Voor in een laatje, voor later (slot)
Ik was bezig met een klein gidsje voor begrafenisland, met tips die in de loop der jaren her en der in kerken en op kerkhoven, begraafplaatsen en crematoria bijeengesprokkeld werden. Misschien kan ik u of de uw nabestaanden er mee van dienst zijn.
Ik ga verder waar ik gebleven was.
11. Meestal bedankt iemand aan het einde van alle plechtigheden namens de familie aan het graf, tot slot en besluit. Beter is het in mijn ervaring dat dankwoord helemaal aan of voor het begin van de dienst uit te spreken in de vorm van een welkomswoord. De familie is gastheer en ontvangt zijn gasten, erkentelijk voor hun komst. Het geeft de spreker rust wanneer het karwei aan het begin is geklaard - je hoeft niet de hele tijd in de rats te zitten of je er straks wel uitkomt. Je kunt de dienst ontspannener volgen, en het dankwoord verwaait niet in regen of wind. En na de zegen moet er niets meer gezegd worden. Waarover straks.
12. Houdt het aantal sprekers beperkt. Laat daarbij iemand met gezag de sprekers verordonneren dat er op straffe van een spoedige andere begrafenis beslist niet langer dan drie minuten gesproken mag worden. Een goede spreker kan in zeer kort bestek zeggen wat er gezegd moet worden, een slechte spreker kan de sfeer slechts verpesten.
13. Een spreker, een dochter, een zoon, een vader, een moeder, een zeer goede vriend of vriendin, mag rustig de tijd nemen voor een mooi In Memoriam. Dat woord moet zowel persoonlijk zijn als representatief voor allen namens wie gesproken wordt. Wordt dat woord in een kerk gesproken, dan is het goed het van te voren rustig voor de lege banken te oefenen. Spreken in het openbaar is niet ieders vak en bovendien ben je in zulke dagen wat wankel van binnen.
14. Hoewel het strikt genomen buiten het bestek van dit gidsje valt, voeg ik toch graag een opmerking van pastoraal-theologische aard toe:
De voorganger begraaft deze mens en geen ander. De verkondiging staat of valt ermee of de pastorale woorden zijn toegesneden op deze gestorvene en op deze rouwenden en of zij worden uitgesproken in hun taal. Wij hoeven de overledene niet op te hemelen, dat laten wij rustig aan onze Lieve Heer over. Alle gevoelens die de rouwenden beheersen vragen erom voor Gods aangezicht te worden benoemd, ook de negatieve gevoelens en de verboden gevoelens. Wat iedereen weet en voelt, maar wat niet wordt uitgesproken, verstoort de communicatie. Heeft een mens zelf een einde aan zijn leven gemaakt (met pillen, drugs, drank of door te hard werken), dan maak je het alleen maar erger als je het verzwijgt. De woede, die ons naast ons hevige verdriet kwelt, (want de gestorvene deed niet alleen zichzelf wat aan, hij deed ook ons wat aan) kan dan geen kant heen. Ook wanner wij gemengde gevoelens ten aanzien van de gestorvene hebben, vragen die erom, al of niet prudent gefilterd, te worden benoemd. Een zinnetje als 'het moet niet altijd eenvoudig geweest zijn deze moeder tot moeder te hebben gehad', kan zeer opluchten en de weg vrij maken voor dankbaarheid voor de lieve kanten van het lastige mens.
Wie in een geseculariseerde wereld de wederopstanding des vlezes wil verkondigen (en we moeten hopen dat iedere voorganger niets liever wil), moet in zijn meditatie wel eens de vraag tackelen die bij bijna iedere hoorder leeft: of dat geen wensdenken is. Het is verstandig die vraag naar waarheid bevestigend te beantwoorden: natuurlijk is de wens de vader van de gedachte. Maar dat is de eigenlijke vraag niet. De eigenlijke vraag is of wij mogen geloven dat wij een Vader hebben die dezelfde wens in gedachten heeft.
Het is niet verstandig het geloof in de opstanding te funderen in de opstanding van Jezus, want dan doe je net alsof dat iets nieuws van het Nieuwe Testament is. Alsof Israël en ook Jezus zelf niet reeds geloofden dat God aan gene zijde van het graf op ons wacht. Bovendien hebben velen begrijpelijkerwijze moeite met het verhaal van Jezus' opstanding, omdat ze daarbij denken aan een dode die uit zijn graf stapt. Het kost teveel tijd (en het is er ook het moment niet voor) om uit de doeken te doen hoe het verhaal wel wil worden verstaan en om die mensen weer op het goede been te krijgen. Beter vertel je zo bescheiden mogelijk en in gewoon Nederlands waar je zelf het geloof in de opstanding vandaan haalt.
