Verhuizen zonder weemoed dit keer
Als jong verslaggever keek ik op tegen de oudere redacteuren. Ik liet weinig kansen onbenut om me na het werk bij hen te voegen in het tweede redactielokaal: de kroeg. Daar werd ik ingewijd in de zeden van de dagbladjournalistiek in het algemeen en van Trouw in het bijzonder. Ik zoog de anekdotes op en was de stille getuige van allerlei samenzweringen.
Waar ik minder goed tegen kon was het heimwee naar de Nieuwe Zijds Voorburgwal. De redactie was al enkele jaren weg uit de Amsterdamse binnenstad, maar sommige collega’s konden alleen bij de gedachte aan het vorige onderkomen nog volschieten. Honderden keren moest ik horen hoe de ratten daar over de burelen liepen, het water uit het plafond stroomde, tikmachines door de lucht vlogen en menigeen voor de lunch naar café Hoppe of Scheltema toog om die dag niet meer terug te keren op de krant.
Het zou nooit meer worden als vroeger, was de boodschap. Daar zat ik ook helemaal niet op te wachten; mijn tijd moest juist aanbreken.
Ik heb me dan ook voorgenomen geen traan te laten om het vertrek uit de Wibautstraat – het helpt natuurlijk dat het de lelijkste straat van Amsterdam is.
Fluitend heb ik de verhuisdozen gevuld. Ik verlang al tijden naar morgenavond wanneer we voor het eerst een krant maken in ons nieuwe gebouw. Het heeft misschien een weinig tot de verbeelding sprekend adres (Jacob Bontiusplaats 9) maar het glazen pand mag er zijn, de redactie krijgt de ruimte en het Oostenburgereiland aan het IJ is een dynamische omgeving (u kunt er iets van zien op www.init.nl).
Ik begrijp dat er destijds redenen waren voor nostalgie. Als nieuweling was ik getuige geweest van de naweeën van een verdwijnende cultuur: de journalist was een halve bohémien en werd een brave burger.
De verhuizing in het weekeinde van 21 februari 1976 was voor Trouw het omslagpunt. De Nieuwe Zijds was toen al niet meer het magisch centrum van de vaderlandse dagbladjournalistiek. Het Parool en de Volkskrant waren al naar de Wibautstraat vertrokken. De rode burcht van het Vrije Volk was gesloopt. Van De Tijd restte nog slechts een weekblad, het Handelsblad was ontmanteld in de fusie met de Rotterdamse NRC en De Telegraaf was al gevlucht naar het havengebied.
In een hoofdartikel – twee keer zo lang als nu gebruikelijk – toonde de hoofdredactie zich er destijds al bij voorbaat van bewust dat het een historisch moment betrof. De verhuizing was niet alleen het sluitstuk van de toetreding van Trouw tot Perscombinatie, maar markeerde ook de overstap van het warme lood naar het kille computertijdperk. ,,Afscheid van de Nieuwe Zijds”, schreef de commentator 31 jaar geleden, ,,betekent ook afscheid van de ambachtelijke wijze van krantemaken; een methode die elke journalist na aan het hart lag en dat niet in de laatste plaats vanwege het contact met zetters, opmakers en drukkers – vakmensen, helemaal ingespeeld op deze eigensoortige bedrijfstak met zijn voortdurende ’slag tegen de klok’; oude rotten die een journalist maar het liefste prijst door hen simpelweg ’echte krantemensen’ te noemen.” De lezer moest begrijpen dat het afscheid ’niet zonder weemoed verloopt’.
Die weemoed gold, volgens een begeleidend artikel, met name ook de mogelijkheden tot ,,verpozing in naburige stamcafés waar dagbladschrijvers, novellisten, dichters en tekenaars hun sociale toevlucht vonden”. Afscheid van de Nieuwe Zijds was ook afscheid van de Amsterdamse jaren zestig. En het was voor velen afscheid van een leefwijze. Journalistiek werd gestaag een gewone betrekking. Het samenzijn in de kroeg nabij de Wibautstraat bood nog enkele jaren troost aan de laatsten die zich daar niet bij wilden neerleggen. Maar hun glazen staan al weer enige tijd leeg.
Frits van Exter (fvanexter@trouw.nl)