Vrijheid in 'happy clappy' geloof is schijn

Het evangelische christendom zou zijn populariteit danken aan de vrijheid die er heerst: je mag zelf je geloof invullen. Dat is een misvatting, zegt onderzoeker Johan Roeland. „Er zijn allerlei inperkingen. Je moet jezelf ondergeschikt maken.”

Emiel Hakkenes

De exacte herkomst van de term is moeilijk te achterhalen, maar vermoedelijk ontstond hij eind jaren negentig in Groot-Brittannië. Misschien was het een slip of the tongue, maar de voormalige anglicaanse aartsbisschop van Canterbury, Robert Runcie, mag zich de ’uitvinder’ noemen van de term happy clappy. In die kernachtige uitdrukking zit een diepgaande kritiek op het evangelische christendom. Bij de evangelicals, zo verwoordde de aartsbisschop het gevoelen van vele meer ’traditionele’ gelovigen, zou kerkgang slechts dienen om persoonlijke emoties te uiten zonder op God gericht te zijn. Individuele beleving en verder vrijheid-blijheid, zo vatte Runcie het geloofsleven van zijn evangelische medechristenen samen.

Voor een deel klopt de analyse van de aartsbisschop wel, valt op te maken uit het proefschrift ’Selfation’ waarop Johan Roeland deze week promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Theoloog Roeland (1977) deed als promovendus in de antropologie onderzoek naar evangelische jongeren in Nederland. ’Persoonlijke beleving’ is voor hun geloof inderdaad belangrijk, stelt Roeland. In de filosofie wordt dit wel aangeduid als ’subjectivering’, een fenomeen met oude papieren: de gedachte dat de mens zijn eigen leven kan vormgeven, en niet slechts een speelbal is van krachten als de natuur, de cultuur of God, gaat terug tot de achttiende eeuw.

Tegenwoordig, zegt Roeland, wordt die ’subjectivering’ ook aangevoerd als verklaring voor het (vermeende) succes van het evangelische christendom en van alternatieve vormen van spiritualiteit. Het aantrekkelijke daarvan zou namelijk zijn dat je je niet slechts voegt in een oude vaststaande traditie, maar je geloof zelf mag invullen – niets is verkeerd, geen dogma’s, vrijheid-blijheid.

Maar pas op, zegt Roeland, hier bedriegt de schijn. De alternatieve spiritualiteit heeft hijzelf niet onderzocht, maar daarvoor zal hetzelfde gelden als voor het evangelische christendom: zó vrij is het er niet, je vult helemaal niet zelf in hoe je gelooft. Roeland; „Impliciet bestaan er duidelijke do’s en don’ts waaraan je je moet houden. Er is veel mogelijk, maar er zijn ook allerlei inperkingen.”

Roeland bezocht voor zijn onderzoek vele jeugdkerken, festivals en bijeenkomsten. Zo zag hij in de praktijk waar de grenzen liggen van de vrijheid-blijheid. „Op een avond voerde een jongen een christelijk sketchje op. „Hij sprak over ’gemeenschap met God’, en maakte daar vervolgens een seksueel getint grapje over. Niemand zei dat hij met die grap over de schreef ging, maar er was ook niemand die erom lachte. Dat was veelzeggend.”

Wat in het evangelicale geloofsleven wel en niet is geoorloofd, is nergens vastgelegd, zegt Roeland. Niet in regels, dogma’s of belijdenissen. „De moraal wordt ontleend aan het beeld dat men heeft van God”, zegt de onderzoeker. De evangelicale God is tamelijk zachtaardig, haast een hemelse therapeut: hij kan je helpen en troosten, je kunt bij hem te rade gaan als bij een vriend.

„Maar God heeft ook een wil”, zegt Roeland, „en die bepaalt hoe je moet leven.”

Maar wie kent nu Gods wil? Roeland: „Opvattingen over wat God wel en niet toelaatbaar vindt, ontstaan in onderlinge interactie. In de gemeenschap staan van tijd tot tijd voorbeeldfiguren op, noem ze ’religieuze virtuozen’. Zij hebben een bepaalde religieuze ervaring gehad, of een uitstraling waardoor anderen aanvaarden dat zij de norm stellen. Dat kunnen bijvoorbeeld worshipleiders zijn, die zich bedienen van een bepaalde woordkeus en lichaamstaal.”

Er bestaat dus een spanning, stelt Roeland: aan de ene kant de evangelicale nadruk op persoonlijke beleving, en aan de andere kant de ongeschreven groepsregels die duidelijk maken wat van God wel en niet mag. Maar Zijn wil blijkt in de loop der tijd aan verandering onderhevig.

„Traditioneel wijzen evangelicale christenen seks voor het huwelijk af, omdat God seksualiteit zo niet bedoeld heeft. Tegenwoordig is seks voor het huwelijk niet meer per se fout, als je het maar binnen een stabiele relatie doet, met degene bij wie je van plan bent de rest van je leven te blijven.”

Die verschuiving, zegt Roeland, maakt duidelijk dat ook de moraal ’subjectiveert’: als jij je er goed bij voelt, wat kan God er dan op tegen hebben? Hij wil toch het beste voor je?

Ander voorbeeld: de foto’s van voormalig EO-presentator Arie Boomsma voor tijdschrift L’homo. De EO vond die over de grens en schorste de presentator. Boomsma bood daarop zijn excuses aan – niet voor de foto’s zelf, maar voor het feit dat hij de EO er niet vooraf over had ingelicht. Roeland: „Eigenlijk zegt Boomsma: ’Dit is mijn lichaam, het is door God geschapen en mag gezien worden’. Langzaam verschuiven de opvattingen op dit punt.”

En hetzelfde zie je terug in de opvattingen over populaire jongerencultuur. „De acceptatie van die cultuur is altijd tamelijk groot geweest”, zegt Roeland. „Maar aanvankelijk werd het vooral als een instrument gezien: God heeft die muziek geschapen, dus mag die gebruikt worden om het evangelie te verkondigen. Zo kon de EO-jongerendag ontstaan. Maar inmiddels zie je dat evangelische jongeren niet alleen de uitingsvormen van de populaire cultuur overnemen, maar ook de bijbehorende morele aspecten: ook evangelicals hechten aan idealen als zelfontplooiing, fun en genieten.”

Tijdens een van Roelands bezoeken aan een jeugdkerk vertelde een jongeman de aanwezigen zijn bekeringsgeschiedenis. Hij hield zich bezig met verkeerde zaken, was ’in de greep van Satan’, overwoog zelfs zelfdoding. Tot hij een evangelisatiewerker ontmoette. Die zei tegen hem: er is een oplossing voor je problemen, geef je hart aan Jezus. Volgens de jongeman klonk er toen een stem die zei: jij hoort bij mij. Dat was Jezus en sindsdien gaat het uitstekend met de jongeman.

’Je hart geven aan Jezus’, ’kiezen voor God’ – dat zijn zo de evangelicale motto’s. En dat lijkt een geheel vrije keuze, maar het is ook kiezen voor inperking, voor je conformeren aan allerlei ongeschreven regels. „Ik vind ’onderwerping’ een wat zwaar woord”, zegt Roeland. „Misschien kun je beter spreken van ’overgave’. Maar duidelijk is wel: je moet jezelf ondergeschikt maken.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden