Waarom de vrouw geen priester kan worden Verder dan Maria kan geen priester het brengen Mannen moeten niet heersen# Bemodderd, bebloed, afgetobd, en vuil

Dr. H. van der Meer s.j. is vicaris en hoofd van de kerkelijke rechtbank in het bisdom Roermond; hij promoveerde in 1962 op een studie over priesterschap van de vrouw.

H. VAN DER MEER

I. Het argument De overtuiging dat het aan de kerk niet toekomt om aan vrouwen de sacramentele priesterwijding toe te dienen berust uiteindelijk op het voorbeeld van Christus bij de keuze van de apostelen, en vervolgens op de constante en algemene Traditie van de Kerk om dit voorbeeld trouw na te volgen. Bij deze keuze van alleen maar mannen handelde Christus op een geheel vrije wijze, zonder zich aan te passen aan de heersende zeden en gewoontes. Met andere woorden: dat Christus het niet voor alle tijden zo heeft willen vastleggen en alleen maar zo deed omdat dat toen niet anders kon, gaat niet op: Hij kon best anders, Hij handelde zo vaak tegen de geldende sociale en culturele, jazelfs godsdienstige gebruiken van zijn tijd.

II. De toegevoegde beschouwing Het feit dat aan de allerheiligste Maria, moeder van God en moeder van de kerk, niet de zending van de apostelen werd gegeven, noch het sacramentele priesterschap, laat duidelijk zien, dat het niet toelaten van vrouwen tot de wijding niet kan betekenen dat vrouwen minder zijn. Want verder dan Maria kan geen priester het brengen in het Koninkrijk Gods. Zij heeft méér betekend en zij betekent ook nu nog altijd meer dan welke bisschop of priester ook. Zij wordt dan ook terecht 'koningin van de apostelen' genoemd. Maria is, zoals het tweede Vaticaans Concilie zegt: het 'hoogtepunt' van de kerk, de kerk 'op haar best'; in haar is de kerk al “zonder vlek of rimpel'. Vrouwen zouden miskend en gediscrimineerd zijn, wanneer zij niet als Maria konden zijn. Als zelfs aan Maria het priesterschap niet is toegekend, kan het voor niemand een smaad zijn om niet tot het priesterschap toegelaten te worden. Vrouwen kunnen voor de kerk betekenen wat Maria voor de kerk heeft betekend. Hoger kan niet.

III. Nadere doordenking Na de schepping van Adam sprak God: “Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past” (Genesis 2:18) Adam was kennelijk nog onaf, hij moest nog tot voltooiing gebracht worden. En dat ging dus door Eva gebeuren. Maar waarin bestond die hulp en waarin die voltooiing? Die hulp was niet bedoeld als een 'hulpje-voor-dag-en-nacht', niet dus als iemand om voor hem te zorgen. Want waar wordt een mens door tot voltooiing gebracht? Toch alleen door eindelijk iemand te hebben om voor te leven, om voor te werken, om zichzelf voor te vergeten. Het kan, Bijbels gezien, nooit zo zijn dat iemand tot voltooiing komt omdat hij nu eindelijk een beetje beter wòrdt verzorgd, doch alleen doordat hij eindelijk zelf tot verzorgen over kan gaan. Want alleen dan is hij echt beeld van God. En als beeld van God was de mens geschapen, daar gaat het dus om. Zo is het immers ook bij Hem die het uiteindelijke ware Beeld van God is, Jezus Christus: “Niet gekomen om zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen” (Marcus 10:45). Zo staat het ook verder in het scheppingsverhaal: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen”. De man moet de situatie verlaten waarin er voor hem wòrdt gezorgd - namelijk door vader en moeder - en hij moet gaan zorgen voor een ander. Hij moet niet meer op zichzelf gericht zijn, maar op de vrouw.

Het bleef niet zo mooi. De zonde deed haar intrede. En wat zie je dan gebeuren? Dan gaat de man 'heersen' over de vrouw (Genesis 3:16). Dat was dus niet zomaar een straf die door God werd opgelegd na de zonde, terwijl Hij ook een ander soort straf had kunnen bedenken. Dat gebéúrt gewoon wanneer mannen zondaars worden, zó heeft God de mensen gemaakt. Ongeveer zoals mensen van excessief alcoholmisbruik een leverkwaal kunnen krijgen. Het kwaad straft zichzelf, en God straft soms op déze manier, door de natuurlijke gang der dingen. Wanneer mannen zondaars worden is een van de eerste dingen die ze doen: heersen over hun vrouwen; dat is heel specifiek voor mannen die zondaars zijn. Dan is het dienen weg.

In Jezus Christus wordt de oorspronkelijke bedoeling van de scheppende God weer hersteld. Hij heeft de zonde van Adam overwonnen door “voor ons en omwille van ons heil” aan het Kruis te hangen en uit het graf op te staan. Daar hebben we dan eindelijk weer, na al die eeuwen, wat God oorspronkelijk had bedoeld: dat de man zich inzet voor de vrouw in plaats van over haar te heersen. Jezus, de man, “heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen” (Filippenzen 2:7). Ja, slaaf. En wiens slaaf? Om wie te dienen? Natuurlijk: de kerk, de nieuwe Eva, de vrouw, die in de persoon van Maria onder het kruis stond. Zo werd de oorspronkelijke bedoeling van de scheppende God weer hersteld. Mannen moeten niet heersen. Hoe moeten mannen dan wel met hun vrouwen omgaan? Zoals Christus met de Kerk: “Hij heeft Zich voor haar overgeleverd” (Efeze 5:25).

Paulus lijkt dat allemaal tegen te spreken. Hij zegt immers: “Vrouwen weest onderdanig aan uw man”, en: “De man is het hoofd van zijn vrouw” (Efeze 5:22v.). Jazeker; maar hij voegt daar wel iets aan toe: “ . . . onderdanig aan uw man als aan de Heer”, en: “ . . . het hoofd van de vrouw evenals Christus hoofd is van de kerk”. En dat weten we al: 'onderdanig zijn aan de Heer', dat is niet een heerser hebben, een baas hebben, doch een dienaar hebben, een verlosser hebben. En als Christus hoofd van de Kerk heet, dan is dat omdat Hé aan het kruis hing, Hij als eerste. Concreet en daardoor wat cru gezegd: Hij hoort aan het kruis, niet de vrouw, niet Maria. Hij hangt immers aan het kruis ter wille van de kerk, van Eva, van Maria, van de vrouw. Het is omwille van haar dat Hij de gedaante van een slaaf heeft aangenomen en de dood van slaven heeft ondergaan. Zij is dus de verloste, zij hoeft zichzelf niet te verlossen. En dé is dus de opdracht die Paulus gaf toen hij zei: 'De man is het hoofd van de vrouw', namelijk: 'Vrouw, laat de man aan het kruis. Haal hem niet naar je toe, word geen zondares zoals Eva, en zeg niet: “Kom bij mij staan zoals ik onder de boom stond, zo jij naast mij ónder het kruis, dan zijn we gelijk”.' Nee, dat is “naar uw man begeren” (Genesis3:16). En dan gebeurt er geen verlossing. Nee, vrouwen, laat mannen waar ze moeten zijn: óp het kruis. Maar ook omgekeerd: Vrouwen moeten niet zelf op het kruis willen stijgen. De kerk kan zichzelf niet verlossen. Dat doet het Hoofd.

Zit daar echter niet een vorm van discriminatie in? De man 'als Christus', en de vrouw slechts 'als de kerk'? Natuurlijk is er ongelijkheid, jazelfs er is 'hoger' en 'lager' tussen Christus en Maria. Maar nu niet op verkeerd spoor komen en niet gaan denken dat de man hoger is dan de vrouw. Want wie is 'hoger', als je het zo vraagt? Natuurlijk degene om wie alles begonnen is. En wie is dat? Daar geeft het Credo een helder antwoord op: “Hij is voor ons en omwille van ons heil uit de hemel neergedaald”. Wie is hoger? Natuurlijk degene om wie zich alles ging voltrekken. Toch niet de 'slaaf'? De hogere is de kerk, om haar ging het, de vrouw. De ander, de mensgeworden Zoon, moet maar zien hoe Hij het voor elkaar krijgt dat het de vrouw beter zal gaan dan voorheen. Gestalte van een slaaf. Bloed, zweet en tranen. Hij. Opdat zij als een heerlijke bruid wordt, “stralend, zonder vlek of rimpel, onbesmet” (Efeze 5:27). Men moet dus goed voor ogen houden dat er ongelijkheid is tussen man en vrouw, de vrouw is hoger.

Op het hoogtepunt van het drama werd de zijde van Adam-aan-het-kruis geopend, net zoals de zijde van Adam-in-het-paradijs geopend werd (Johannes 19:34 en Genesis 2:21). De zijde van Adam in het paradijs werd geopend tijdens zijn slaap; de zijde van Christus tijdens zijn doodsslaap. En uit de zijde van Christus stroomden water en bloed, symbolen van doopsel en eucharistie, waardoor de kerk bestaat. Uit de zijde van Christus werd de kerk geboren, zoals Eva uit de zijde van Adam. En zoals Adam na het ontwaken uit de slaap vol bewondering uit kon roepen: “Eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees” (Genesis 2:23), zo kon Christus na uit het graf wakker geworden te zijn zichzelf terug herkennen in zijn kerk. Zij leven zijn leven; de mensen in de kerk zijn, zoals Paulus het later uit zal drukken, “in Christus”. Christus is het hoofd van zijn lichaam, de kerk. “Gij zijt het lichaam van Christus, en ieder voor zijn deel leden” (1 Korinthe 12:27). Is dus een vrouw minder omdat zij “als Maria” is en niet zoals Christus? Dom gevraagd! Ze is wél zoals Christus. Alleen niet op het kruis, maar eronder. Is dat discriminatie?

Het document van de paus spreekt niet over 'het' priesterschap, waarvan de vrouw dan zou zijn uitgesloten. De paus is niet bang om bij allerlei gelegenheden te benadrukken dat het gehele volk van God “een priesterlijk volk” is. De paus moest derhalve nader preciseren tot wélk priesterschap de vrouw niet kan worden toegelaten. Hij had bijv. kunnen zeggen dat de vrouw niet toegelaten kan worden tot het gewijde priesterschap, of: tot het ambtelijk priesterschap. Maar hij koos de precisering van het concilie: het dienend priesterschap, eventueel uitgedrukt als “dienstambt”. Natuurlijk, want dat weten we inmiddels: dat dienen is het eigene van Christus en van de man, het heiligen van de Kerk. En het is daarom dat ik binnen het geheel van het Bijbels denken niet kan inzien hoe men zich dit priesterschap kan voorstellen als vervuld door vrouwen. Dat zou zoiets zijn als: Maria aan het kruis nagelen. Of zoiets als: doen alsof de Kerk zichzelf kan verlossen. Nee, de man moet het kruis op, ter wille van de vrouw. En dan “geeft hij de Geest”, waardoor alle mensen, mannen én vrouwen, deel krijgen aan Christus, been van zijn gebeente, vlees van zijn vlees worden.

Het probleem is natuurlijk dat je tegenwoordig haast nergens aan kunt zien, dat het priesterschap puur dienst is, wezenlijk een voortzetting van - of beter gezegd: een deelhebbing is aan het aan-het-kruis-hangen van Jezus. Nu, als dat treurig genoeg zo is, dan moet aan dat misverstand iets gedaan worden. Dan is de oplossing niet dat je aan vrouwen de kans gaat geven om ook aan die mislukte vorm van priesterschap deel te nemen. Dan moet het priesterschap zijn oorspronkelijk gestalte terugkrijgen: “Hij nam de gestalte aan van een slaaf” (Filippenzen 2:7). Hoe zag die eruit? Dat weten we: onder de modder, bebloed, vervuild, uitgelachen, naakt, veracht. Kortom: zoals slaven er uitzagen wanneer zij aan het werk waren. Kan dat iets zijn wat mannen laten doen door vrouwen? Ja, dat kunnen ze wel, en de geschiedenis heeft vaak genoeg laten zien hoe mannen, ook priesters, het slavenwerk door anderen en met name door vrouwen hebben laten opknappen. Maar dat is in strijd met de Bijbel. Zó mag een vrouw niet als slaaf aangesteld worden. Ik kan mij Maria niet zo voorstellen: onder de modder, bebloed, vervuild, uitgelachen, naakt, veracht. Een man kan ik mij wel zo voorstellen, ook de Godmens. Maar het lichaam van een vrouw moet, zoals Paulus zegt: “gevoed en gekoesterd” worden (vgl. Efeze 5:29), moet hoog geëerd zijn. Een man mag gerust de gedaante van een slaaf aannemen, daar is hij als het ware voor gemaakt. Maar kan een vrouw zeggen: “Dit is mijn lichaam dat voor U wordt overgeleverd”? Dat kan niet, wanneer men tenminste daarbij voor ogen blijft houden wat dat 'overgeleverd worden' in feite inhoudt, namelijk die ontering en ontluistering die Christus in zijn lichaam heeft ondergaan.

Maar ja, waar kan men nog aan zien dat het de specifieke opdracht van de priester is slaaf te worden, zichzelf over te leveren, om bemodderd en bebloed, afgetobd en vuil de kruisweg af te struikelen? Het ziet er in feite soms naar uit, alsof priesters geëerd moeten en willen worden, zich laten bedienen in plaats van zelf te dienen en zich over te leveren. Ja, dan is onverstaanbaar, waarom Maria, de vrouw, niet priester zou kunnen zijn. De kerk, de vrouw, Maria, moet immers in de heilsorde gediend worden. Maar gediend-worden is niet de ware aard van het priesterschap. Daarom komen we er niet langs om te zeggen: Wanneer men ertoe over zou gaan om vrouwen priester te maken, zou men haar vernederen. Zij zou middel worden in plaats van doel. En men zou doen alsof de Kerk zichzelf kon verlossen. Daarom is het priesterschap alleen voor de man geen achterstelling van de vrouw, doch juist een hogerstelling. Of nog beter gezegd: een hogerstellen van Christus, die de eerste was, die Hoofd is, doordat hij de laatste van allen en de dienaar van allen wilde zijn.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden