Essay
Waarom zijn we al veertig jaar bang voor klimaatrampen?
JAFFE VINK Wie is er bang voor de vooruitgang?, vraagt Jaffe Vink zich af. En waarom zijn we al veertig jaar bang voor klimaatrampen? 'We heersen over de natuur en dat verontrust ons.'
In 1970 maakte Wouter van Dieren een reis naar Amerika. Hij was 29 jaar, had zijn kandidaatsexamen sociale psychologie op zak en werkte als wetenschapsredacteur voor de NCRV en Elsevier. In Amerika kwam hij in aanraking met Dennis Meadows, de chef van de machinekamer van het wereldmodel: hij werkte in opdracht van de Club van Rome aan het rapport 'Grenzen aan de groei'.
Deze maakte een computeranalyse van de vijf grote wereldproblemen in hun onderlinge samenhang: bevolkingsgroei, voedselproductie, industrialisatie, uitputting van natuurlijke grondstoffen en vervuiling. Meadows' eerste concept was klaar. Van Dieren: "Toen ik het gelezen had, wist ik dat ze dynamiet in handen hadden. Dat snapten ze zelf niet. Ze wilden gewoon een wetenschappelijk rapport maken. Maar de reusachtige maatschappelijke implicatie ervan doorzag ik wonderlijk genoeg meteen."
Mystiek
Met de voorzitter van de Club van Rome sprak Wouter van Dieren later af dat Nederland gebruikt zou worden als pioniersland. "Hier zouden we het als eerste lanceren, via een soort inktvlekeffect. Overal werd het rapport verspreid als vertrouwelijk. We zeiden dat het van een zeer geheim genootschap was, de Club van Rome. De kranten doken er meteen op, er werden verbanden gelegd met Opus Dei, de maffia en het Vaticaan. Dat het helemaal was doorgerekend met een computer vond men ook al zo geheimzinnig, want niemand wist eigenlijk nog wat dat was.
Je had dus de computer, de Club van Rome en het einde van de wereld. Die mystiek veroorzaakte een ongelooflijke ruis en groeide uit tot een vulkaanuitbarsting in het najaar van 1971. Zo hebben we het onderwerp vanuit Nederland op de Europese kaart gezet."
Op dinsdag 31 augustus 1971 heeft NRC Handelsblad de historische primeur op zijn voorpagina: RAMP BEDREIGT WERELD. "Als alles en iedereen doorgaan op de manier waarop dat nu gebeurt, dan komt er binnen enkele tientallen jaren een geweldige catastrofe. De enige vraag daaromtrent is of de catastrofe wordt veroorzaakt door honger, door uitputting van essentiële grondstoffen of door de vervuiling van de aarde. Er zijn - nu! - ingrijpende maatregelen nodig om dat onheil te voorkomen."
Een van de problemen is de bevolkingsexplosie: de bevolking groeide eerst heel langzaam, maar nu is er een ware explosie opgetreden. Als we de lijn doortrekken, betekent dat 14 miljard mensen over zestig jaar, 28 miljard over negentig jaar, 56 miljard over honderdtwintig jaar. Er is, zelfs als men de huidige voedselproductie verviervoudigt, "geen sprake van dat de aarde zoveel mensen zou kunnen voeden".
Wolfraam
Ook de opsomming van grondstoffen die over vijftig jaar volledig opgebruikt zijn, zal de krantenlezers niet geruststellen, hoewel misschien niet iedereen het belang van wolfraam en molybdeen zal beseffen: aluminium, kobalt, koper, goud, lood, mangaan, kwik, molybdeen, aardgas, nikkel, aardolie, platinum, zilver, tin, wolfraam en zink.
In elk geval is het duidelijk dat we met de tegenwoordige gang van zaken vastlopen, schrijft wetenschapsredacteur A. de Kool, waarna hij verder gaat met iets wat nog het meest lijkt op een persoonlijke hartekreet: "Gaan we dan toch door met het bouwen van auto's of met het bouwen van raffinaderijen of van boorinstallaties? Kom nou!"
