Levenslessen
Vmbo-docente Maxe de Rijk: ‘Een jaar geleden kwam ik in mijn klas uit de kast’
Maxe de Rijk (26) koos als politicoloog vol overtuiging voor lesgeven op een vmbo-school, ze wil dat scholieren van alle niveaus zich van waarde voelen. Sinds kort houdt ze een blog bij over haar ervaringen als docent op een zwarte school.
1 Politiek is ook van jou
“Thuis werd er veel over politiek gepraat. Ik was een jaar of acht toen we met de hele familie demonstreerden tegen de Irak-oorlog en mijn nichtje en ik onze zelfbedachte slogan ‘Bush, Bush, neem eens een koude douche’ scandeerden en er steeds meer mensen met ons meededen. Wow, dachten wij als kleine meisjes, je kunt dus iets beginnen en andere mensen nemen dat over. Die oorlog hebben we er niet mee tegengehouden, maar het is wel mijn eerste herinnering aan dat je mag roepen wat je vindt.
Ik heb al jong geleerd dat je onderdeel van de maatschappij bent en dat als je dingen wilt veranderen, je dat zelf kunt doen: politiek is ook van jou. Ga maar de straat op, bedenk maar hoe je ergens aandacht voor kunt vragen – dat gaf me zelfvertrouwen: vanaf dat ik jong ben stuur ik al stukken naar de krant als ik denk dat dat iets toevoegt. Mijn leerlingen zouden dat bijvoorbeeld nooit doen, die denken al gauw: wie zit er nu op ons te wachten? Daarom is het zo belangrijk dat je als kind al meekrijgt dat je mening ertoe doet.
Pas op de middelbare school realiseerde ik me dat niet iedereen dat politieke van huis uit meekrijgt. Inmiddels probeer ik mijn leerlingen te laten inzien: dóé iets als je het ergens niet mee eens bent – laat het zien, laat het horen. Élke stoeptegel is politiek, want over alles wordt een besluit genomen.”
2 Leer elkaar kennen
“Ik zat op een zwarte basisschool waar ik een van de weinige ‘Nederlandse’ kinderen was. De school lag op drie minuten lopen van ons huis en mijn ouders vonden het niet logisch om mij op een andere school te doen, alleen omdat deze gekleurd was. Zo heb ik veel verschillende culturen leren kennen en geleerd me in andere mensen te verplaatsen. Ik hoefde niet te worden zoals de ander, maar ik snapte wel waar de ander vandaan kwam.
Bij elke discussie over integratie, denk ik: leer elkaar kennen, want dat levert zo veel op. Op de school waar ik werk zitten kinderen van zo’n zestig nationaliteiten en nauwelijks ‘oorspronkelijk’ Nederlandse – dat vind ik best schokkend. Dat betekent ook dat ik voor de meeste leerlingen in mijn eentje de witte Nederlandse cultuur vertegenwoordig, terwijl die natuurlijk zo veel breder is dan alleen ik. In mijn klas zitten een stuk of tien kinderen van Marokkaanse afkomst die allemaal hun eigen verhaal kunnen vertellen en dan pas merk je: hé, daar zitten ook verschillen in.
Mijn leerlingen, die dagelijks meemaken dat ze door witte Nederlanders worden gediscrimineerd, vragen mij weleens: ‘Juf, waarom ontmoeten wij geen Nederlandse kinderen? We kunnen toch met elkaar spelen en elkaar zo leren kennen?’ Helaas zijn er bijna geen echt gemengde scholen meer. Maar ook buiten het onderwijs kun je proberen andere mensen te ontmoeten. Doe niet alleen je boodschappen bij de Turkse groenteboer, maar praat ook met elkaar: vraag waar de ander mee zit en wat-ie belangrijk vindt in het leven. En overweeg voor je kind een voetbalclub met meer diversiteit. Ik geloof dat je je kinderen tekort doet als je ze niet op laat groeien met verschillende culturen.”
3 Succes is geen keuze
“In mijn tussenjaar paste ik op twee jongetjes van vijf en zes in Amsterdam-Oud-Zuid van wie de moeder fanatiek bezig was met hun ontwikkeling: ál hun speelgoed was daarop afgestemd. Tegelijkertijd begeleidde ik als vrijwilliger een meisje dat even oud was en zij had helemaal geen speelgoed of boeken. Ze had
zichzelf leren lezen aan de hand van brieven die haar moeder kreeg. ‘Kijk’, vertelde ze dan trots als ik daar kwam, ‘ik kan lezen’. En dan las ze een brief van de Belastingdienst voor. Zo’n meisje staat meteen met 10-0 achter. Daarnaast is intelligentie voor een deel aangeboren en daardoor bestaat er niet zoiets als ‘gelijke kansen’.
