Van Batavia is weinig meer over
Batavia, het ooit zo imposante hart van de Nederlandse Gouden Eeuw, is tegenwoordig niet meer dan een vervallen wijk in Jakarta. Het creëren van publiek besef is prioriteit nummer één.
Het Nederlandse culturele erfgoed in Indonesië dreigt verloren te gaan. Statige koloniale gebouwen rotten langzaam weg onder het toeziende oog van daklozen, hoeren en drugsgebruikers. De brede gracht waardoor VOC-schepen eens hun handelswaar vervoerden, is veranderd in een stinkend open riool. Auto’s, bussen en brommers toeteren onafgebroken in de verzengende tropische hitte: welkom in Batavia, het ooit zo imposante hart van de Nederlandse Gouden Eeuw, nu beter bekend als Kota, een vervallen wijk in het centrum van Jakarta.
Architectuurhistoricus Pauline van Roosmalen heeft met een groep ingenieurs en architecten een bezoek gebracht aan het oudste gedeelte van de Indonesische hoofdstad. De conditie van de overgebleven gebouwen is slecht, maar ze zijn nog niet verloren. De gebouwen zijn sterk, meent Van Roosmalen „Sommige gebouwen waaruit struiken en soms zelfs bomen groeien, kunnen na een grondige aanpak weer worden gebruikt.”
Zelfs het gerestaureerde Museum Sejareh, het stadhuis gebouwd in 1710, heeft last van lekkage, de kozijnen rotten opnieuw weg. Historicus Asep Kambali ziet de beschadigingen aan het gebouw en verzucht dat er weinig mensen zijn die zich iets aantrekken van de teloorgang van Kota. „Zelfs de regering kan het niets schelen.” Met zijn stichting Komunitas Historia neemt Kambali maandelijks tientallen mensen mee op wandelingen door Batavia, met de bedoeling Jakartanen bewust te maken van de waarde van hun oude stad.
De stadswijk Kota, gebouwd voor Europeanen die zich in Nederlands-Indië wilden vestigen, heeft nog steeds een heel ’Hollandsch’ gezicht: een rechthoekig stratenplan met grachten en grachtenpanden. De eerste huizen werden op zo’n Nederlandse manier gebouwd dat ze ongeschikt waren voor de tropen. Later werd de bouwwijze afgestemd op het warme, vochtige klimaat en hierdoor ontstond vanaf eind 19de eeuw een eigen, Indische architectuur.
Naast de wandelaars van Komunitas Historia wordt Kota ook bezocht door stelletjes die hun volledige bruidsreportage laten maken in het mooie licht van de vergane gebouwen. Een ander veeg teken van het besef dat Indonesiërs blijkbaar toch hebben van hun eigen geschiedenis. Het creëren van een publiek besef is volgens Kambali het eerste dat moet gebeuren om de oude stad nieuw leven in te blazen. „Als de volgende generatie weer geen notie heeft van de waarde, is het onnodig om het daadwerkelijk te restaureren”, meent hij.
Van Roosmalen is ervan overtuigd dat Kota behalve een historische ook een economische waarde heeft. Ze wijst op andere wijken in steden in Indonesië, waar koloniale gebouwen worden afgebroken om zo plaats te maken voor nieuwbouw. „Oude wijken liggen vaak op dure grond. Die economische druk lijkt in Kota nog niet te spelen. En dat betekent – hoe wrang ook – het relatieve ’behoud’ van de bebouwde omgeving.” Volgens de architectuurhistoricus hebben meerdere studies aangetoond dat historische gebouwen en wijken een economische aanwinst zijn en dat met de afbraak daarvan dus juist ’de kip met de gouden eieren’ wordt geslacht.
Sommige ingenieurs en architecten van de groep van Van Roosmalen raken zo geïntrigeerd door de overblijfselen van de Nederlandse tijd in Jakarta, dat ze een gesprek erover aangaan met de vice-gouverneur van Jakarta. Hoewel de Engelstalige krant The Jakarta Post een dag later een artikel publiceert met het nieuws dat ’De Nederlanders gaan helpen met de heropbouw van Kota’, is het volgens Van Roosmalen nog niet zo ver. „Er zijn contacten gelegd, maar er is niets concreets afgesproken”, legt Van Roosmalen uit. „Tussen plannen maken en uitvoeren zit een lang traject: dat hebben de vele studies die over Kota zijn uitgevoerd al meerdere malen laten zien. Het is geen kwestie van slechts één gesprek, maar de contacten zijn gelegd en het is heel goed denkbaar dat uit die contacten iets voortvloeit.”