Uit de schaduw gehaald
Ze houden van tuinieren, of van wandelen. Ze blijven liever op de achtergrond. Letter & Geest vraagt aandacht voor eenzaten die gemakkelijk over het hoofd worden gezien.
Patrick Modiano heeft geen netwerk
Ger Leppers
"Waarom houden wij zo van Patrick Modiano?", vroeg de Figaro Littéraire zich enkele weken geleden af, na het verschijnen van de nieuwste roman van de Franse schrijver. Modiano's kracht, zo luidde min of meer het antwoord, ligt in zijn terughoudende onafhankelijkheid.
En inderdaad, Modiano heeft geen netwerk. Hij weigert zitting te nemen in jury's van literaire prijzen. Dat hij lid zou worden van de Académie française, de erevitrine van de Franse literatuur, is ondenkbaar. Op de televisie, het medium bij uitstek voor wie rijk en beroemd wil worden, verscheen Modiano slechts sporadisch, en dan eigenlijk alleen in het programma van zijn verklaarde bewonderaar Bernard Pivot - een soort Franse Adriaan van Dis, maar dan erudieter en empathischer.
De kijkers zagen een verlegen man die vol begrip werd aangemoedigd door zijn interviewer, maar toch nauwelijks uit zijn woorden kwam en vrijwel geen zin afmaakte. Voor Modiano was het optreden duidelijk een beproeving.
Laat Modiano dus maar lekker schrijven. Zijn helden zijn doorgaans evenzeer verslaafd aan de achtergrond als de schrijver zelf, al worden ze regelmatig gefascineerd door flamboyante, enigszins mysterieuze patsers. Modiano's nieuwe roman, 'L'Herbe des nuits', begint met een karakteristieke zin: "Toch heb ik niet gedroomd." De hele Modiano zit erin: de onzekerheid, de bescheidenheid, het vasthoudend onderzoeken van het verleden. En als altijd: geen woord te veel. Het oeuvre van de schrijver bevat honderden van zulke zinnen. Daarom houden wij zo van Modiano.
Michael K. wil met rust gelaten worden
Alle Lansu
Michael K., de hoofdpersoon van J. M. Coetzee's roman 'Wereld en wandel van Michael K.', is de vleesgeworden bescheidenheid. Als geen ander personage in het werk van de Zuid-Afrikaanse schrijver belichaamt hij het verlangen naar een kleine stille wereld voor jezelf, zo diep mogelijk in de schaduw van de brute maatschappelijke werkelijkheid.
Tegen het decor van een gewelddadige burgeroorlog zoekt Michael K., van origine hovenier bij de plantsoenendienst van Kaapstad, zijn toevlucht in de stille verlatenheid van de Karoo, de geboortegrond van zijn overleden moeder. Daar kiest hij voor het eenvoudigst denkbare leven op zijn bescheiden moestuin. Tot twee keer toe wordt hij (als dakloze armoedzaaier en als vermeende terrorist) gedetineerd, maar steeds weet hij te ontsnappen en terug te keren naar zijn schuilplaats.
Michael K. is een pretentieloze versie van 'de buitenstaander'. Hij maakt zich zo klein en onafhankelijk als maar mogelijk is, in een poging om zijn ziel zuiver te houden en zich te onttrekken aan de greep van de anderen: degenen die hem demoniseren, hem mythologiseren vanwege zijn originele, radicale weigering, of hem tot voorwerp van hun liefdadigheid willen maken. Juist in zijn onpeilbaarheid maakt hij zich ongrijpbaar. In alle bescheidenheid luidt zijn verweer: laat me met rust! Ik ben slechts een hovenier.
Michael K. is de ultieme ontsnappingskunstenaar in barre tijden, een overtuigende vertolker van het adagium less is more. Dat maakt hem tot een inspirerend literair personage in een tijdsgewricht dat vraagt om leven met minder welvaart en een terugkeer naar andere dan puur materiële waarden.
Soto y Koelemeijer, volslagen onbekend
Bart Braun
Als u hem kent, is dat door zijn schrijfwerk, niet van zijn optredens in de publieke arena. "Hoe meer auteurs ik zie verschijnen in de media, hoe duidelijker het wordt dat ik dat niet wil", zegt Gerardo Soto y Koelemeijer er zelf over. Het gevolg is natuurlijk wel dat u hem waarschijnlijk niet kent.
Soto y Koelemeijer (1975) is wiskundige en literatuurwetenschapper. Zoals zijn naam al suggereert, is hij van Spaans-Nederlandse afkomst. Dat zie je terug in zijn debuutroman 'Armelia', over de inwoners van een klein dorpje in de provincie Extremadura, waar de troepen van Franco op een kwade dag binnenvallen. Je ziet het ook terug in zijn schrijfstijl: 'Armelia' is een sprookjesachtig, on-Nederlands boek. Het had meer aandacht verdiend, maar ja, die auteur is zo schuw.
Volgend jaar verschijnt er een nieuwe roman van de verlegen auteur, ook gesitueerd in Spanje. Tot lang na het einde van de burgeroorlog werden daar kinderen weggehaald bij hun ouders, de zogeheten niños robados. Hoeveel kinderen precies werden geroofd en ondergebracht bij kinderloze stellen is onduidelijk; de schattingen lopen uiteen van 30.000 tot 300.000. Soto's hoofdpersoon ontdekt dat hij een van die kinderen is. Geholpen door een bevriende archeoloog komt hij meer te weten over wat er zich in die tijd afspeelde.
Houd Trouw in de gaten om te weten wanneer de opvolger van Armelia precies uitkomt: verschijningsdatum en titel zijn nog niet bekend. En één ding is zeker: u zult er niet over horen bij De Wereld Draait Door.
Boaz haat grote woorden
Sofie Messeman
Als kind kon Boaz "uren achtereen zwijgend op een krukje heel geconcentreerd modelvliegtuigjes bouwen", schrijft de Israëlische schrijver Amos Oz in zijn roman 'Black box'. Boaz is typisch een stil personage, maar wel een dat zich als puber ontwikkelt tot een tijdbom. Zijn onmogelijke gedrag vormt voor zijn moeder Ilana de aanleiding om na zeven jaar weer contact op te nemen met haar voormalige echtgenoot Alexander Gid'on.
De schrijver laat Boaz evolueren van weerspannige adolescent tot zwijgzame en vanzelfsprekende leider van een kleine landbouwcommune op het vervallen domein van zijn grootvader. Daar heeft hij zijn terminaal zieke vader uitgenodigd om er te komen sterven, en daar belandt ook zijn ietwat overspannen moeder. Zonder veel uitleg en misschien niet eens bewust, heeft hij het gebroken gezin weer samengebracht.
Als figuur straalt Boaz een fascinerende kalmte uit. Zijn afkeer van de grote woorden en overmatige gevoelens waarmee zijn ouders elkaar te lijf gaan, is totaal. "Ik ben er sowieso tegen verbitterd te zijn tegenover opgefokte mensen", schrijft hij in een van zijn sporadische briefjes vol spelfouten. Boaz laat zich nooit verleiden tot intieme gesprekken, maar beperkt zich tot daden. Hij plant en zaait, herstelt oude spullen en creëert dingen die het leven van zijn zieke vader veraangenamen: een windcarillon, een wandelstok en een hangmat.
Niet met woorden, maar met daadkracht schept hij in de commune de rust die zijn overspannen ouders zo nodig hebben. Ontroerend is het hoe hij stilletjes bij zijn vader aanschuift om te leren spellen, of hoe hij de zieke Alexander 's avonds zwijgend naar boven draagt. "Hij vermijdt halsstarrig alle conversatie behalve goeiemorgen, goeienacht. Zoals Vrijdag tegenover Robinson Crusoe." Zo wordt de zwijgzame, rustgevende Boaz uiteindelijk de figuur die een catharsis mogelijk maakt.
Robert Walser sorteerde oud papier
Wil Rouleaux
De stilste man in de Duitse literatuur is voor mij Robert Walser (1878-1956) - 'Walsertje' zoals hij zich met zijn typische zelfspot graag noemde. De Zwitser zat bijna dertig jaar in psychiatrische inrichtingen, waar hij oud papier sorteerde en de tuin verzorgde. Daarvoor had hij een omvangrijk oeuvre geschreven, vooral romans en verhalen. Een van zijn mooiste personages is Josef Marti, de titelfiguur uit de roman 'De bediende' (1908).
