Uitgesloten van kiesrecht: een van de opmerkelijkste kronkels van de Nederlandse democratie
Nederland mag over ruim twee weken weer naar de stembus - met uitzondering van mensen die hun kiesrecht verloren omdat ze in de Tweede Wereldoorlog ‘fout’ waren. Dat waren er ooit 85.000, nu nog 25. En misschien straks weer meer, vanwege terroristische misdrijven.
Door heel Utrecht klepperen de brievenbussen. Het is de week van 24 april als bij alle huishoudens de oproepen om te stemmen voor de Europese verkiezingen binnenvallen. In de witte enveloppen zitten een stempas en een briefje van de gemeente. “U mag voor deze verkiezingen stemmen als u niet uitgesloten bent van het kiesrecht”, schrijft de gemeente.
Achter dat ene zinnetje gaat een van de opmerkelijkste kronkels van de Nederlandse democratie schuil. Het zinnetje moet de democratie beschermen door die deels op te heffen. In Utrecht slaan de woorden slechts op één inwoner van de stad. In totaal zijn er 25 Nederlanders verdeeld over twintig gemeenten die het lot van deze ene Utrechter delen. Wat de reden is dat dit exclusieve groepje geen kiesrechten heeft, willen de woordvoerders van de gemeente Utrecht en het ministerie van binnenlandse zaken niet zeggen.
“Ik neem aan dat voor alle uitgeslotenen nu geldt dat hun het kiesrecht vlak na de oorlog is afgenomen”, zegt Melle Bakker, secretaris-directeur van de Kiesraad. In totaal verloren 85.000 Nederlanders hun actief en passief kiesrecht in de naoorlogse rechtbanken en tribunalen. Sommigen waren als tiener bij de SS gegaan en vochten tegen de oprukkende Russen aan het Oostfront. Anderen hadden pro-Duitse blaadjes gedrukt in hun familiedrukkerij. Weer anderen waren lid van de NSB, net als hun vader, broer of echtgenoot.
Verplichte niet-stemmer
Zo kon het dat de tribunalen een gat sloegen in het huis van de democratie, in de hoop dat het huis steviger zou staan. Tienduizenden Nederlanders stemden niet mee toen KVP’er Louis Beel de eerste gekozen naoorlogse premier werd. In hun vonnis lazen ze dat ze verplichte niet-stemmers waren geworden. Soms voor tien jaar, soms voor het leven.
Een deel legde zich neer bij de straf. De politiek is voor hen en vele lotgenoten een voorbij gevaren schip. Maar dat geldt niet voor alle zogeheten politiek delinquenten.
Met zijn typemachine tikt Piet Cieraad in zwarte inkt ‘Mevrouw!’ op het briefpapier dat voor hem ligt. Het is eind juli 1971 en de brief is Cieraads zesde poging om een volwaardig burger te worden. Opnieuw zet hij zijn hele verhaal op papier. Pas onderaan de pagina komt Cieraad tot de kern, tot die ene vraag waar het al jaren om draait. “Met klem verzoekt hij U, hem de stemrechten terug te willen geven.”
De brief is gericht aan koningin Juliana. De rijzige man met zijn scheve spitse neus legt haar uit dat het al jaren zijn grootste ergernis is dat hij niet mag stemmen. Hij woont in een vrijstaand huis in Naarden, heeft zijn twee kinderen vaderlandsliefde en koningsgezindheid meegegeven en behoort met zijn baan als verkoopleider bij een groot bedrijf tot de Nederlanders die het meeste belasting betalen. Bovendien heeft hij genoeg financiële middelen om ’s lands beste advocaten in te huren, pocht Cieraad dreigend in zijn brief aan de koningin.
Maar stemmen mag Cieraad niet. De vijftiger die nog altijd militaristisch met zijn hakken slaat, is niet altijd de modelburger geweest die hij in de brief aan de koningin schetst. In de jaren dertig begint het nationaal-socialistische vuur te smeulen bij de jonge Cieraad. Als vijftienjarige bezoekt hij bijeenkomsten van de NSB en uiteindelijk klimt hij op tot lijfwacht van Anton Mussert. In de late oorlogsjaren komt hij als agent bij de Sicherheitsdienst terecht. Daar komt zijn fanatiekste kant naar boven. In de omgeving van Zwolle is hij betrokken bij de dood van tien mensen en pakt hij ruim zeventig verzetslieden, joden en onderduikers op.
Hij was een ‘jonge dwaas’, vat Cieraad zijn verleden samen in de brief uit 1971. Dat hij aanvankelijk de doodstraf kreeg, laat hij weg. Net als de gratie die hij kreeg voor zijn levenslange gevangenisstraf. Liever legt hij de nadruk op zijn succesvolle herintrede in de naoorlogse maatschappij halverwege de jaren vijftig. Toch zit er geen gelukkig man achter de typemachine in Naarden. Zolang het kiesrecht ontbreekt voelt hij pijn. De staat heeft hem tot een tweederangsburger gemaakt die niet mag stemmen, maar wel belasting moet betalen. Hij is een vader zonder burgerrechten, tot schaamte van zijn inmiddels volwassen dochter, vermoedt Cieraad. Bovendien is hij kwetsbaar in de ogen van anderen. Zo zeer zelfs dat ze hem afpersen, vertrouwt de oud-NSB’er een ambtenaar op het ministerie van justitie toe.
De grieven van Cieraad worden gedeeld door andere NSB’ers die hun kiesrecht kwijt zijn. In 1966 spreekt het televisieprogramma ‘Inburgeren’ er drie. Ze geven aan dat ze het erg vinden voor hun kinderen en dat het ontbreken ervan ze dwars zit bij sollicitaties en contact met officiële instanties.
Ondanks hun smeekbeden blijft het antwoord van de staat koel en hetzelfde. “Er zijn geen wettelijke bepalingen, welke het mogelijk maken deze uitsluiting op te heffen.”
Krakerige stem
De wet kan deze mensen niet helpen in hun zoektocht naar volwaardig burgerschap. Maar domweg geluk soms wel. “Op een gegeven moment viel het stembiljet in de bus”, zegt een krakerige stem met een Zuid-Hollands accent. De tachtiger spreekt vanaf het beeldscherm van de laptop van onderzoeker Stijn Reurs. In de hoek van een Amsterdams café laat hij een interviewfragment zien van de inmiddels overleden oud-SS’er Johannes uit Capelle aan den IJssel. Uit respect voor de nabestaanden vraagt Reurs om alleen zijn voornaam te gebruiken. Samen met zijn collega Cees Kleijn spoorde Reurs de afgelopen tien jaar ongeveer vijfhonderd voormalige SS’ers, NSKK’ers, NSB’ers en Wehrmachtleden op. Het lukte de Amsterdammers om 125 van hen vast te leggen op band of film.
De SS’er uit Capelle aan den IJssel filmden Reurs en Kleijn in 2013 in de kleine bejaardenflat waar de man net naartoe verhuisd was. Hij zit voor een boekenkast, zijn neus en bovenlip zichtbaar geschonden door een granaatscherf uit zijn tijd aan het Oostfront. Als Kleijn tegen het einde van het drie uur durende interview opmerkt dat de man niet mocht stemmen, spert de Capellenaar zijn ogen wijd open. “Nee, maar nu wel”, zegt hij. “Er stond levenslang op de papieren. Maar tien, twaalf jaar geleden zijn de stempassen zomaar weer gekomen.” Hij pauzeert even. “Ik heb gewoon gestemd.”
Willekeur
Waarom de man na 55 jaar weer stembiljetten toegestuurd kreeg, is hem nooit verteld. Waarschijnlijk is het muntje van de willekeur toevallig in zijn voordeel gevallen, vermoedt Reurs.
Johannes is niet de enige bij wie toeval bepaalde voor welke verkiezingen hij wel en niet mocht stemmen. In haar boek ‘Doorn in het vlees’ beschrijft Niod-historicus Ismee Tames wat een rommel de kaartenbakken van de gemeenten waren na de oorlog. Gedurende de hele jaren vijftig verzond het ministerie van justitie stapels brieven aan gemeenten met de boodschap dat informatie in hun registers gecorrigeerd moest worden. Mensen die kiesrecht hoorden te hebben, ontvingen ten onrechte geen stempassen en mensen van wie het kiesrecht was afgenomen, kregen die wel.
