Verleidelijk stil

Introverten durven te zwijgen waar de wereld ratelt en dendert. Dat zij reageren met het laten vallen van een stilte, maakt ze tot voorwerp van verlangen.

WILLEM JAN OTTEN

Er is bij dierentuinapen onderzocht hoe stille gorilla's zich redden, vergeleken met hun extraverte soortgenoten. Niet best - de introverten leefden korter.

De onderzoekers tasten nog in het duister over het waarom. Kunnen extraverte gorilla's beter omgaan met stress 'doordat ze meer en diepere sociale banden hebben'? Is hun immuunsysteem fijner afgesteld? Waarom dan?

Het stond in de Volkskrant, die het weer uit een gerenommeerd wetenschappelijk tijdschrift had. In een bijzin werd opgemerkt dat onderzoek hetzelfde had uitgewezen bij mensen: stil sterft statistisch snel.

Er is onlangs ophef geweest over dit soort onderzoeken, en er is, terecht, een banvloek uitgesproken over kranten waarin stukken beginnen met de woorden 'onderzoek heeft uitgewezen dat'. Lezers weten dan immers zeker dat wat volgt een soort gesubsidieerde aprilgrap is.

De vraag is intussen: waarom zijn introverten in de belangstelling komen te staan, niet alleen van biologen en statistici?

Want dat is onmiskenbaar het geval. Neem de literatuur. Ondanks de roep om sneldichtende spraakmakers, de triomfen van Nico Dijkshoorn en de verthrillering van het leesboek, lukt het een binnenwaarts gerichte schrijver als Oek de Jong om met zijn nieuwe roman, 'Pier en oceaan', een groot publiek te bereiken.

In dit boek is Dina, de moeder van de verteller, zo'n beetje de belichaming van de eenzelvigheid. Eenzelvig is niet hetzelfde als introvert - Dina is zeker ook slachtoffer van haar geslotenheid, maar waar het hier om gaat is dat De Jong met een roman is gekomen die de lezer radicaal wil verbinden met de binnenwereld van zijn personages.

We worden hun stilte binnengetrokken - waar het overigens hard en hevig toegaat. En het kind van Dina, Abel, wordt woordeloos opgenomen in haar innerlijke wereld. Het eerste deel van 'Pier en oceaan' is een wonderboek - we maken iets letterlijk onbeschrijflijks mee: het overvloeien van een kinderbewustzijn in dat van de introverte, zich in zichzelf opsluitende moeder.

Volgens Susan Cain, schrijver van het veelgelezen 'De kracht van introvert zijn in een wereld die niet ophoudt met kletsen', móéten we ons wel bezighouden met introversie, die zij als een zijnswijze beschouwt: we hebben de huidige ellende immers te danken aan de extraverten. Zij hebben de economieën, en daarmee het geestelijk leven, vergokt. Zij zijn de oorzaak van de entertainmentkakofonie die het kinderen steeds moeilijker maakt om zich nog te ontplooien tot aandachtige mensen.

Met aanstekelijk aplomb daagt Cain de introverten uit om uit de kast te komen. De wereld gaat aan de ijver der extraverten te gronde. Volgens haar kan maar liefst een derde van de mensheid als introvert worden beschouwd.

Het is sympathiek, maar ook een beetje vreemd - alsof je iemand die zacht spreekt wil nopen te schreeuwen over het onschatbare nut van zacht spreken.

Wie iets wil zeggen over de fascinatie die van introverten uitgaat moet, geloof ik, zeggen tot welke groep hij of zij zelf gerekend wordt. Ik merk dat dit een gewetensvraag is. Gaarne ware ik een binnenwaarts gekeerd mens, of preciezer: zou ik willen dat mensen van mij zeiden, na een voorlezing in Bladel: wat een innerlijk vuur! Van deze man word je zo stil als van poëzie.

Dit alles zou dan niet zozeer gezegd worden, als wel stilletjes verzucht.

Ik zou willen dat deze verzuchting volgde op een lang zwijgen, waarin de binnenkeer (dit is het moment voor een neologisme) om zo te zeggen algemeen was geworden, zich over heel Bladel had verspreid als een gloed.

Maar door de ware introverten (ik heb bijna vijfendertig jaar intieme omgang met een) word ik in de verste verte niet als soortgenoot beschouwd.

Stilte is de schat van de introverten, zij durven te zwijgen waar de wereld ratelt en dendert. Of zij gelukkiger zijn, of diepzinniger, of moreel op een hoger plan staan, weet ik niet. Maar het feit dat zij zelfs op de manische uitbundigheid van de mediacratie reageren met het laten vallen van een stilte, en zich opsluiten in hun gedachten, zonder zich af te sluiten voor het gezelschap, maakt ze tot voorwerp van verlangen.

Ze lijken te vertrouwen op een kracht waar je, als je zelf tot alle hardop denken geneigd bent, geen vat op krijgt. Willen zij zich niet laten gelden? Toch wil je, meer dan van wie ook, weten wat ze denken. Ze laten naar hun gedachten raden, bepalen hun eigen moment om voor de draad te komen. Reactief - waar een extravert iemand vooral uit is op het ontlokken van reactie, van extraversie.

Introversie is niet hetzelfde als schuwheid - als ik ervan droom te delen in de binnenkeer van mijn vrouw, dan is dat niet omdat ik denk dat zij zich voor mijn hardop gedenk afsluit, dat zij schuilt of iets dergelijks. Natuurlijk - die ogenblikken zijn er, legio, de omgang tussen extravert en introvert is soms even precair als die tussen een bellenblazer en een zeepbel. Extraverten jagen, op het toppunt van hun pogingen om hun halfgedachte gedachten voortijdig te communiceren, de secundaire ander dikwijls op de vlucht. Dan lijkt het alsof er tegen ze gezwegen wordt, alsof haar binnengekeerdheid niet haar zijnswijze is, maar haar reactie op mij.

Toch is die vorm van zwijgen iets anders dan de stilte van de binnenkeer, hoezeer die ook bestaat, of 'werkzaam is', terwijl er gepraat en luidop gedacht en vooral: geoordeeld, geopinieerd wordt. Als we alleen zijn, zijn we allen introvert. U wil niet weten hoe begerenswaardig ik aan het zwijgen ben, nu ik nogal diep in de nacht, alleen gezien door de hond die uitgelaten wil worden, dit stuk schrijf.

Er zijn er vast méér, maar in mijn kast Nederlands staan twee klassieke romanschrijvers van de introversie: A. Alberts en Arthur van Schendel.

De stilte om de hoofdpersoon van Alberts' novelle 'De honden jagen niet meer' (1979) is zo groot, dat als hij dood is, hij even aanwezig is, en zelfs aanweziger, dan toen hij leefde. We hebben deze Wietze vrijwel niet sprekend meegemaakt. Na afloop van het boek heb je het gevoel dat zijn binnenkeer hem in zichzelf heeft doen verdwijnen. Wietze's introversie neemt uiteindelijk de vorm aan van een vermissing: hij komt niet terug van zijn laatste scheepsreis.

Iets dergelijks gebeurt ook in Alberts' onvergetelijke 'De vergaderzaal', het boek waarmee hij in 1974 doorbrak naar een groter publiek. Het is in vergetelheid geraakt: in onze extraverte cultuur raakt alles van waarde vermist, alsof de literatuur een schip is waarvan 's nachts steeds de stuurman overboord slaat.

Hoe dan ook: bij Alberts is introversie terminaal, het personage gaat aan zijn binnenwaartse reis verloren. Alleen een zeer introvert mens kan dit traject van binnenuit verbeelden en ten einde denken - A. Alberts is familie van Samuel Beckett en J.M. Coetzee.

De binnenwaartse ander zou verloren kunnen gaan, vermist raken in zichzelf - dat is wat haar of hem voor de extraverte verontrustend maakt. En dus aantrekkelijk. Je leeft met iemand die uit zichzelf opduikt, met een soort zee eigenlijk, zich terugtrekkend op zichzelf en weer aanspoelend.

Bij Arthur van Schendel, die heel wat stille gestalten heeft gecreëerd, denk je vooral aan de hoofdpersoon van 'De waterman'.

