Van zwakke naar excellente scholen, Rotterdam laat zien dat het kan
Van zestien, naar nog maar één zwakke school: het Rotterdamse voortgezet onderwijs heeft een enorme kwaliteitssprong gemaakt. Zo ook het voormalige afvoerputje, Het Lyceum Rotterdam.
Leerlingen die een nachtje in de aula willen slapen? Geen probleem, zegt directeur Renée Bouwer van Het Lyceum Rotterdam (HLR). "Op voorwaarde dat ze zelf de beveiliging regelen en 's ochtends de rommel opruimen. Van zo'n ervaring worden ze wijzer en zelfstandiger."
Geen middelbare school in Rotterdam die zijn leerlingen zoveel vertrouwen en eigen verantwoordelijkheid geeft als de onderwijs-instelling (havo, vwo en gymnasium) die vijf jaar geleden ontstond uit een fusie tussen het Citycollege Sint Franciscus en Het Lyceum voor Beeldende Vorming. Bouwer (57) zegt het met gepaste trots, na een rondleiding door het monumentale pand uit 1922. "Wij durven, maar daar krijgen we ook wat voor terug: sterke en zelfbewuste kinderen die niet te beroerd zijn om hun eigen zaakjes te regelen."
In 2010 telde het voortgezet onderwijs in Rotterdam nog zestien zwakke scholen, nu is dat er één. Daarmee scoort de Maasstad inmiddels beter dan het landelijk gemiddelde. Ook op andere fronten heeft 'Rotterdam zijn been bijgetrokken', zoals onderwijswethouder Hugo de Jonge het bij voorkeur verwoordt: de CDA'er die morgen op het bordes staat als een van de twee nieuwe ministers van volksgezondheid, welzijn in sport in het kabinet-Rutte III.
Zo is het aantal voortijdig schoolverlaters in vijf jaar tijd met een derde teruggedrongen, scoren leerlingen over de gehele linie beter in taal en rekenen, en is de puntenachterstand ten opzichte van het landelijke Cito-gemiddelde tot aanvaardbare proporties teruggebracht.
Onderwijsarmoede
Het toenmalige Citycollege gold nog maar zeven jaar geleden als het afvoerputje van het Rotterdamse middelbare onderwijs, waarmee de school ongewild symbool stond voor de algehele onderwijsarmoede in de tweede stad van Nederland. De schoolprestaties waren bedroevend, de leerlingenaantallen liepen almaar verder terug, van 850 (2008) tot amper 500 (2012). Met name kinderen met een migrantenachtergrond bleven, met als gevolg dat het Citycollege, gevestigd in het multiculturele Delfshaven (175 nationaliteiten), het stempel kreeg van een 'zwarte school'. En die schreef ook nog eens rode cijfers.
Op mededogen van de onderwijsinspectie hoefde directeur Bouwers voorganger Willem Vonk niet te rekenen. In 2009 ontving het Citycollege een negatieve beoordeling. De kwaliteit van de havo was voldoende, maar het vwo kreeg het predicaat 'zeer zwak'. "Geen school waar je als ouder je kind naartoe stuurde", weet ook vertrekkend wethouder De Jonge. "Het rammelde aan alle kanten, hoeveel tijd en energie het toenmalige docententeam er ook in stak om de weg naar boven weer te vinden."
Geen wonder dan ook dat Bouwer 'de besmette naam' Citycollege schrapte, toen ze in 2012 aantrad als rector en besloten werd tot een fusie met het Lyceum voor Beeldende Vorming. "De naam werd te veel geassocieerd met achterstanden en middelmaat." Met de school ook waar de leerlingen de beroemde buurman Pim Fortuyn - hij woonde tot zijn dood in 2002 om de hoek op het G.W. Burgerplein - van alles en nog wat naar zijn hoofd slingerden, zodra hij zijn hondjes uitliet op de Beukelsdijk.
Dergelijk wangedrag is vandaag de dag ondenkbaar op Het Lyceum Rotterdam (675 leerlingen, 56 docenten), stelt Bouwer. Nog altijd is de school een smeltkroes van tientallen culturen, maar onder haar leiding heeft de van oorsprong katholieke scholengemeenschap de balans hervonden. Zowel letterlijk als figuurlijk. "Ik praat of denk liever niet in termen van blank en zwart, maar met een verdeling van fifty-fifty vormen we inmiddels een mooie afspiegeling van Rotterdam. Leerlingen corrigeren elkaar ook als het moet, de zelfdiscipline is groot."
Van de eens zo gevreesde onderwijsinspectie krijgt de school in Rotterdam-West tegenwoordig louter positieve beoordelingen. Het succesverhaal is volgens Bouwer onder meer te verklaren door het 'uitdagende aanbod' dat haar school ouders en leerlingen voorschotelt. Brugklassers kiezen voor de richting kunst, wetenschap of ondernemen. "Ons model is gebaseerd op de ontwikkelbehoeften en talenten van leerlingen, met een sterke nadruk op vaardigheden van de 21ste eeuw, zoals programmeren en duurzaam handelen."
Zelfstandig denken
HLR-leerlingen maken ook meer lesuren dan een reguliere school, gemiddeld zo'n drie uur per week. Het vak filosofie is daarnaast verplicht, voor alle klassen en schooltypen. Bouwer: "Om de geesten van onze leerlingen scherp te houden. Het belang van zelfstandig kunnen nadenken wordt weleens onderschat. Ook dat is een vak en ook dat moet je leren."
