Universiteit van Amsterdam te wit? Wie goed telt weet wel beter
'Universiteit van Amsterdam is nog te wit en te mannelijk' kopte Trouw (6 juli) boven een interview met collegevoorzitter Geert ten Dam. Mede dankzij een speciaal ingestelde diversiteitscommissie is de te witte UvA een breed gedragen mantra geworden. Maar waar er fel is gediscussieerd bleef de vraag liggen of de aanname wel klopt, betoogt onderzoeker Josse de Voogd op de opiniepagina van Trouw.
Uit de cijfers blijkt dat 13 procent van de UvA-studenten een niet-westerse achtergrond heeft (exclusief de internationale studenten). Als je alle universiteiten bij elkaar optelt ligt dat percentage op 12. Sommige universiteiten zitten daarboven, zoals de Vrije Universiteit en de Erasmus Universiteit, anderen eronder. Deze 12 procent is lager dan het aandeel niet-westerse allochtonen onder jongeren van 18 jaar in Nederland (16 procent), maar hoger dan het aandeel van deze groep op het VWO (8 procent). En dat laatste cijfer doet er toe als het gaat om instroom.
Voor zover er sprake is van een achterstand, ontstaat die dus al op jongere leeftijd. Wanneer het VWO eenmaal is doorlopen, wordt de stap naar de universiteit onder allochtonen juist vaker gemaakt dan onder autochtonen. Vergeleken met het VWO zijn de studentenpopulaties dus niet wit. Wel lijkt het zo dat allochtonen minder snel de sociaal-culturele faculteiten uitkiezen waar de discussie zo speelt. En inderdaad kiezen ze wat vaker voor de VU dan voor de UvA, waarbij mogelijk de religieuze achtergrond en de betere bereikbaarheid vanuit de buitenwijken en voorsteden een rol spelen.
Het grote probleem bij veel diversiteitsdiscussies is dat men teveel kijkt naar de stedelijke verhoudingen. Universiteiten opereren echter landelijk en worden landelijk gefinancierd, dus ondanks de naam is de UvA niet van Amsterdam. 95 procent van de Nederlanders woont niet in de hoofdstad en ruim 80 procent woont niet in een gemeente met een universiteit. De studentenpopulaties afspiegelen aan die steden zou dus erg onredelijk zijn. Wil de UvA meer kleur, dan zal ze de VU bij wijze van spreken moeten vragen witter te worden. Een stedelijke blik geeft een vertekend beeld van de verhoudingen in de samenleving. Dat de UvA als wit wordt ervaren, komt vooral omdat Amsterdammers worden geconfronteerd met de verhoudingen tussen allochtoon en autochtoon zoals die elders in het land liggen.
Maatschappelijke tegenstellingen
De stad wijkt zeer sterk af van het Nederlandse gemiddelde. Binnen de gemeentegrens vinden we het meest succesvolle stukje 'wit' Nederland samen met een van de meest gekleurde stukken, dat daar relatief achtergesteld bij afsteekt. Van het grote midden is er weinig. Het overgrote deel van de Nederlanders woont echter wel in middelgrote gemiddelde plaatsen als Schagen, Heemskerk, Etten-Leur en Nieuwegein. Wat verder van de radar vinden we ook daar maatschappelijke tegenstellingen. In Harderwijk staat een stembureau met een percentage voor DENK dat nergens in Amsterdam wordt geëvenaard. En Kevin uit Helmond zal minder snel op de universiteit belanden dan Anne-Fleur uit Zeist. Diversiteit moet ook daar over gaan.
Het schaalniveau 'Nederland' lijkt op universiteiten echter steeds meer te worden overgeslagen. Enerzijds is er de wil om zich te spiegelen aan de stad, anderzijds is de trend om zich te verbinden met universiteiten en studenten uit de hele wereld. Het dominante wereldbeeld is stedelijk en kosmopolitisch en staat ver af van het gemiddelde Nederland, en dat merk je bij discussies en keuzes voor onderzoeksonderwerpen. Diversiteit, en ook internationalisering, die andere hype op de universiteit, lijken teveel verworden tot hippe 'buzzwords'. De feiten lijken daarbij nog wel eens onder te sneeuwen. Maar voor wie het heeft over afspiegeling en diversiteit, is inzicht in de verhoudingen cruciaal.