Hij voelt het gelijk aan zijn zijde, want de computer heeft allerlei invloeden "op de een of andere manier in het model verwerkt. Vandaar ook dat de computer een hele serie geleidelijke rampen voorspelt omstreeks het jaar 2020."
Het artikel eindigt in een warwinkel van jaartallen en toestanden, maar de apocalyps knalt uit elke kolom. Eerst zou de wereldbevolking rond het jaar 2100 gegroeid zijn tot 56 miljard mensen, de tweede voorspelling was dat de wereldbevolking omstreeks het jaar 2100 was gereduceerd tot 2 miljard en de derde voorspelling is nu dat de wereldbevolking na het jaar 2125 bestaat uit 12 miljard zwakken en zieken. En dat in het bestek van één artikel onder de kop: 'Computer brengt catastrofe in beeld'.
Chaos en catastrofe
Een dag later, 1 september 1971, publiceert de Haagse Post een artikel van W.L. Brugsma over het rapport: 'Apocalyps op afbetaling?' Als we de vooruitgang niet stoppen, betekent dat volgens Brugsma de 'Endlösung voor de mensheid'. Endlösung. Dat is de codenaam voor het plan van de nazi's om alle Joden te vernietigen. Brugsma, in gezwollen en onnavolgbaar proza: "Als we niet ingrijpen, ontstaat binnen vijftig jaar de chaos, de catastrofe, de door de technologische geïndustrialiseerde vooruitgangsmaatschappijen zelfgegenereerde Endlösung voor de mensheid."
Enfin.
Het kan zijn dat de weergave van het conceptrapport een rommelige indruk maakt, maar mochten we denken dat dit afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het rampenscenario, dan miskennen we de krachten van de tijdgeest en rekenen we buiten de leider van een nieuwe politieke partij, Hans van Mierlo van D'66, die de eerste berichten tot uitgangspunt neemt voor een opmerkelijke toespraak in Tilburg, op 11 september 1971: "Het rapport is een met cijfers en feitelijke gegevens gestaafde definitieve veroordeling van ons consumptie- en productiepatroon."
Volgens Van Mierlo moeten we van onder af aan geheel opnieuw beginnen, met een nieuwe maatschappijvisie, met een geheel nieuwe terminologie, "we moeten nieuwe politieke conclusies trekken, die waarschijnlijk buitengewoon onaangenaam zijn voor iedereen".
Als een volleerd muzikant die weet dat het eerste liedje de toon zet, begint Van Mierlo zijn toespraak met een verhaal - een parabel van de tijdgeest.
"Op vele, kleine en grote, gebieden manifesteert zich dagelijks de tragische onmacht van de mensen tegenover processen die zij zelf in het leven hebben geroepen, die vervolgens een eigen bestaan zijn gaan leiden, ontsnapt aan de besturende hand van de mensen, vervolgens de mens gaan domineren, om zich ten slotte tegen de mens te keren. Zoiets voel je als je in de totale stilte die volgt op de explosieve klap waarmee een Jaguar tegen een boom is geknald, op het wrak af loopt en met een mengeling van deernis en afkeer kijkt naar de buitengewoon dode chauffeur, die een minuut geleden nog dacht dat hij tweehonderd kilometer per uur kon rijden, omdat hij een auto had die tweehonderd kilometer per uur kon rijden. Zijn eigen uitvinding, de auto, overklast zijn zenuwgestel, zijn eigen mogelijkheden om het in bedwang te houden."
Van Mierlo beschouwt die buitengewoon dode chauffeur als een typisch voorbeeld van het 'uit de hand lopen van eenmaal ingezette processen'. Hij ziet de voortekenen dat de welvaartsstaat ons naar de keel vliegt, hij vraagt zich af of er een overlevingskans is voor de mensheid en of we bereid en in staat zijn de pijnlijke offers in ons comfort daarvoor te brengen. "Wellicht hebt u enige tijd geleden de Haagse Post of NRC Handelsblad gelezen."
Hongersnood, oorlog, euthanasie of overheidsmaatregelen?
Voor wie deze stukken niet kent, citeert Van Mierlo W. L. Brugsma, over de Endlösung. En over de remedies: "Wat gebeurt er als je de vervuiling halveert? De computer, niet gehinderd door sentimenten, antwoordt: dat betekent vermindering van de wereldbevolking, de voedselproductie, de industrialisatie. Hij zegt er niet bij of die vermindering tot stand moet worden gebracht door oorlog, hongersnood, pestilentie, euthanasie of overheidsmaatregelen in de trant van: wie een kind wil krijgen moet eerst een oud mannetje inleveren."
Het is een wonderbaarlijke alinea. Het is onbegrijpelijk dat een politicus als Van Mierlo een voorstel tot 'vermindering van de voedselproductie' zonder enig commentaar citeert. En ziet hij werkelijk oorlog, hongersnood en epidemieën op ons afkomen? Massale euthanasie? Die hele baaierd van ellende wordt ons voorgeschoteld - zonder enige uitleg.
Na dit relaas vraagt Van Mierlo zich af wat we moeten doen. Hij heeft een voorstel. Hij heeft het eerder gezegd en hij herhaalt het, met meer overtuiging nog: "We moeten de revolutie maken voor ze uitbreekt." De inzet is een fundamentele reorganisatie van ons consumptie- en productiepatroon. Hij vergelijkt het met de Franse Revolutie en de Russische Revolutie - "die werden gedragen door persoonlijk beleefde vertrapping, door mensen die nooit rechten hadden gehad. Het was de opstand van de armen tegen de armoede." Maar de revolutie die we nu nodig hebben is 'de opstand van de rijken tegen de rijkdom'.
Dat is niet eenvoudig, concludeert Van Mierlo. Wie zal ermee beginnen? "De vroegere gewelddadige revoluties begonnen pas echt op het moment dat iemand zich bukte en een stuk hout opnam. Zal die geweldloze revolutie, die we nu nodig hebben, beginnen met een reclameman, die zomaar op een middag zijn potlood tegen de muur kwakt?"
Het pessimisme van ellende en ondergang verspreidt zich via de media als een dikke mist over Nederland. Het weerklinkt ook meteen in het parlement. Tijdens de Algemene Beschouwingen over de begroting van het confessioneel-liberale kabinet-Biesheuvel op 12, 13 en 14 oktober is de aangekondigde ramp voor Joop den Uyl (PvdA) een goede aanleiding om de aanval op het kapitalisme te openen: "Mijnheer de Voorzitter! Het lijkt erop, dat de Club van Rome in gezag de Paus op het ogenblik naar de kroon steekt."
Volgens de oppositieleider kan "alleen een fundamentele verandering van ons kapitalistisch stelsel de weg vrijmaken voor overleving. Ik citeer - met enige wellust - de NRC van gisteravond: 'Als de Club van Rome gelijk heeft, zullen waarschijnlijk collectieve voorzieningen nodig zijn, die zelfs de socialisten als revolutionair zullen beschouwen.' Wel, wij schrikken niet zo snel als wij gelijk krijgen, maar het is toch wel nuttig, vast te stellen dat de NRC constateert, dat wij niet kunnen doorgaan met ons stelsel van ondernemingsgewijze productie op de bestaande voet."
Verbazend
Premier Barend Biesheuvel gaat in de ministerraad in op wat hij heeft gehoord over het rapport van de Club van Rome: "Ik weet niet wat het is, maar het klinkt ernstig." "Zelf was ik opgevoed in het geloof dat de schepping oneindig is. Het was nooit bij me opgekomen dat die oneindigheid wel eens niet waar zou kunnen zijn. Het rapport maakte de eindigheid van voorraden duidelijk en, belangrijker nog, de eindigheid van het menselijk vernuft."
Het is verbazend dat een ervaren politicus van de ARP - van de stamboom van de antirevolutionairen - zo snel van gedachten verandert over het wezen van de schepping, meebuigt met de revolutionaire bespiegelingen en in een handomdraai het idee van de Club van Rome overneemt dat - 'belangrijker nog' - het menselijk vernuft eindig is.
Als er nog enkelingen zijn, die mochten denken: het waait wel over - voor hen hebben we een lied in petto.
Op 5 november 1971 is in theater Carré de première van de musical 'En nu naar bed' van Annie M.G. Schmidt. Deze musical wordt een daverend succes. In twee jaar tijd komen er maar liefst 345 voorstellingen. Eén lied uit deze musical wordt een klassieker, een duet, gezongen door Frans Halsema en Jenny Arean:
Vluchten kan niet meer.
'k Zou niet weten hoe
Vluchten kan niet meer
'k Zou niet weten waar naar toe
En op aarde zingt de laatste vogel
In de laatste lente
Hier in Holland sterft de laatste vlinder
Op de allerlaatste bloem
En dan komt weer het refrein - 'Vluchten kan niet meer, vluchten kan niet meer' - 345 keer door heel Nederland. Wie het nu nog niet weet van de laatste vogel en de laatste lente en de laatste vlinder, die is stokdoof en stekeblind.
Het officiële rapport 'Grenzen aan de groei' verschijnt in maart 1972. Het eerste wat opvalt: het staat vol figuren, grafieken en tabellen. Een tabel van DDT in lichaamsvet van inwoners van Delhi tot Kentucky, een steekproef bij twintig eskimo's in Alaska, een figuur over twee bladzijden met ongeveer honderd cirkels, vierkanten en rechthoeken en tweehonderd pijlen, die het verband aangeven tussen 'Deel van het kapitaal besteed aan overblijvende reserves' - 'Vruchtbaarheid' - 'Landverspillingsvoet' - 'Levensduurvermenigvuldiger door de vervuiling'.
Het is geen gemakkelijke kost.
Wereldmodel
De tekst van Dennis Meadows maakt het er ook niet gemakkelijker op: "Wij hebben aangetoond dat, althans in het wereldmodel, de toepassing van de technologie voor opkomende problemen ten aanzien van uitputting van hulpbronnen, vervuiling of voedseltekort, geen invloed heeft op het kernprobleem, dus op exponentiële groei in een gecompliceerd systeem met talrijke tijdsvertragingen en talrijke eindige grenzen."
Deugt Meadows' wereldmodel? Op 14 juli 1972 publiceert DSM Nieuws - een blad dat niet door iedereen wordt gelezen - enkele artikelen over de Club van Rome. Het hoofd van de afdeling wiskunde en procesbesturing van DSM, prof. P.M.E.M. van der Grinten heeft de 'wereldmodellen' doorgerekend. Hij begint eerbiedig over de bezorgdheid van Meadows en de zijnen, maar zet daarna de computer op zijn plaats. "Hierbij dient nog eens duidelijk te worden gesteld, dat de rol van de computer slechts die van een handig stuk gereedschap is. Hij houdt niets mystieks in wat betreft uitspraken als: computer voorspelt toekomst. De uitkomsten zullen immers niet beter zijn dan de aannamen die men erin heeft gestopt."
Dan volgt een dodelijke conclusie: "Dit brengt een onzekerheid met zich mee die de uitkomsten zowel optimistisch als pessimistisch kunnen doen uitvallen." Het model deugt dus niet. "De computers", zei een Amerikaanse demograaf, "geven slechts het afgrijzen weer dat er was ingestopt."
Ander tijdperk
Ik moet bekennen dat het steeds moeilijker wordt om het rapport van de Club van Rome serieus te nemen. Het is veel erger dan ik vermoedde: het is abracadabra. Maar dan blijft de vraag waarom het zo'n grote rol heeft kunnen spelen. Waarom sloegen die sombere voorspellingen zo aan? Hoe is het mogelijk dat zo veel mensen ervan in de ban raakten en dat het leidde tot een collectieve verdwazing?
De belangrijkste reden is het besef dat er iets grondig was veranderd. De invloed van de mens op de natuur is zo sterk geworden dat we in een ander tijdperk zijn terechtgekomen, het tijdperk waarin de mens de machtige natuur heeft beteugeld: de mens heerst over de natuur.
Het is een besef dat we nauwelijks durven toelaten: de machtige natuur - alsof wij die zouden kunnen bedwingen - de machtige natuur die ons omgeeft, de hoge bergen, de diepe zee, de geheimen van het wilde woud.
Het maakt ons bang.