De willekeur rond de afgenomen kiesrechten joeg Melle Bakker schrik aan. De secretaris-directeur van de Kiesraad was in 2015 net een paar weken bezig met een onderzoek naar gesjoemel met volmachten bij verkiezingen. Als detail voor een zijspoor in het onderzoek vroeg hij bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens op hoeveel mensen geen kiesrecht hebben. 746 Nederlanders verdeeld over tweehonderd gemeenten, luidde het antwoord. Bakker las het cijfer vol verbazing. Dit kan niet kloppen, dacht hij meteen.
Zijn gedachte bleek juist. Nadat Bakker aan de bel trok, beval toenmalig minister Ronald Plasterk van binnenlandse zaken alle gevallen nog eens te controleren. De conclusie was pijnlijk: ruim zeshonderd mensen stonden jaren ten onrechte in de boeken als uitgesloten van kiesrecht.
“Het ging grotendeels om mensen met een geestelijke beperking die onder curatele staan”, vertelt Bakker vier jaar later. Vóór 2008 mochten deze mensen niet stemmen in Nederland. Maar door een rechtszaak van politiekliefhebber en verstandelijk beperkte Martijn Greuter kreeg de hele groep stemrecht. Alleen sijpelde die overwinning van Greuter niet door tot alle delen van het land. In 144 gemeenten lieten de ambtenaren steken vallen, waardoor de lotgenoten van Greuter pas zeven jaar later – nadat Melle Bakker zijn verontrustende ontdekking doet – ook een stempas ontvingen.
De mensen zonder kiesrecht die na de ontdekking overblijven, zijn een uitstervende groep, zegt Bakker. Het zijn tachtigers en negentigers met een fout verleden. Elk jaar zijn het er weer wat minder: 169 in 2015, nog maar 25 in 2019. Nog een jaar of vijf en ze zijn allemaal overleden, verwacht Bakker.
Wet-Melle
Maar de groep kan in theorie weer groeien. Rechters mogen nog altijd het kiesrecht afnemen. Als toevoeging op een andere straf en alleen bij een select aantal misdrijven. Na een aanslag op de koning of zijn familie bijvoorbeeld, of bij daders die betrokken waren bij genocide of bij een militaire gezagsvoerder die niet meer luistert naar de politiek. “Allemaal zaken die nauwelijks voorkomen”, geeft Bakker toe. Zowel hij als het Openbaar Ministerie kent ook geen zaken waarin de daders na de jaren veertig hun kiesrecht verloren in de rechtszaal.
Toch denkt Bakker dat rechters de komende jaren weer kiesrechten gaan afnemen. Eind vorig jaar ging een wet in die bij de Kiesraad gekscherend de ‘Wet-Melle’ genoemd wordt, naar de voornaam van de secretaris-directeur. “Het was een sub-sub-sub-aanbeveling”, zegt Bakker terwijl hij naar de conclusie bladert van zijn onderzoek uit 2015. Daarin raadt hij aan om het mogelijk te maken het kiesrecht af te nemen bij alle terroristische misdrijven.
Die aanbeveling is overgenomen. En met een hele rits zaken van Syriëgangers in het verschiet, verwacht Bakker dat rechters die straf wel weer gaan opleggen.
Als dat gebeurt, zal de gemeente Utrecht ook bij de volgende verkiezingen weer een brief in de witte enveloppen stoppen met daarop dat ene zinnetje: “U mag voor deze verkiezingen stemmen als u niet uitgesloten bent van het kiesrecht.”
De volledige naam van Johannes is bekend bij de redactie.
Lees ook:
Haast iedereen heeft kiesrecht, maar toch missen we nog kiezers
Na vijftig jaar strijd besloot het parlement precies een eeuw geleden om iedere man van 25 jaar of ouder stemrecht te geven. Vrouwen volgden, daarna jongeren en Nederlanders in het buitenland. Zijn we nu klaar?