Verf over verf
De Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer (1929) maakt al zijn leven lang 'Übermalungen'. De nieuwste schilderijen waar de kunstenaar zelf extra lagen aan toevoegde, zijn nu te zien in Amstelveen.
Het is een grote vraag voor alle kunstenaars: wanneer moet je stoppen met polijsten, gummen, perfectioneren? Wanneer is je kunstwerk af? De 85-jarige Oostenrijkse kunstenaar Arnulf Rainer heeft al zijn hele leven een eigen benadering voor dat probleem: übermalen, overschilderen. Vanaf de jaren vijftig voegde hij nieuwe 'lagen' in verf of krijt toe aan bestaande tekeningen, foto's en schilderijen. Kunstwerken van hemzelf, soms ook van anderen. In het Cobramuseum in Amstelveen zijn die 'Übermalungen' nu te zien.
Rainer wordt gezien als de belangrijkste levende Oostenrijkse kunstenaar. Zijn stijl wordt 'informele schilderkunst' genoemd, net als bij de Cobrakunstenaars is de handeling van het schilderen voor Rainer net zo belangrijk als het resultaat. In interviews en in zijn teksten heeft Rainer het over "het schilderij dat duidelijk maakt dat er een bepaalde kleur moet komen", de kunstwerken 'praten' met hem.
De kunstenaar is daarbij slechts een dienaar van de Kunst: de handeling waarbij de kleur wordt aangebracht vergeleek hij in 1960 met "het bereiken van contemplatie in het religieuze leven". Bij de Übermalungen vroeg het schilderij of de ondergrond om een bepaalde kleur, een toevoeging, een nieuwe laag. Die laag brengt Rainer tegenwoordig in verdunde acrylverf aan met grote kwasten. Vroeger, toen de kunstenaar jonger en sterker was, deed hij het ook met zijn vingers of zelfs met zijn voeten.
Gastconservator Rudi Fuchs is al jaren met Rainer bevriend, en samen met Maarten Bertheux, voormalig conservator van het Amsterdamse Stedelijk Museum, stelde hij deze tentoonstelling samen. 150 schilderijen uit de collectie van het Arnulf Rainer-museum in Baden bij Wenen zijn voor het eerst in Nederland te zien.
Bij binnenkomst is het even wennen: de meeste schilderijen hangen in één lange sliert naast elkaar aan de buitenste wanden van de grote zaal, zonder toelichting of datering. Wel is er een foldertje met de details, en dat maakt meteen duidelijk waarom de informatie is weggelaten. Niet alleen heten ze bijna altijd 'Zonder titel', ook zijn het allemaal werken die Rainer de laatste vijftien jaar maakte. Vaak gebruikt hij een reproductie van een 'klassiek' kunstwerk als ondergrond: renaissanceportretten, Japanse prenten of landschappen, soms zijn het ook enkel eigen werken die hij opnieuw beschildert of betekent met dik vetkrijt. In plaats van die verschillende 'soortgenoten' naast elkaar te hangen, is er gekozen voor een ritme. Kleuren en formaten wisselen, elkaar af, als een panorama in vele dimensies.
Aan de binnenmuren hangt een iets te kleine selectie van vroegere werken: de 'crucifixen', en grotere eerdere Übermalungen. 'Als Huhn' bijvoorbeeld, '1971-73, vetkrijt en olieverf op foto op hout' zegt de folder. Op de foto staat de jongere Rainer zelf, in onderbroek, in de houding van iemand die een kip nadoet. In fel rood, geel en zwart heeft de kunstenaar zichzelf voorzien van een verentooi. Het was in dezelfde tijd dat Rainer ook zijn eigen gezicht als canvas gebruikte: vooral in de jaren zeventig was het optreden van de kunstenaar vaak ook een kunstwerk, een performance.
Rainer had net als de Franse kunstenaar Jean Dubuffet grote belangstelling voor de kunst van geesteszieken. In 1967 opperde hij zelfs om een museum te maken met hun kunst, een 'symbolische Wiedergutmachung' als gedenkplaats voor de honderdduizenden die onder het naziregime waren gedood. Hij maakte ook pasfoto's van zichzelf met 'gekke' gezichten, die hij vervolgens weer beschilderde - "Pas toen ontdekte ik dat het nieuwe, onbekende mensen waren, die in mij op de loer hadden gelegen."
Kort daarna ontstond de 'Gestischen Handmalerei': het aanbrengen van de verf met vingers of voeten. Het gebeurde 'tijdens een schilderroes' (hij experimenteerde ook met schilderen onder invloed van lsd en andere geestverruimende middelen): Rainers penseel brak af toen hij over de wangen schilderde van een vergrote portretfoto. Het uitdelen van 'oorvijgen' met z'n in de verf gedoopte handen werkte zo goed, dat hij het tot een aparte techniek ontwikkelde - in Amstelveen kan je op meerdere schilderijen de sporen van het vijfdelige penseel terugzien.
In de jaren zeventig had Rainer zijn internationale doorbraak, en kreeg tentoonstellingen in binnen- en buitenland. Ter gelegenheid van zijn 85ste verjaardag, eind vorig jaar, werd er een overzichtstentoonstelling in het Albertina-museum in Wenen aan hem gewijd. Niet dat Rainer ooit zal ophouden met schilderen - hij doet het, zolang zijn gezondheid het toelaat, iedere dag.
De expositie is eenvoudig van opzet, zodat de gelaagdheid van Rainers werk goed tot zijn recht kan komen. Werk dat schommelt tussen zweverig en banaal, tussen abstract en figuratief, met in het centrum de schilderkunst. De vegen over de oude portretten hebben in eerste instantie misschien iets kinderlijks; na het zien van het geheel ontdek je nieuwe betekenissen. De verf over de verf die opnieuw een beeld maakt van de oude kunst, de druppels van de natte acrylverf in de rand van de lijsten, zelfs eindeloze lagen zwarte verf over elkaar bieden nuances, nieuwe perspectieven. De tentoonstelling is hoopgevend: voor deze kunstenaar is de schilderkunst nooit af.
****
'Arnulf Rainer. Übermaler', t/m 27 september 2015, Cobra museum Amstelveen. www.cobra-museum.nl
undefined