We hebben wegen aangelegd, we hebben steden gebouwd - en daarbij de halve natuur in beslag genomen. We hebben een nieuwe wereld gebouwd. Vanaf onheuglijke tijden leefden we ín de natuur en nu beleven we de overgang van het land naar de stad: de eenentwintigste-eeuwse mens zal een stadsmens zijn. Het is een metamorfose van ons leven.
Machtige natuur
Die machtige natuur zal haar fascinatie behouden, maar we vliegen met gemak over de bergen, de zee bevaren we met olietankers en catamarans en cruiseschepen en het wilde woud is een wandelgebied geworden, waar we ons in de echte natuur wanen - zonder te verdwalen, want we hebben een iPhone die ons de weg wijst.
Die machtige natuur zal ons nog altijd treffen met orkanen en aardbevingen en zuidwesterstormen. In Nederland hebben we ons gewapend tegen de storm. De watersnoodramp van 1953 zal zich niet gemakkelijk weer voordoen. Maar soms horen we in het natuurgeweld de toon van de wraak: we hebben de stormen over ons afgeroepen, omdat we de dampkring hebben vervuild.
Ook het leed van ziekte en dood, van intens verdriet en barre rouw, kunnen we niet uitbannen en de klassieke drama's zullen ons blijven vergezellen, maar we leven langer en gezonder in een wereld die welvarender is dan ooit.
En ook de raadsels blijven, zoals in een gedicht van Lucebert: "Het besef een broodkruimel te zijn op de rok van het universum."
Intimidatie
We zijn heerser over de natuur geworden, maar hoe is dat mogelijk - er was toch, na de dood van God, nog een onverbiddelijke macht die groter was dan de mens: de natuur, de heilige natuur? Is het nu zo ver dat de woorden van Nietzsche over God van toepassing zijn op de natuur: De natuur is dood! De natuur blijft dood! En wij hebben haar gedood! Hoe zullen wij ons troosten, wij moordenaars aller moordenaars? Het heiligste en machtigste dat de wereld tot dusver bezeten heeft, is onder onze daden bezweken!
Laten we ons intimideren door Nietzsche? Gaan we met hem mee? Zijn wij moordenaars?
De natuur is niet dood maar de verhouding is veranderd. En de dramatische woorden van de filosoof met de hamer wijzen op de aard van deze verandering.
Het is een ontzagwekkende verandering in de menselijke geschiedenis - en hoewel we dit zelf teweeg hebben gebracht, stap voor stap, op de weg van de vooruitgang, is het een verandering die ons heeft geschokt tot in het diepst van onze ziel.
En deze verandering is zo snel gegaan dat ze ons verdwaasd achterlaat. We zijn heerser over de natuur geworden, maar we zijn ook bang en verontrust. En daar, in die onderstroom van angst en onzekerheid, schuilt de bron van de collectieve verdwazing die door het rapport van de Club van Rome is opgewekt.
Dit essay is een voorpublicatie uit: Jaffe Vink: Wie is er bang voor de vooruitgang. Prometheus Amsterdam; 200 blz. € 18,95
Vandaag verschijnt dit boek.
Jaffe Vink (1951), filosoof en publicist, is de geestelijk vader van Letter&Geest. Tot 2006 werkte hij voor Trouw. Daarna begon hij het tijdschrift Opinio (2007-2008).
'Ecologische Holocaust' met stervende bossen bleef uit
Een milieuramp die in de jaren tachtig werd aangekondigd, maar niet doorging: 'zure regen', die volgens de Duitse bedenker van de term binnen enkele jaren een 'ecologische Holocaust' teweeg zou brengen. Volgens de brochure 'Zure regen' (1985) van milieuminister Winsemius (VVD) moesten we meteen maatregelen tref- fen. "Offers zijn onvermijdelijk." De alarmerende boodschap werd gelardeerd met de foto's op deze pagina's. Vink citeert in zijn boek het Planbureau voor de Leefomgeving, dat in 2008 terugblikte op 'zure regen': "De hypothesen over de 'stervende bossen' bleken slecht onderbouwd en niet te onderbouwen." De voorspelde bossterfte was uitgebleven.