Veel soorten insecten zijn een delicatesse
Eten. Iedereen doet het. Maar waar, hoe, wat en met wie? Een kleine serie met min of meer willekeurige antwoorden.
Dr. ir. Arnold van Huis is tropisch entomoloog aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen. Hij bestudeert niet alleen insecten, hij eet ze ook. “Veel mensen krijgen spontaan kokhalsneigingen bij het idee alleen al”, weet hij, “maar als ze ze eenmaal geproefd hebben vinden de meesten insecten erg lekker.”
De weerzin van Europeanen tegen het eten van insecten berust volgens Van Huis puur op vooroordelen. In de Romeinse tijd werden ze hier nog op grote schaal gegeten. Nu vindt men het eten ervan onbeschaafd. Toch eet volgens hem iedereen (ongewild) wel eens insecten. “Bij de bereiding van voedsel, thuis of in de fabriek, wil nog wel eens een insect in het eten terechtkomen. Die krijg je dan ongemerkt binnen. Maar los daarvan eet ruim tachtig procent van de wereldbevolking regelmatig insecten, met name in Afrika, Azië en Zuid-Amerika.”
Uit de literatuur is van zo'n 500 soorten insecten bekend - er zijn er circa 800 000 beschreven - dat ze eetbaar zijn. Ongeveer 250 soorten worden alleen al in Mexico geconsumeerd. Ook in landen als Japan, Zuid-Korea, Thailand, Oeganda, Botswana, Zambia, Zimbabwe en Zuid-Afrika vormen insecten een erkende voedselbron. Rupsen, muggen, termieten, mieren, sprinkhanen, bijen, wespen, wantsen, meelwormen, kevers, zelfs kakkerlakken worden gegeten. “En het is een misverstand te denken dat die beestjes alleen maar gegeten worden omdat er niks anders beschikbaar zou zijn. Ze vinden het gewoon heerlijk.”
“Hoe ze smaken? Vergelijk ze maar met garnalen. Insecten zijn volgens Van Huis niet alleen erg lekker, maar ook heel voedzaam en gezond. “Ze hebben vaak een hoog eiwitgehalte en zijn rijk aan vitamine B1 en B2. Rupsen en termieten hebben een hoog vetgehalte. Een kilo sprinkhanen bevat net zoveel calorieën als vijf grote hamburgers, zes pizza's of elf hotdogs.”
Een ander groot voordeel van eetbare insecten noemt Van Huis de weg van voer naar vlees. “Voor één kilo rundvlees heb je tien kilo voer nodig, voor één kilo kip nog altijd vier kilo, en voor één kilo rupsenvlees maar 1,5 tot drie kilo. Niet voor niets kennen veel landen een bloeiende export van insecten. Boeren in de Sahelstreek die te maken hebben met sprinkhanen, verdienen meer met de verkoop van hun natuurlijke vijand dan met het gewas zelf. In Thailand wordt de commerciële waarde van eetbare sprinkhanen geschat op zes miljoen dollar per jaar.”
Vanuit Afrika neemt Arnold van Huis vaak eetbare insecten mee om ze thuis klaar te maken. Gekookt, gegrild, gebakken of in de magnetron, alles kan. Uitje, paprikaatje of tomaatje erbij. Scheutje wijn desgewenst. “De eerste keer reageerden mijn kinderen wat afwijzend. Als ze me dan zagen strooien met peper en zout, riepen ze: 'Ja, zo kan ik het ook'. Maar waarom zou je geen kruiden en specerijen mogen gebruiken bij het bereiden van insecten? Dat doe je bij een biefstuk toch ook.”
Van Huis is ervan overtuigd dat insecten een bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van het voedselprobleem in ontwikkelingslanden. Zelfs in Nederland voorziet hij groeikansen. “We hebben hier ongeveer 20 000 insectensoorten. Er valt nog heel wat uit te proberen. Al raad ik niemand aan in zijn eigen achtertuin te gaan experimenteren. Er zitten ook giftige bij.”