Verhagen kruipt op de stoel van de premier

Met de beslissing om koningin Juliana de Troonrede te laten uitspreken zonder de traditionele bede wilde premier Den Uyl in 1973 een keerpunt in de Nederlandse politiek markeren: de verdrijving van de christen-democraten uit het centrum van de macht. Hoewel dat een verkeerde taxatie was, meende de PvdA-leider op dat moment dat het met de langdurige macht van de confessionele partijen was gedaan en dat het aanroepen van Gods naam in ons staatkundig leven uit de tijd was.

door Hans Goslinga

In dat besluit zat zonder twijfel een element van revanchisme. Nog maar een kleine twintig jaar eerder hadden de bisschoppen de sociaal-democraten gekrenkt door de PvdA, de rooie vakcentrale NVV en de Vara voor de katholieke gelovigen in de ban te doen. Nog verser in het geheugen lag de Nacht van Schmelzer, waarin deze katholieke leider het rooms-rode kabinet-Cals onverhoeds ten val bracht. Deze gebeurtenis was het begin van een heftige polarisatie tussen links en rechts. Het schrappen van de bede kon derhalve moeilijk los van die context worden gezien.

Den Uyl verklaarde naderhand dat het niet zijn bedoeling was geweest gelovigen voor het hoofd te stoten, maar de oude Drees, die in de jaren vijftig anders dan partijgenoten tamelijk laconiek had gereageerd op de bisschoppelijke ban, noemde dat nogal naïef en terecht. Bij het christelijk volksdeel veroorzaakte het ontbreken van de bede een diepe schok, de christelijke partijen voelden zich andermaal door de socialisten beledigd en vernederd.

Voor Den Uyl gold misschien als verzachtende omstandigheid dat de christen-democratische ministers in het kabinet weinig weerwerk hadden geboden. Hierdoor voelde hij zich zonder twijfel gesterkt in zijn voornemen. De anti-revolutionaire minister De Gaay Fortman heeft naderhand erkend dat hij onvoldoende alert is geweest. Hij heeft daarvoor van koningin Juliana destijds op zijn kop gekregen. Zij vond dat Gaius het verdwijnen van de bede had moeten tegenhouden en hoe dan ook, meende ze, had zij erin gekend moeten worden.

In het licht van deze geschiedenis is het de vraag of het een wijs voorstel van CDA-fractieleider Verhagen is de bede weer in de Troonrede op te nemen. In zijn boek Repeterende breuken over de machtsstrijd tussen CDA en PvdA in de jaren zeventig en tachtig beschrijft Joop van Rijswijk, oud-beleidsmedewerker van de AR- en later de CDA-fractie, de schok die het ontbreken van de bede bij de christelijke fracties teweegbracht. De eerste opwelling was bij de algemene beschouwingen een motie in te dienen, waarin er bij de regering op zou worden aangedrongen de traditie te herstellen. Bij nader inzien werd daarvan afgezien vanwege het tenenkrommende perspectief dat de Kamer 'hoofdelijk zou gaan stemmen over de vraag of God de eer moest worden gegeven die Hem toekomt'.

Verhagen roept dit risico ook op, want het is lang niet zeker of het kabinet zijn suggestie om de bede 'dat Gods zegen op uw werk rust' in ere te herstellen zal volgen. Als dat niet of slechts ten dele het geval is, ontstaat al gauw de stuitende vertoning waarvoor de christen-democraten een kwart eeuw geleden terugschrokken. Dat zou als vanzelf ook de premier en de koningin in een vervelende positie brengen, voorzover die nu al niet in verlegenheid zijn gebracht. Het staatkundig adagium is van toepassing dat de regering regeert. Het gaat om de rede, uitgesproken door het staatshoofd, waarin de regering haar plannen voor het komende jaar ontvouwt. Daar moet een kamerlid, fractieleider of niet, zich vooraf helemaal niet mee bemoeien. Zeker in deze zaak, waarin het niet om een procentje meer of minder maar om een tere aangelegenheid gaat, had de CDA-fractieleider zorgvuldiger behoren te zijn, ook om politieke redenen.

Het CDA en de kleine christelijke partijen hebben zich de afgelopen jaren dikwijls beklaagd over paarse wetgeving (euthanasie, homohuwelijk, medisch-ethische kwesties), die geen rekening hield met hun bezwaren en gevoelens. In het debat over de openstelling van het huwelijk voor homo's stelde het CDA-kamerlid Clemence Ross vast dat het kabinet 'geen boodschap had aan degenen voor wie het huwelijk geen huwelijk meer zal zijn'. De SGP constateerde zelfs dat de paarse coalitie 'een dictatuur van de culturele mode' uitoefende en GVP-voorman Schutte zei bij zijn vertrek uit de Kamer in 2001 dat hij zich 'een vreemdeling in eigen land' voelde. Deze bezwaren hielden steek.

Onder Kok II verdween iets van de nationale consensus achter de pluriformiteit in onze samenleving, die Kok aan het begin van het paarse avontuur nog zo krachtig leven had ingeblazen met de slotwoorden van de Troonrede. Daarin sprak de koningin het vertrouwen uit 'dat velen met mij u wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden'.

Verhagen laat met zijn pleidooi om deze elk-wat-wils-formule te schrappen en te vervangen voor de traditionele bede zien dat hij, vriendelijk gezegd, weinig consistent is. Daarmee werpt hij achteraf een ander licht op de bezwaren tegen de paarse machtspolitiek, die politieke minderheden uitsloot of althans een onbehaaglijk gevoel gaf. Bovendien roept hij het vermoeden op dat hij zich, net als de progressieven in de jaren zeventig, door revanchisme laat leiden: de niet-christelijke partijen zullen weten dat het CDA terug aan de macht is.

In het gepolariseerde politieke klimaat van dit moment lijkt dat niet wijs en ook in strijd met de belofte van bescheidenheid die CDA-leider Balkenende op de verkiezingsavond uitdroeg. Een slechte eerste beurt van de nieuwe fractievoorzitter.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden