Universiteit helpt exacte vakken zelf om zeep
Terecht zegt wetenschappelijk adviseur H.K. Kuiken dat de overheid los van studentenaantallen moet investeren in opleidingen (de Verdieping, 19 februari). Ook minder populaire vakken als wiskunde en natuurkunde verdienen steun. De belangrijkste voorstellen die Kuiken doet, tonen echter dat universiteiten kennelijk geen ander antwoord hebben op consumentistisch gedrag van studenten dan hierin mee te gaan. Hij stelt voor de student te lokken met cadeautjes zoals gratis leermiddelen.
Belangrijk is de vraag waarom studenten niet meer kiezen voor vakken als natuurkunde en wiskunde, en evenmin voor traditionele letterenstudies. Naar mijn mening is dit vooral te wijten aan universiteiten zelf, die het draagvlak voor extra investeringen in dergelijke studies hebben helpen wegnemen. Jaar in jaar uit proberen universiteiten met elkaar te concurreren door steeds maar nieuwe studies in het leven te roepen die vakoverschrijdend zijn en zo studenten moeten trekken. Vaak begeven deze studies zich ook op het gebied van de toegepaste wetenschap om studenten met een grote carrièredrift aan zich te binden.
Zowel in de bètahoek als bij letteren zijn traditionele studies steeds meer in het gedrang gekomen door het oerwoud aan nieuwe interdisciplinaire studies met een sterke oriëntatie op toepassing van wetenschap binnen het bedrijfsleven. Bij letteren verdrongen studies als algemene letteren, communicatiewetenschap, informatiewetenschap en cultuurstudies traditionele studies als Duits, Frans en Engels.
Onlangs pleitten de gezamenlijke universiteiten bij monde van de VSNU nog voor clustering van de bèta-opleidingen omdat ook bèta's breed moeten worden opgeleid en beter aansluiting moeten vinden bij het bedrijfsleven. In feite werken universiteiten daarmee aan een eerste stap tot opheffing van de meer traditionele studierichtingen. Studenten vangen dergelijke signalen heel goed op en kiezen steeds vaker voor bredere studies met een toegepast karakter in plaats van de oude kernstudies, die stoffig en niet bij de tijd zouden zijn. Universiteiten helpen zelf al jarenlang mee dit imago zowel bij de kleine letterenstudies als bij de kleine bètastudies te versterken en zorgen er daarmee zelf voor dat diezelfde studies langzaam wegkwijnen.
De afgelopen jaren werd oneindig vaak de noodzaak aangeduid dat studenten vooral breder moeten worden opgeleid. Specialisatie in disciplinaire zin lijkt een vies begrip te zijn geworden. Men realiseert zich niet dat voor het aanbieden van interdisciplinaire opleidingen instandhouding van disciplines een voorwaarde is. Het onderwijsaanbod is steeds meer gericht op de 'shoppende student', de student als onderwijsconsument, waarbij universiteiten niets anders meer doen dan hun aanbod aan de grillige onderwijsmarkt aanpassen. Ook vanuit het ministerie wordt deze benadering van de student gevoed door steeds weer nieuwe ideeën als die van de onderwijsbonnen, de 'vouchers', waarmee studenten zelf onderwijs kunnen inkopen.
Zoals Kuiken terecht vaststelt worden universiteiten bovendien verplicht te kijken naar het aantal studenten dat afstudeert, simpelweg omdat ze daarop worden afgerekend. Dit gaat ten koste van hun taak om vakgebieden in stand te houden die maatschappelijk en wetenschappelijk van belang zijn. Voor dit laatste komt de overheid echter niet met geld over de brug. Dit is de reden waarom al jaren wordt bespaard op de opleidingen en vakgebieden die weinig in trek zijn bij studenten.
De oplossing voor studies als wiskunde en natuurkunde en de kleine letteren ligt echter ook bij universiteiten zelf. Ze moeten studies in nood durven verdedigen als men ze waardevol vindt en daar ook in durven investeren. In het woud van steeds maar weer nieuwe interdisciplinair ingerichte studies is het van belang dat kernstudies binnen het universitair onderwijs en onderzoek een plaats houden. Zij bieden continuïteit. Ingaand tegen de grillen van de onderwijsmarkt moeten universiteiten durven opkomen voor wellicht bij de student impopulaire maar maatschappelijk relevante studies.
Hiervoor is het noodzakelijk de afrekening op aantallen studenten zo snel mogelijk af te schaffen voor studies die het moeilijk hebben. Investeert de overheid niet in de nu wegkwijnende vakgebieden, dan zullen wetenschappelijk onderzoek en onderwijs steeds verder verschralen. Een budgetverdeling die is gericht op kwaliteit en diversiteit in plaats op aantallen is voor bedreigde studies de enige manier van overleven en de enige voorwaarde dat ook in de toekomst scholieren en studenten nog enige elementaire kennis hebben van wiskunde, natuurkunde en enkele vreemde talen.