Universiteit
Wacht maar af: meer vrouwen worden hoogleraar
Het gaat nog 37 jaar duren voordat er evenveel vrouwelijke als mannelijke hoogleraren zijn. Als universiteiten op dezelfde manier mensen blijven aannemen, zal de man-vrouwverhouding aan de wetenschappelijke top pas in 2054 gelijk zijn. Dat blijkt uit onderzoek dat het Rathenau Instituut vandaag presenteert. Toch stemmen de cijfers hoopgevend.
Nederland loopt in vergelijking met de rest van Europa weliswaar nu achter met het aantal vrouwelijke hoogleraren. Slechts 18 procent van het totale aantal hoogleraren is vrouw, blijkt uit de laatste monitor van het Landelijk netwerk vrouwelijke hoogleraren.
Volgens Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut, mag er wel wat sneller verandering komen in de samenstelling van hoogleraren. "Mensen moeten zich kunnen ontplooien, anders verspil je talent. Wij hebben dat talent nodig. De universiteit moet een afspiegeling zijn van de samenleving. Kennis moet dus gemaakt worden door mannen én vrouwen."
Kraamkamer
De voorspelling is gebaseerd op data uit het verleden. De onderzoekers hebben gekeken naar het aandeel vrouwelijke promovendi van negentien jaar geleden - de kraamkamer van de hoogleraren van nu.
Een derde van alle hoogleraren die in 2015 zijn benoemd, is vrouw. Dit correspondeert met het aandeel vrouwelijke promovendi van negentien jaar geleden. "Het aantal benoemingen komt dus overeen met het aanbod", concludeert Peters.
Een nog positiever beeld komt naar voren wanneer gekeken wordt naar de man-vrouwverhouding bij de huidige promovendi. Die ligt sinds 2015 nagenoeg gelijk. Het duurt echter nog weer negentien jaar voordat deze gepromoveerden genoeg les hebben gegeven, onderzoek hebben gedaan en wetenschappelijke artikelen hebben gepubliceerd om in aanmerking te komen voor het hoogleraarschap.
Dit betekent dat het aanbod van geschikte kandidaten pas over negentien jaar uit evenveel mannen als vrouwen bestaat. De balans is dan nog steeds scheef. "Er is tegen die tijd nog steeds een groep oudere mannelijke hoogleraren die je niet zomaar kan ontslaan of met pensioen kan sturen", aldus Peters. Bovenop die negentien komen nog wel achttien jaar voordat er echt een gelijke verhouding mannelijke en vrouwelijke hoogleraren is.
Deze resultaten lijken eerder onderzoek tegen te spreken waaruit zou blijken dat er sprake is van impliciete discriminatie op universiteiten. Toch kan hier volgens Peters nog steeds sprake van zijn. "Wij hebben alleen gekeken naar de aanstellingen. Daaruit blijkt dat het bewustzijn bij sollicitatiecommissies is toegenomen. Maar dat vrouwen een gevoel van achterstand ervaren, kan nog steeds waar zijn."
Cultuur
Ze benadrukt daarbij dat uit het onderzoek ook is gebleken dat vrouwen minder lang hoogleraar blijven dan mannen. "Vrouwen stromen eerder uit. Een mogelijke verklaring daarvoor is de mannelijke cultuur op de universiteit. Sommige vrouwen voelen zich daar thuis, maar andere vrouwen niet."
Het kan dat deze cultuur in de loop van de tijd verandert, zeker nu blijkt dat de huidige verhouding promovendi gelijk is. Maar ook dat kan nog negentien jaar duren. "De nieuwe promovendi zijn nog geen vijftig jaar oud, dus zij bepalen de cultuur nog niet. Een grote groep mannelijke hoogleraren doet dat nu nog."
Het onderzoek wordt vandaag, tijdens de start van het Westerdijkjaar, door Peters gepresenteerd. Het is namelijk honderd jaar geleden dat Johanna Westerdijk als eerste vrouwelijke hoogleraar werd benoemd aan de Universiteit van Utrecht. Zij specialiseerde zich in de fytopathologie, ofwel plantenziektekunde.