Ruim twee weken geleden had Bouwer het Rotterdamse stadsbestuur over de vloer, aangevoerd door de apetrotse onderwijswethouder De Jonge. Het blijkt met terugwerkende kracht diens afscheidsrondje te zijn geweest. Bouwer prijst zijn kennis en kunde. "Hij heeft hier zijn nek uitgestoken voor het onderwijs. Ik ken weinig bestuurders met zo'n enorme dossierkennis als hij. Daarnaast is het verbluffend om te zien hoe snel en hoe makkelijk hij met mensen in contact treedt."
Op zijn beurt is De Jonge al even enthousiast over 'de indrukwekkende metamorfose' die Het Lyceum heeft ondergaan. Niet voor niets weten ook leerlingen van buiten Delfshaven de weg naar de school weer te vinden, zo benadrukt hij. "De leiding van Het Lyceum heeft het lef gehad om zich compromisloos op te stellen door te zeggen: als je je kind hier inschrijft, dan halen we eruit wat erin zit, want we leggen de lat heel erg hoog."
De Jonge kan 'een breed scala aan maatregelen' opdreunen die volgens hem hebben bijgedragen aan de verbetering van de onderwijsprestaties. Van de voorschoolse educatie tot langere lestijden, van meer ouderbetrokkenheid tot 'investeren in de professionaliteit van leerkrachten'. "Maar het allerbelangrijkste is dat scholen resultaatgericht zijn gaan denken. Dat ze overtuigd zijn geraakt dat het ook met een ingewikkelde leerlingenpopulatie mogelijk is om goede onderwijsresultaten neer te zetten. En dat het al met al dus wel degelijk mogelijk is om van het predicaat zwak naar excellent te gaan."
Met die 'ingewikkelde leerlingenpopulatie' doelt De Jonge op kinderen uit de vele tienduizenden kansarme en vaak laagopgeleide gezinnen in Rotterdam. "Het is niet mijn succes, het is het succes van deze stad, die er steeds beter in slaagt om het aanwezige talent aan te boren. Dat is een felicitatie aan de leraren, de scholen en het ondersteunend personeel. Een stad die almaar verjongt, heeft de heilige opdracht om zich niet neer te leggen bij resultaten uit het verleden."
Rotterdam bewijst volgens De Jonge dat succes in sommige gevallen wel degelijk afdwingbaar is. "De samenleving is dan misschien niet zo maakbaar als sommigen zouden willen, maar ze is wel degelijk beïnvloedbaar. En resultaten ook. Je hoeft je als het om de toekomst van de stad gaat niet neer te leggen bij die resultaten van vroeger. Rotterdam laat op onderwijsgebied zien dat je invloed kan uitoefenen op hoe talenten van kinderen tot ontplooiing worden gebracht.'
Toewijding
Dat succes inderdaad maakbaar is, weet ook directeur Ineke van Uden (57) van de Maria Basisschool (355 leerlingen, 28 leraren), die eveneens gevestigd is in Delfshaven. Van een noodlijdende, zwakke school maakten zij en haar team in zeven jaar weer een, aldus De Jonge, 'school met kracht en potentie die met opgeheven hoofd naar de toekomst kan kijken'. Het recept? Van Uden: "Meer lesuren, doelgericht werken en heel veel toewijding."
Net als haar collega Bouwer van Het Lyceum zette Van Uden bij haar entree het mes in haar personeelsbestand. "Niet omdat ik dat nou zo leuk vond, integendeel zelfs, maar het moest. Het niveau van sommige collega's was, met alle respect, niet hoog genoeg. De lat lag te laag. Als je dat constateert, dan moet je durven ingrijpen. Hoe vervelend dat ook is voor de betrokkenen."
Dankzij financiële steun van de gemeente Rotterdam geeft haar school les in extra vakken (muziek, dans, sport en theater), die volgens Van Uden de basisvakken versterken. "Met zang en dans kun je de belangstelling voor een bepaald onderwerp ook aanwakkeren." De gemiddelde score bij de centrale eindtoets ging in zeven jaar met sprongen vooruit: van 524 (2010) naar 532 (2017). Ter vergelijking: het landelijke gemiddelde bedroeg dit jaar 535,6.
De Maria Basisschool heeft volgens de directeur ook baat bij de toegenomen ouderbetrokkenheid. "Ze zijn er niet alleen vaker dan voorheen, we merken ook dat hun gemiddelde opleidingsniveau is toegenomen. Met als gevolg dat ze, meer dan hun eigen ouders, het belang van onderwijs onderkennen en daarom hogere eisen stellen. Dat houdt ons ook weer bij de les."
Het succes in het Rotterdamse onderwijs is broos, erkent De Jonge. De grootste bedreiging vormt het lerarentekort, dat de komende jaren alleen maar nijpender wordt. De Jonge, die zelf als leraar ooit begon op een basisschool in de door criminaliteit geplaagde Millinxbuurt, wil in Den Haag het onderwijsachterstandsbeleid overeind houden. "Denk nou niet: de achterstanden zijn weggepoetst, we kunnen weer back to normal", luidt zijn waarschuwing. "Nee, dat kan dus niet. Investeren in talent van de grote steden verdient langdurige steun en aandacht. Dat is niet gratis, maar weet je wat het kost als je het niet doet? Iedere euro die je als landelijke overheid in de stadsjeugd steekt, is die driedubbel en dwars waard."