Voor sprinter gaat nieuwe wereld open
Robert Lathouwers werkte in Gent pas zijn derde officiële 800 meter af. Hij werd er Nederlands kampioen mee.
De gezichten van Bram Som en Arnoud Okken sierden het omslag van het programmaboekje, maar de Europees kampioenen outdoor en indoor lieten op het NK wegens blessures verstek gaan. En juist nu meldt zich een concurrent op hun afstand: Robert Lathouwers.
De 24-jarige atleet uit Rotterdam liep in Gent pas zijn derde 800 meter, maar hij won met verve. Lathouwers legde een curieuze race-indeling op de baan door meteen de kop te nemen en vooral in de slotronde superieur van de rest weg te lopen. Zijn tijd, 1.48,90, was 0,40 boven de WK-limiet, maar dat mocht de pret niet drukken. Die limiet had Lathouwers vorige week al gelopen (1.48,31), zodat hij al zeker is van deelname aan het WK begin maart in Valencia. Een maand eerder had hij op trainingskamp in Potchefstroom (Zuid-Afrika) al 1.46,70 gelopen. Weliswaar op hoogte, maar niettemin.
De prestatie is temeer opmerkelijk omdat Lathouwers een 400 meterloper is. Of was. Hij moet nog aan de 800 meter wennen: „Het tempogevoel heb ik nog niet. Ze hebben me moeten overtuigen om over te stappen. Van lange afstanden houd ik niet. Ik vond 800 meter lopers altijd maar aerobe ezels.”
Dat verklaart zijn manier van lopen: „De 400 meter is eigenlijk een sprintafstand. In de 800 zit geen tempo. Dan neem ik de kop maar, kan ik zelf het tempo bepalen.”
Zijn overstap was een noodzakelijk kwaad. Lathouwers leefde jaren van blessure naar blessure. De hamstrings zaten hem dwars. „Ik heb overwogen te stoppen. Maar op een trainingskamp in Afrika, vorig jaar, liep ik voor de gein 800 meter. Dat ging goed, voor het eerst voelde ik m’n hamstrings niet.”
Zijn structurele pijn is altijd in fysiologische oorzaken gezocht, maar de oplossing blijkt simpeler: 800 meter gaan lopen. „Dat roep ik al vier jaar”, zegt zijn clubtrainer Errol Esajas. „Ik heb hem uiteindelijk zover gekregen dat hij zich bij Honoré Hoedt aanmeldde.”
Lathouwers arriveerde bij de bondscoach op de dag dat die het duo Okken-Som afscheid zag nemen. Een domper, vond Lathouwers: „Ik hoopte samen met hen te kunnen trainen. Je hebt nu drie goede 800 meter lopers in Nederland; daar moet je van profiteren.”
„Een ongecompliceerde, leuke vent”, zo omschrijft Hoedt zijn nieuwe pupil. Dat Lathouwers met de nodige reserves bij hem kwam, begrijpt hij: „Hij heeft acht jaar van zijn leven aan de 400 gegeven. In die tijd heeft hij een goed lijf opgebouwd. Hij is voor tachtig procent voor de 800 meter klaar.”
Hoedt ziet hem op maandag en dinsdag op Papendal en ook regelmatig in het weekend. „Ambachtelijke arbeid,” noemt de coach dat.
Dat werk valt Lathouwers niet mee. „Sprinters doen liever te weinig dan te veel. De snelheid heb ik; ik train nu om die om te zetten in duur.” Maar van duurlopen houdt hij niet: „Drie maal per week een duurloopje van tien minuten vind ik al heel wat. Nee, dat is geen luiheid, dat is sprintersmentaliteit.”
Die helpt hem aan zijn 300 meter lange eindsprint. Hoedt, over de race-indeling van Lathouwers: „Hij moet maar veel op kop lopen. Ik vraag me af wie hem op de laatste 200 meter kan passeren. Dat WK wordt een mooie ervaring voor hem. Hij kan best eens voor een verrassing zorgen.”
Lathouwers: „Ik ga voor de top-10 en denk stiekem aan de finale. O ja, en de Olympische Spelen natuurlijk. Als je toch gek doet, kan dat er wel bij.” De atleet combineert zijn sport noodgedwongen met werk als privé-chauffeur. „Dat is 60 uur per week werken, maar het moet wel. Ik wil voor trainingen naar Zuid-Afrika. Dat moet ik wel kunnen betalen.”
Naast zijn chauffeursbaan doet hij modellenwerk, voor kleding, fashion en tv-reclame. „Leuk werk en het verdient goed.” Hij heeft er het afgetrainde lijf voor. Misschien is een portret van Lathouwers voor het programmagidsje van volgend jaar daarom geen gek idee.