Opinie
Waarom is stierenvechten zo wrang?
Sinds kort worden Nederlanders in een radiospotje opgeroepen tot een vakantie zonder stierengevechten. Dat is een beschaafd initiatief, tegenover een traditie zonder enige moderne fijngevoeligheid. Het stierengevecht bewierookt deugden als heldenmoed, doodsverachting en tragisch besef. Daar kan onze evenwichtige en redelijke tijd niet mee uit de voeten.
De dood is de hoofdrolspeler in de corrida: niet alleen die van de stier maar ook van de torero. Want een laf en risicoloos spel is het stierengevecht in ieder geval niet. Slechts gewapend met een lap stof in het krijt te treden tegenover een vechtmachine van 500 kilo spieren is niet iets voor bange jongens. Er vallen dan ook aan mensenzijde doden. Tegenstanders van het stierengevecht stellen het soms vast met de opgetogenheid die dierenliefhebbers wel vaker aan de dag leggen wanneer de mens in het geding komt.
Dat is niet de enige paradox van de strijd om de arena. Stilzwijgend lijkt menigeen te veronderstellen dat stieren een lang en vreedzaam leven beschoren zou zijn, wanneer de corrida maar verboden zou worden. Ironisch genoeg is dat ideale leven een vechtstier juist dankzij dat spektakel gegund. Alleen in zijn laatste kwartier komt daaraan een ruw einde – maar als hij goed vecht, wil hem nog wel eens gratie worden geschonken.
Het alternatief zou het leven zijn van stieren in Nederland. Op een enkele dekstier na, worden ze kort na de geboorte afgemaakt. In plaats van een mooi leven met een beroerd einde hebben ze in Nederland dus helemáál geen leven.
Misschien is dat verkieslijk, maar ik vraag me af of veel strijders tegen de corrida zich die consequentie realiseren. Net zoals het feit dat veel Spaanse stierenrassen bijna zouden uitsterven wanneer ze hun nut verloren hebben. Zo gaat het er in de economie van de veeteelt aan toe. Ook in Nederland weten we daar alles van.
De afkeer van het stierengevecht heeft vermoedelijk meer te maken met het feit dat de stier publiekelijk sterft, in een feestelijke ceremonie, dan met de dood zelf. Die laatste accepteren we, als hij maar bloedloos en in het verborgene plaatsvindt. Moderne mensen zien het leven liever als blijspel dan als tragedie.
Die laatste illusie wordt door het stierengevecht ruw verstoord. Het laat zien dat het leven niet vreedzaam, pijnloos en redelijk is, maar toont de natuur als een strijd op leven en dood. Want ook een stier die sterft in een natuurlijk gevecht met een soortgenoot, lijdt – niet minder dan in de arena.
De natuur is nu eenmaal niet van nature ’goed’ – en de menselijke natuur al evenmin. Zoals de vechtstier de strijd in het bloed zit, wil ook de mens het vanuit zijn aard liefst tegen die natuur opnemen om te bewijzen dat hij tóch sterker is. En tegelijk – tweede paradox – wil hij als moderne mens die natuur het liefst zo aaibaar mogelijk hebben.
De dierenliefde die de vechtstier zijn eigen vechtlustige aard ontzeggen wil, is even kunstmatig als de verheerlijking van de natuur als lieflijke zuiverheid. De wereld is een strijdveld, waarvan de corrida het ritueel is geworden – maar díe kant van de natuur houdt de dierenliefhebber bij voorkeur verborgen.
Daarom schuurt de corrida tegen ons geweten in en laten we ons gemakkelijk mobiliseren door een oproep om die te doen verdwijnen. Vermoedelijk kunnen we inmiddels niet anders – en daarom zal het stierengevecht op den duur wel verboden worden.
De vrede graast zonder genade, zoals de dichter ooit schreef. Hoe paradoxaal dát is, kan de moderne beschaving rustig vergeten wanneer de natuur eenmaal één groot Disneyland is geworden.
Twee filosofen, Sebastien Valkenberg en Ger Groot, schrijven op deze plaats om beurten een wekelijkse polemische column.