Mijn leerlingen leren langzamer en daar kunnen ze niets aan doen, maar ze worden er wel op aangekeken. Ik vind het pijnlijk als ik ze hoor zeggen: ik ben dom, ik kan niks. Iedereen wordt aangepraat dat als je maar hard genoeg je best doet, het wel goed komt. Daar geloof ik niet in: ik zie de leerlingen op mijn vmbo dagelijks enorm hard hun best doen, maar als je hersenen niet meewerken en je sociaal-economische achtergrond niet goed is, dan is het heel moeilijk.
Het idee van maakbaarheid – ‘succes is een keuze’ – maakt afvallers ongelukkig en zorgt ervoor dat ze het zichzelf verwijten. Ik gun mijn leerlingen realistische rolmodellen: een goede kapster, een goede technicus – beroepen die ook voor hen haalbaar zijn. Tijdens lessen over toekomstdromen mogen ze van mij alle kanten op fantaseren, maar hun eerste reactie is vaak: waarom moeten wij dat doen? Wij worden toch ‘niks’, want wij zitten op een praktijkschool. Hun opleiding zou veel meer aanzien moeten krijgen en ik probeer ze mee te geven dat iedereen z’n eigen talenten heeft. Aardig zijn is ook een talent, leg ik dan uit. Als je met iedereen goed kunt opschieten, kom je daar verder mee dan als je alleen maar heel goed kunt rekenen.
In discussies over ouders en kinderen die niet naar het vmbo willen, mis ik het besef dat hoe wij daarover praten zijn weerslag vindt op kinderen die wél op het vmbo zitten. Hoe zou jij het vinden als er altijd over jouw niveau wordt gepraat alsof je daar never nooit bij wil horen?”
4 Het vmbo is mooi
“Het vak dat ik geef – persoonsvorming en socialisatie – gaat over ‘wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik’ en hoe verhoud ik me tot de maatschappij. Het vak is onder andere ontstaan doordat kinderen bij ons op school vaak onzeker en gebroken binnenkomen en we ze graag als zelfverzekerde wereldburgers de wereld in zien gaan. Kritisch burgerschap hoort daar ook bij: ik leer ze vragen stellen en nadenken.
Eigenlijk komen allerlei thema’s over het leven voorbij – emoties, de liefde, keuzes maken, je toekomstbeeld, politiek, conflicten, mediawijsheid, vrijheid van geloof en meningsuiting – levensvragen waarover ik ook wel meer had willen leren op school. Bijvoorbeeld: wat zijn je eigenschappen? Ik vind het nog steeds moeilijk om die op te noemen, maar mijn leerlingen kunnen het allemaal. Daar word je een breder persoon van: dan ben je niet meer alleen die ‘vmbo’er’ of ‘die Marokkaan’ of ‘die drukke jongen die niet stil kan zitten’: dan heb je nog tien andere eigenschappen waarover je kunt vertellen.
De klassering van het Nederlands onderwijs wordt bepaald door Nederlands en rekenen: als je daar goed in bent, ben je een vwo’er. Ben je daar niet in goed in, dan ben je een vmbo’er of praktijkschoolleerling. We zouden het ook op z’n kop kunnen houden, zeg ik weleens tegen mijn leerlingen: dan nemen we koekjesbakken als criterium. ‘Oh, maar dan ben ik een échte vwo’er,’ zeggen ze dan. Ik probeer ze mee te geven dat het maar een rangschikking is. Als je zou vragen: wat is een leuk mens, zou niemand antwoorden: iemand die goed is in Nederlands en rekenen.”
5 Liefde geeft energie
“Ik geef niet alleen mijn leerlingen mee hoe belangrijk het is dat je mensen om je heen hebt die van je houden en van wie jij houdt, maar vind het zelf ook belangrijk: liefde geeft me energie. Ruim een jaar geleden ben ik voor mijn leerlingen uit de kast gekomen en dat levert tot op de dag van vandaag mooie gesprekken op over de liefde. Voor mijn leerlingen ben ik nu op een leeftijd waarop ik moet trouwen en dan hebben we het met elkaar over vragen als ‘wat is nou liefde’ en ‘wanneer weet je of je met iemand wil trouwen’? En dan wordt er gevraagd: ‘Hè, ik snap het niet: wie van u moet de ander nou ten huwelijk vragen?’ Daarmee zet ik ze aan het denken: ook bij jullie hoeft het toch niet altijd de man te zijn die dat doet?
Omdat ik zelf open ben over mijn lesbisch zijn, worden de leerlingen dat ook over hun gevoelens en dan krijg je een leuke wisselwerking. ‘Ik weet echt niet hoe ik moet zoenen, hoe doe je dat nou?’ vraagt de een. Of de ander komt vertellen hoe verliefd ze is, en zegt erbij: ‘niet tegen m’n moeder vertellen, hoor.’ Zelf ben ik op mijn negentiende uit de kast gekomen omdat ik er toen oprecht pas achter kwam dat ik lesbisch was. Als ik nu naar die verliefde twaalf- en dertienjarigen kijk, is dat het enige moment waarop ik weleens denk: was ik maar hetero. Want ik had het als twaalfjarige vast ook zo intens beleefd. Maar ik werd nooit verliefd en begreep pas op mijn negentiende waarom.”
6 Zet kinderen aan het denken
“Ik vind mijn werk zo ongelooflijk leuk dat ik eerst twijfelde of ik wel voor mijn homoseksualiteit uit zou komen: ik wilde niet dat mijn geaardheid de reden zou zijn waarom ik mijn werk niet meer zou kunnen uitoefenen – dat soort verhalen lees je ook weleens. Achteraf kwam het per ongeluk naar buiten en waren mijn leerlingen best beledigd: in mijn lessen vertellen ze veel persoonlijke dingen, en nu had ik iets achtergehouden.
‘Zeker omdat we moslim zijn?’ vroegen ze. Dus ging de les ook over wat vooroordelen kunnen zijn en hoe je daarmee om gaat. Daarnaast mochten ze me alles vragen, en kreeg ik vragen als ‘hoe kun je dan kinderen krijgen?’ En andersom vroeg ik hen weer: zouden jullie thuis kunnen vertellen dat je lesbisch bent? ‘Mijn vader zou me vermoorden’, zei de een, en de ander zei: ‘Ze zouden het wel erg vinden, maar uiteindelijk komt het wel goed.’
Dat mijn toenmalige vriendin, die uit een zwaar christelijk milieu kwam, een heftige coming-out had gehad, vonden ze heel zielig. ‘Het is toch gewoon liefde?’ verzuchtten ze. Ik heb ze ook uitgelegd dat ze nu niet ineens alle homo’s helemaal geweldig hoeven te vinden: wat jij ervan vindt blijft jouw mening, maar het gaat erom dat we elkaar respecteren.
Vorige week liet ik mijn leerlingen een filmpje over Stalin zien. ‘Wat een kut-homo’, zei iemand, om vervolgens – toen ik ’m aankeek – geschrokken te zeggen: ‘Sorry, dat woord zit automatisch in mijn hoofd als ik iemand vervelend vind’, en hebben we samen een woord bedacht dat je in zo’n geval ook kunt roepen.
Door vragen aan ze te stellen, voorbeelden te geven en niet snel genoegen te nemen met een antwoord, probeer ik ze het inzicht te geven dat je niet in een keurslijf vast hoeft te zitten. ‘Ja, dat staat in de Koran’, roepen ze nogal eens. ‘Wat staat er dan precies?’ vraag ik dan. ‘En is het niet uiteindelijk je eigen keuze wat je overneemt? In de Koran zou ook staan dat vrouwen een hoofddoek moeten dragen, maar er zijn heel veel meiden in de klas die bewust de keuze maken om dat niet te doen.’ Doorvragen is het allerbeste middel om kritische kinderen van ze te maken die zelf ook weer vragen durven te stellen.”
Maxe de Rijk
Maxe de Rijk (Amsterdam, 1993) is docent persoonsvorming en socialisatie op het Mundus College, een vmbo- en praktijkschool in Amsterdam Nieuw-West. Na haar middelbare school liep ze stage bij de Tweede Kamerfractie van GroenLinks en studeerde daarna politicologie. Via stichting Academie van de Stad die studenten met de samenleving verbindt, werkte ze met kinderen en jongeren in een buurthuis in de Amsterdamse Transvaalbuurt en maakte ze kennis met het vmbo. Vervolgens deed ze de lerarenopleiding (maatschappijleer). Sinds kort houdt ze een blog bij over haar ervaringen als docent: Maxederijk.nl.
Trouw vraagt wekelijks een bekende of minder bekende Nederlander: welke levenslessen heeft u geleerd? Eerdere afleveringen vindt u op trouw.nl/levenslessen.