15. Het uitdragen geschiede onder mooi orgelspel of onder het zingen van een (paas)lied. In het laatste geval moet de organist er (mede) zorg voor dragen, dat het volk niet is uitgezongen voordat de dragers de kerk hebben verlaten. Kies een lied van minimaal drie coupletten. Onder het zingen van het eerste couplet komen de dragers geruisloos naar voren en nemen hun posities in. Onder de coupletten twee en drie wordt geschouderd en uitgedragen. Eén bloemstuk kan rustig op de kist blijven liggen. Draag niet eerst de bloemen uit en dan pas de overledene, waarom zou je? Laat de familieleden (kinderen!) die de kist volgen de bloemen meenemen.
16. Ga je na de dienst naar een begraafplaats elders, dan is het niet nodig om van de aula aldaar gebruik te maken. Is daar de afstand naar het graf te kort, dan kan weer worden gedragen. Anders kan door eigen krachten (kinderen!) een karretje worden geduwd. (Een begrafenis zonder gebruik van de aula heet een doorloper in begrafenisjargon. Afhankelijk van de aanwezigheid van een geestelijke onderscheiden we nog in een doorloper met kakelaar en een doorloper zonder kakelaar.)
Ga je na de dienst naar een crematorium, dan moet je wel van die aula gebruik maken. Wie zeer creatief is kan daar een tweede ceremonie houden, met weer andere accenten dan in de dienst van zoëven. Als regel is het beter je op één samenkomst te concentreren. Wil je toch ook een tweede samenkomst, waak er dan zorgvuldig voor dat dat geen zwak aftreksel van de eerste wordt. Heb je aan een tweede ceremonie geen behoefte, ga dan niet in die aula zitten, maar ga onder mooie muziek meteen na binnenkomst in een kleine of grote kring rondom de kist staan, als ware het een graf, zeg een gebed, zing een lied of luister naar muziek, laat de kist zakken, ontvang de zegen en ga.
17. Steeds vaker laten mensen op kerkhof en crematorium de kist niet zakken. Ik heb er nooit een punt van gemaakt, maar ik vind het altijd wel jammer als de kist blijft staan. Het is onaf, dat ten eerste. Je begraaft of je begraaft niet. Voor een mens die met gelovige ogen naar het uit het zicht verdwijnen van de gstorvene kijkt, heeft het symboolwaarde. En wie er niet met gelovige ogen naar kijkt, kan het misschien leren: wij zijn aan het zaaien in de akker, in de dodenakker. De graankorrel gaat in de aarde en vergaat. Dat is wat we zien. Maar God zal aan het gezaai een nieuw lichaam geven. Dat is wat we mogen geloven.
Het zakken van de kist is een emotioneel moment, maar wat is er tegen een emotioneel moment? Er is juist van alles op tegen die emotionele momenten te willen vermijden. Om dezelfde reden verdient het doorgaans ook geen aanbeveling pillen te slikken. Waarom niet gewoon huilen? Wat is dat voor onzin om onze tranen de doorgang te beletten? Er zijn doktoren en heren Kraai die om duistere redenen onze gevoelens willen dempen. Onze gezondheid dienen zij daarmee niet, zij onthouden ons de genade der tranen. Wie niet goed begraven is, gaat spoken, dat weet de mensheid al heel lang. Het leed moet geleden worden en niet worden vermeden. “Ik vraag het u nog één keer”, zei laatst een uitvaartleider, toen hij de kist in de mond van de kuil had geplaatst en ons kwam halen om rondom te gaan staan, “ik vraag het u nog één keer: u weet echt zeker dat u wilt dat de kist daalt?” Hij zei het op een toon alsof hij, namens de firma, de weduwe voor nòg een ramp wilde behoeden. Een onbenul om van te huilen, maar de weduwe hield zich gelukkig flink:“Ik wil dat u handelt zoals wij hebben afgesproken.”
18. God heeft het laatste woord. Laat er na de zegen aan het graf (een beter slot zou ik niet weten) dan ook geen woord meer gezegd worden, net zo min als er zondags na de zegen in de kerk nog iets gezegd wordt. Er is in aula of kerk al namens de familie bedankt, dus dat hoeft niet meer. Ook meneer Kraai hoeft ons niet kond te doen dat de plechtigheid thans ten einde is en dat ons in de ontvangstruimte koffie met cake wacht, want dat weten we al. Ieder woord nu gesproken, doet afbreuk aan de zegen. Die zegen is het hoogste en diepste wat tot de dode en tot de levenden gezegd kan worden. The rest is silence. Laat dat heilige moment dan in hemelsnaam niet verstoord worden door volstrekt overbodige mededelingen van huishoudelijke aard. Nee, na de zegen blijven we nog een minuutje in stilte naar het fluiten van de vogeltjes luisteren en naar het fluisteren van de eigen ziel, en dan, op een klein hoofdknikje van de heer Kraai, dus zonder dat er één woord gesproken wordt gaan wij in stilte ons weegs.