Waarom is zo ? Nederlandstalig goed
Twee filosofen, Sebastien Valkenberg en Ger Groot, schrijven op deze plaats om beurten een polemische column. Reageer op trouw.nl/meer.
Jarenlang verkeerde ik in de veronderstelling dat het Nederlands in de Grondwet verankerd lag als de officiële taal van dit koninkrijk. Dat schijnt niet zo te zijn, maar er wordt hard aan gewerkt.
Ik ben daar een warm voorstander van, sinds ik een door mij bedacht onderzoeksplan bij de betreffende Nederlandse overheidsinstantie in het Engels bleek te moeten indienen. Met moeite vertaalde ik mijn plannen terwille van de Nederlandse onderwijsambtenaren die mijn tekst in gedachten wel weer naar onze gemeenschappelijke moedertaal zullen hebben terugvertaald.
In het hoger onderwijs wordt een toenemend aantal lessen in het Engels gegeven. Terwille van de internationalisering, die voor dit land zo belangrijk heet te zijn – al heeft niemand ooit duidelijk kunnen maken waarin dat nationale belang dan ligt.
De komst van buitenlandse studenten is voor het kosmopolitisme van toekomstige generaties even verheugend als een studieverblijf van Nederlanders elders. Maar wetenschappelijk, laat staan economisch, legt het geen gewicht in de schaal.
Wat dat betekent, illustreert een anekdote van Douwe Draaisma, hoogleraar in Groningen. Gewaarschuwd dat er bij zijn voordracht één Chinese student in de zaal zat, improviseerde hij zijn hele uitleg over herinnering en vergetelheid ter plekke in het Engels om. Bij de vragenronde nam de bezoeker het woord: So memory good, forgetting bad. No?
Engelstalig onderwijs wordt door bestuurders likkebaardend bevorderd, want wat je van ver haalt is lekker, zoals mijn oma altijd zei. In werkelijkheid valt de docent, met de ogen gericht op de internationale horizon, daarbij maar al te vaak in de kuil van zijn eigen onvermogen, én dat van zijn studenten. De woorden worden simpeler, de uitleg grover, het intellectuele niveau lager dan het geweest zou zijn in een taal waarin we ons wél als een vis in het water voelen.
De reactie op die misstand is gewoonlijk dezelfde als die waarmee communistische leiders de tekorten van hun systeem plachten te verklaren. Niet het idee is fout; de uitvoering ervan is alleen nog niet radicaal genoeg. Dus zouden eigenlijk alle lessen in het Engels moeten worden gegeven. Er wordt zelfs gedroomd van een opheffing van het Nederlands tout court, door sommige kwaaksneutels die van de geschiedenis kennelijk nooit iets leren. Vertaal dát prachtwoord (afgelopen zaterdag aangetroffen in deze krant) maar eens in het Engels.
Hoe moet het dan met die internationale contacten? Problematisch zal dat blijven – maar laten we minstens blijven beseffen dat het spreken van een vreemde taal een zware opgave is. Niet alleen in een onderwijssituatie is dat van doorslaggevend belang. Ruim vijftien jaar geleden bleek de Nederlandse regering bij de oprichting van het Europese patentenbureau omwille van de zuinigheid best bereid de moedertaal op te geven. Uitvinders moesten hun aanvragen maar in het Engels indienen. Het is aan de Vlamingen te danken dat het Nederlandse vernuft niet bij voorbaat een extra handicap meekreeg.
Natuurlijk: de Vlamingen hebben aan den lijve ondervonden wat het betekent wanneer een vreemde taal het dagelijks leven gaat bepalen. Dan ziet de in Nederland nog altijd doodgeknuffelde internationalisering er plotseling heel anders uit. De zelfverzekerdheid waarmee menige landgenoot zegt zich in het Engels ’vlekkeloos’ te kunnen redden, riekt in werkelijkheid naar een provincialisme dat nog nooit écht met een vreemde taal in aanraking is geweest.
Daarom ben ik voor de grondwettelijke vastlegging van het Nederlands, dat de burger het recht geeft op scholing en communicatie met zijn overheid in de eigen taal. Veelzeggend genoeg is dat laatste momenteel alleen nog bevochten door de Friezen – maar die weten als minderheidssprekers dan ook al eeuwen van de hoed en de rand.