid bij elkaar zoeken is een stuk makkelijker als je de ingrediënten overzichtelijk kan vinden bij vrienden en gelijkgestemden. En ook voor je eigen verhalen heb je al snel een publiekje.
Serie over scepsis
Scepsis is de komende jaren het eindexamenonderwerp in het schoolvak filosofie. Tot aan het eindexamen in mei publiceert Trouw elke twee weken een aflevering van de serie 'Hoe weet je dat eigenlijk?' Die vraag leggen we steeds een andere filosoof voor. Daarbij komen allerlei terreinen aan bod: kunst, media, politiek, techniek, natuur, wetenschap, religie, economie en identiteit. Over twee weken verschijnt de volgende aflevering.
Volgens Mark Deuze, hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam, verhogen sociale media ons bewustzijn van het feit dat alle informatie 'gemaakt' is. We ervaren immers dagelijks hoe we onze eigen selectieve waarheden verkondigen over onze aaneengesloten reeksen successen, zonnige momenten en geslaagde vakanties.
Twijfels
Filosoof Tinneke Beeckman, schrijver van 'Macht en onmacht', waarin onder andere de thematiek van boze en wantrouwende burgers een rol speelt, krijgt van lezers vaak te horen dat ze gestopt zijn met kranten en journaals. En niet uit gebrek aan nieuwsgierigheid. Beeckman: "Mensen zien de meerwaarde niet meer van nieuws als infotainment. Bovendien twijfelen ze aan de onafhankelijkheid van journalisten. Informatie die komt van vrienden is onverdacht, want belangeloos. Als een collega zegt: ik heb een goed boek gelezen, dan zegt hij dat in elk geval niet om het te verkopen."
Je zou het als een vooruitgang kunnen zien. Alastair Campbell, de voormalig spindoctor van Tony Blair, vraagt zich op zijn blog hardop af of het in het tijdperk van sociale media misschien over en uit is voor zijn vakgenoten. Mensen zijn volgens Campbell steeds minder makkelijk te manipuleren. Op naar een toekomst van kritische, mediawijze burgers, die zelf verhalen maken en delen?
Mark Deuze wijst op voorbeelden van onthullende burgerjournalistiek. Hyperlocal verslaggeving, zoals het werk van de Corner Media Group in New York, een netwerk van semiprofessionele en burgerjournalisten die verschillende wijken in New York bedienen.
Of Bellingcat. Deuze: "Dat begon als een blog van een alleenstaande, werkloze vader, die nogal bedreven was in het vinden en analyseren van YouTube-beelden en -kanalen. Hij heeft onder andere als eerste de herkomst van de Buk-raket getraceerd die MH17 naar beneden haalde. Hij heeft in zijn eentje talloze internationale nieuwsverhalen gemaakt of substantieel aangevuld. Inmiddels is Bellingcat een burgerjournalistieke organisatie die non-profit onderzoek doet."
Potentie
Maar zo pakt het lang niet altijd uit. Deuze: "Verreweg de meeste van die blogs zijn helemaal niet consciëntieus. Vaak beginnen mensen eraan uit woede over een bepaald bericht, klikken dan drie maanden van alles bij elkaar en nemen er daarna nooit meer iets van terug. Met andere woorden: burgerjournalistiek heeft veel potentie, maar over het algemeen komt van die potentie niet zoveel terecht."
Tinneke Beeckman ziet nog meer bezwaren. Bijvoorbeeld: wie beschermt een burgerjournalist, als hij daadwerkelijk grensverleggend onderzoek doet? "Onderzoeksjournalisten worden gesteund en juridisch beschermd door hun redacties. Maar een burger die werkelijk beet heeft, kan makkelijk worden vermalen door een machtige partij die hij met zijn onthullingen in het nauw brengt. Om zo'n zaak tot een goed einde te brengen, heb je een sterk journalistiek bedrijf nodig."
Volgens Beeckman hebben de traditionele media 'een probleem van waarachtigheid'. Maar de burgerjournalisten en zelfbenoemde onderzoekers al evenzeer. "Mensen die via internet antwoord zoeken op hun vragen, komen makkelijk terecht bij mensen die wereldgebeurtenissen op een totaal andere manier interpreteren dan de traditionele media. Bij complottheorieën neemt de argwaan en verbetenheid het veelal over van de journalistieke beroepscode die hoort bij waarheidsvinding. De onzin die je aantreft wordt op die sites ook niet weersproken, omdat de bezoekers van dergelijke sites er allemaal hetzelfde over denken."
Het gaat hier om het onderscheid tussen gezonde scepsis en doorgeslagen wantrouwen. Wie sceptisch is, blijft onderzoeken en stelt zijn oordeel uit. Wie gedreven wordt door wantrouwen, heeft zijn oordeel juist al klaar.
Onvervangbaar
Beeckman: "De oorspronkelijke drijfveer om zelf op onderzoek uit te gaan zou je kunnen zien als gezonde scepsis. Alleen komt het resultaat van het eigen onderzoek in veel gevallen op ondeugdelijke wijze tot stand. Journalistiek is in die zin onvervangbaar; mijn buurman kan weliswaar belangeloos over iets spreken, maar ik ben niet zeker dat hij beschikt over het oordeelsvermogen, de kritische distantie en andere vaardigheden die nodig zijn om tot waarachtige bevindingen te komen."
Wat zouden journalisten moeten doen om mensen als die buurman weer te bereiken?
Beeckman: "Journalisten zouden dit probleem veel serieuzer moeten nemen. Ik heb niet de indruk dat ze er erg mee bezig zijn. Verder denk ik dat de mensen die hun scepsis verruilen voor wantrouwen, dit vaak doen omdat ze het gevoel hebben dat redacties hen voorschrijven hoe ze moeten denken."
"Neem de vluchtelingenproblematiek: mensen hebben het idee dat in de berichtgeving ook meteen een bepaalde opgelegde visie of houding besloten ligt. Een impliciete, vaak morele boodschap. Lezers voelen zich in hun mogelijkheid tot scepsis verhinderd. Daarom haken ze af. Redacties zouden zich veel meer moeten toeleggen op de feiten, en veel minder op het morele oordeel over de feiten.
"Anders groeit het wantrouwen verder. Wantrouwen betekent: veronderstellen, ook moreel, dat de ander te kwader trouw is. Scepsis betekent eerder: de erkenning van ieders menselijke tekortkomingen. Je kunt iets aannemen van een journalist en toch ook oog hebben voor zijn of haar beperkingen, alleen al in tijd en middelen. Een open oog houden voor het feit dat de waarheid misschien toch net iets anders kan blijken te zijn. De scepticus kan de journalist het voordeel van de twijfel gunnen. Maar degene die zich overgeeft aan wantrouwen, is het voordeel van de twijfel kwijt."
'Een vriend is betrouwbaarder dan een journalist'
Nieuwsconsumenten vertrouwen sinds ongeveer twee jaar liever op hun eigen zoekresultaten, die ze vinden via Google News, dan op nieuws dat gebracht wordt door traditionele media. Dit blijkt uit wereldwijd onderzoek van het Amerikaanse bureau Edelman, begin dit jaar gepubliceerd.
Andere opvallende uitkomst: mensen vertrouwen het meest op nieuws dat hen bereikt via vrienden en familie (78 procent). Daarop volgt het nieuws dat gedeeld wordt door academische experts (65 procent). Het minste vertrouwen krijgt nieuws dat gebracht wordt door degenen die er hun vak van hebben gemaakt: journalisten (44 procent).
Uit recent Brits onderzoek blijkt dat journalisten als buitengewoon onbetrouwbaar worden gezien. In de top van minst betrouwbare beroepen staan journalisten op de vierde plaats, achter makelaars (3), leden van de regering (2) en politici (1). Wie dan wel betrouwbaar is? De kapper.
In Nederland en België is het vertrouwen in de journalistiek vooralsnog waarschijnlijk iets minder diep gedaald dan in Groot-Brittannië en de VS, maar volgens Mark Deuze, hoogleraar mediastudies aan de Universiteit van Amsterdam, is de trend hier precies hetzelfde.
"Dit is zonder twijfel de grootste crisis voor de journalistiek, groter dan het probleem van afhakende abonnees of haperende verdienmodellen voor online journalistiek," zegt Deuze. "Voor de meeste mensen is de stem van een krant of omroep niet langer belangrijker dan die van een collega, een vriend of iemand in de kroeg. Bij rampen of aanslagen is het voorlopig nog anders, maar voor het leven van alledag geldt dit zeker."