Dat is ook zo'n geval van literaire vermissing. Mocht Susan Cains droom bewaarheid worden en er een Occupy-beweging ten gunste van het Introverte ontstaan, dan zou deze Maarten Rossaart er de schutspatroon van kunnen zijn. Hij is een toonbeeld van teruggetrokkenheid, van iemand die aan zichzelf genoeg heeft - maar dat in een wonderlijke tegendraadse verbondenheid.

Telkens keert hij weerom van zijn eenzelvige omzwervingen met zijn tjalk over de grote rivieren, teneinde, bijna zijns ondanks, deel uit te maken van de wereld, en vooral van Marie. Net als bij Alberts' Wietze verliest Maarten zich aan het element dat hij vreest en dat hem begoochelt - het water; en het water zal zijn dood zijn. Als het zo ver is, begrijp je dat het dat voor Maarten altijd is geweest. Dit is het mystieke, ontledigende aan Maarten - en weer begrijp ik, dankzij een fictie, iets méér van wat het inhoudt om met een introvert iemand te leven.

Van Schendel leefde van 1874 tot 1946. Hij heeft, anders dan zijn meeste collega's, zich nooit laten interviewen. Behoudens een kleine autobiografische schets voor huiselijk gebruik, om aan zijn kinderen voor te lezen, heeft hij nooit iets van zijn persoonlijke leven prijs gegeven.

De schrijver Jan Greshoff heeft Van Schendel tijdens hun ontmoeting geportretteerd: "Arthur van Schendel is een zwijger. Hij zwijgt imperatief. Hij dwingt ons zijn stilte te eerbiedigen. Hetgeen des te lichter gelukt, omdat wij weten dat deze woordloosheid geen teeken van innerlijke leegte is; integendeel: het zekerste bewijs van een spanning, welke zich niet van onze poovere woorden kan bedienen, omdat die daar niet voor gemaakt zijn en zouden breken."

En toch, merkt Greshoff op, kan Van Schendel 'opeens veranderen in vroolijk causeur'. En hij kon zich snel en makkelijk afsluiten om aan het werk te gaan: 'omdat hij een rust in zich draagt'.

Misschien dat onze introverten ons daarom zo lief zijn, ook al zaaien we nog zoveel onrust: omdat ze op een bepaalde manier zwanger lijken te zijn. Ze dragen iets wat in onze tijd zeldzaam is. Rust.

En Greshoff vervolgt: "Het noodlot van zooveel kinderen van hun tijd - deze tijd - is, dat zij niet weten hoe zij hun stilte gebruiken moeten, dat zij bang voor hun beste bezit zijn. (...) De innerlijke stilte, voor den kunstenaar een bestaansvoorwaarde, de mogelijkheid voor levensvrede, een redding en het hoogste loon, wordt door die verdwaasden nog meer dan den dood gevreesd."

"Arthur van Schendel is van alle menschen mij bekend, door een dagelijkschen omgang, het innigst met zijn stilte vertrouwd geraakt. Hij brengt er het belangrijkste deel van zijn bestaan in door. En uit dit feit alleen is dan ook te verklaren, dat hij zich onder alle omstandigheden en in alle omgevingen aan zijn arbeid geven kan."

"Zo heeft Arthur van Schendel, óók in zijn huisjasje, iets metaphysisch over zich. Men voelt dat hij van verder dan ver komt en dat hij onbeschrijfelijke wonderen beleefd heeft."

Intussen is het de moeite van het overpeinzen waard: zou Arthur van Schendel, die als toonbeeld van introversie uit Greshoffs woorden oprijst, een schijn van kans hebben gemaakt in onze manische cultuur, met haar niet te stuiten expressiviteit, haar verslaving aan de allerindividueelste uitdrukking van de allerindividueelste emotie? Is Van Schendel voorstelbaar bij De Wereld Draait Door? Zou hij überhaupt zijn opgemerkt door de redactie van Pauw en Witteman?

Bang voor ons beste bezit, noemt Greshoff het. Heel wel mogelijk dat we, méér nog dan in zijn tijd, stiltevrezers zijn.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden