Veel prijzen, weinig vrienden
Hij maakte vernieuwende televisie, oordeelden de critici, begin jaren zestig. Televisieprogramma’s stonden in Nederland nog in de kinderschoenen. Het was Rudi Carrell, vrijdag overleden, die als eerste de huiskamer veroverde.
Rudi Carrell wist wel waarom hij zoveel succes heeft gehad in Duitsland. Vragen daarover beantwoordde hij standaard met de grap dat de Duitsers ’liever één Nederlander op de buis zien dan duizend op de Autobahn’.
Het is lollig bedoeld, maar ondertussen vals bescheiden. Want als geen ander snapte ’der Rudi’ de logica achter zijn roem. „Het belangrijkste is dat je je niet aanpast aan wat zij leuk vinden, maar ze bijbrengt waarom ze moeten lachen door te doen wat je zelf leuk vindt.”
Noem hem arrogant. Het is hem wel vaker verweten, vooral in Nederland. Hier was de showmaster vooral daarom minder geliefd. Dát begreep hij echt niet. „In dit vak kun je niet bescheiden zijn”, zei hij eens. „Zo’n show kost veel geld en er kijken veel mensen naar. Dan moet je je werk wel met overtuiging doen.”
Vrijdag overleed hij, 71 jaar oud. De gewiekste vakman met veel prijzen en weinig vrienden, zoals een krant hem ooit treffend samenvatte, leed sinds januari 2005 aan longkanker. Maandenlang zweeg de verstokte roker daarover. Eind november verklaarde hij in de Duitse pers: „Ik heb een prachtig leven gehad en ben niet bang om dood te gaan.” Carrell was naar eigen zeggen weinig verrast over zijn ziekte. „Die ziekte had ik eigenlijk allang moeten hebben”, zei hij in een van zijn laatste interviews. Hij legde de sigaretten pas aan de kant nadat artsen de longkanker in zijn lichaam hadden geconstateerd.
Op 19 december 1934 werd Rudi Carrell in Alkmaar geboren, als Rudolf Wijbrand Kesselaar. Rudolf was allesbehalve gemotiveerd op de ulo. Hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Hij wilde het maken in de grotemensenwereld en kopieerde de artiestennaam van zijn vader, die lokaal bekendheid genoot als kleinkunstenaar. Carrell over die tijd: „Ik was geen lollige jongen; ik had nooit veel vrienden. Sommigen vonden me zelfs een rotzak.”
Die twee gezichten zijn gebleven. Als televisiepersoonlijkheid was hij de huisvriend van miljoenen, privé lag dat anders. „Diplomatie en tact zijn niet Rudi’s sterke kant”, verklaarde zijn manager Dick Harris nog niet zo lang geleden in het NRC Handelsblad. „Hij is geen man om ergens op visite te gaan. En als je bij hem op bezoek komt, kijkt hij na vijf minuten op zijn horloge: of er nog meer te bespreken is. Hij is egocentrisch, alles draait om Carrell. Maar hoe had hij anders zo’n carrière kunnen maken?”
Via het lokale schnabbelcircuit maakte hij in 1957 op de Nederlandse televisie zijn debuut, in het KRO-programma ’Krocodil’. In de zomer van 1960 bood de Vara hem een uur eigen zendtijd aan, na zijn mislukte optreden tijdens het Eurovisie Songfestival. Met het lied ’Wat een geluk (dat ik een stukje van de wereld ben)’ eindigde hij als voorlaatste. De programmabazen waren echter gecharmeerd van de knipoog die hij bij terugkeer zingend gaf: ’Wat een geluk dat ik niet net de allerlaatste ben’.
Vier jaar lang maakte Rudi Carrell elke maand een nieuwe ’Rudi Carrell Show’. Het was vernieuwende televisie, oordeelden de critici. Gevarieerd, actueel en niet revue-achtig, maar gericht op de huiskamer. In 1963 wezen de tv-recensenten hem daarom de Nipkow-schijf toe. In 1964 won hij de Zilveren Roos op het tv-festival van Montreux voor de show waarin hij als Robinson Crusoe in het Circusgebouw van Scheveningen stond. Die prijs beschouwde hij als een van de hoogtepunten uit z’n carrière. „Hierdoor leerden de Duitsers mij kennen en kon ik de overstap maken naar de Duitse televisie.”
Liefst 37 jaar lang was hij een van de grote publiekstrekkers bij onze oosterburen. Programma’s als ’Am Laufenden Band’ en ’Der Rudi Carrell Show’ waren grote successen. Zelf verhuisde de ’troetelkaaskop’ naar Syke in Nedersaksen. Daar woonde hij tot aan zijn dood met zijn veel jongere derde vrouw.
De Volkskrant schreef drie jaar geleden dat het belang van Rudi Carrell voor de Nederlands-Duitse betrekkingen moeilijk overschat kan worden. Volgens de Nederlandse VVV’s heeft de zogeheten ’Rudi Carrell-factor’ in de loop der tijd veel toeristen getrokken. De losse, luchtige manier van doen van de Nederlandse entertainer zou Duitse bewondering hebben gekweekt voor de Nederlandse Lockerheit. Carrell: „Met humor heb ik een brug geslagen tussen Nederland en Duitsland. Dat zie ik wel als een van de hoogtepunten in mijn loopbaan.”
Professionele dieptepunten heeft hij niet gekend. Zei hij. Hoewel er ook in Duitsland bij tijd en wijle kritiek op hem was, vaak vanwege misplaatste grappen. In 1987 ontketende Carrell een diplomatieke rel toen hij een filmpje maakte waarin de ajatollah van Iran damesslipjes kreeg toegeworpen. In 2002 zorgde een mop over de homoseksuele burgemeester van Berlijn voor verontwaardiging. „Waarom zijn moslims bang dat Klaus Wowereit in een moskee komt?”, vroeg Carrell zich af, terwijl hij de islamitische gebedshouding aannam. „Omdat daar duizend Arabieren knielen.”
Aan zijn populariteit knaagden de incidenten nooit. Waar Nederland zijn uitgesproken zelfvertrouwen afstrafte – Carrell had hier alleen in 1983 nog kort succes met ’De 1-2-3-Show’ – daar bleven de Duitsers ’het oergesteente van het Duitse tv-amusement’ op handen dragen. Tot aan zijn allerlaatste optreden voor de camera in 2002 scoorde Carrell hoog in de kijkcijferhitlijsten. Zijn laatste programma ’7 Tage, 7 Kopfe’, door hemzelf bedacht, geproduceerd en gepresenteerd, was een van de bestbekeken shows van Europa. Zeven jaar lang keken er gemiddeld vijf miljoen mensen.
In 2001 ontving Carrell in Montreux de Rose d’Honneur voor zijn gehele oeuvre, in navolging van onder andere Benny Hill en Mr. Bean. Ook de benoeming door de Koningin tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw stemde de workaholic en perfectionist in Carrell tevreden. Al vond hij dat hij er wel erg lang op had moeten wachten.
Carrell wilde niet terugkomen naar Nederland om hier te sterven, verklaarde hij jaren geleden al in de Telegraaf. „Ik ben toch een klein mofje geworden. Ik ben echt gek op dit land geworden, omdat in Duitsland niet alles wordt weggerelativeerd. Als je hier iets betekent, beteken je ook iets. Je hoort niet de hele dag van ’Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’ Dat is het jammere van Nederland.”