De bescheiden, nederige Josef werkt als manusje van alles bij een industrieel en uitvinder, waar hij kost en inwoning krijgt en op zondag een klein beetje zakgeld. Hij draagt de afgedankte kleding van zijn chef. Josef is wat je noemt een dagdromer, "enigszins achtergebleven in het leven". Zijn werk bestaat uit eenvoudige correspondentie, maar hij besproeit ook graag het gazon en wandelt enkele keren per dag naar het postkantoor.
Wandelen is sowieso zijn grote hobby. Hij vlucht vaak de natuur in, ook 's avonds en 's nachts. Dat leidt tot schitterende, sfeervolle passages: "De maan verlichtte zacht en voornaam de hele omgeving. Ergens klaterde water. Hij ging de berg op, tussen de bekende weiden door. (...) Wat een stilte in het donker, en wat een wijdte in het onzichtbare, wat een verte! Josef gaf zich volledig aan zijn gevoelens over."
Ook Robert Walser zocht graag de stilte op en wandelde veel. Op Eerste Kerstdag 1956 kwam hij niet meer terug van een eenzame wandeling in de sneeuw.
Meneer Dalem komt met de tram
Ger Leppers
Butlers zijn vermoedelijk van alle beroepsgroepen het meest bescheiden. Maar sommige kantoormensen komen in aanmerking voor de tweede plaats. Meneer Dalem bijvoorbeeld, de hoofdpersoon uit de novelle 'De vergaderzaal' van de Nederlandse schrijver A. Alberts. In zijn jeugd was Dalem "een rustige, vriendelijke jongeman, die andere mensen liet uitpraten". Nadat zijn neef omkomt bij een ongeval, neemt hij de leiding van het familiebedrijf over en verkeert hij vrijwel dagelijks "met mensen die begerig zaken met elkaar doen, soms met het mes op tafel". Zij komen aanrijden in glanzende auto's, meneer Dalem neemt de tram.
Dat hij lijdt onder de rol die hem opgedrongen is, daarmee wil Dalem anderen noch zichzelf lastigvallen. Maar op een dag knapt er iets. "Koud?", antwoordt hij de secretaris van de vergadering bij het binnenkomen van de zaal. "Nee, dat is me niet opgevallen. Ik vind het weer eerder zacht. Zacht en helder. Ik vind alles de laatste dagen eigenlijk zo helder."
De scène is het begin van de desintegratie van meneer Dalem. Van verwondering belandt hij via weerloosheid en verwarring in stuurloosheid, uitmondend in wat wellicht een zelfmoordpoging is.
Hersteld van zijn ingrijpende crisis verschijnt hij, aan het slot van het boek, opnieuw ter vergadering. De anderen zijn zich ervan bewust dat Dalem niet voor hun harde leven geschapen is, en voelen zich daar ongemakkelijk onder. "Zij zagen meneer Dalem op de vluchtheuvel staan. Hij keek naar boven. Toen ze zagen dat hij naar boven keek, deden ze allemaal een stap terug."
Ignaz Matthey, historicus van het duel
Paul van der Steen
Nederlanders hadden minder op met duelleren dan hun oosterburen. Nadat een Delftse student mijnbouwkunde dik honderd jaar geleden in Duitsland een student had beledigd, ontving hij als uitnodiging voor een duel diens visitekaartje, met daarop de vermelding 'Rittergutbesitzer'. De Nederlandse student gaf enige tijd later zijn kaartje terug. Onder zijn naam had hij 'Zehnguldenbesitzer' gezet.
Dat moest duidelijk maken dat hij weinig op had met dikdoenerij en met ritueel gedonder met wapens en secondanten.
Toch kende Nederland wel degelijk een dueltraditie. Zelfs debatten in de Tweede Kamer liepen in de negentiende eeuw zo hoog op dat deelnemers hun gelijk buiten de vergaderzaal op een andere manier kracht wilden bijzetten. Een minister trok tijdens een discussie binnen zelfs zijn sabel om er dreigend mee te wijzen naar een van de geachte afgevaardigden.
Het zijn maar een paar van de verhalen in het dit najaar verschenen 'Het duel in de Nederlandse geschiedenis. Eer verloren, al verloren' van Ignaz Matthey.
De meeste publiciteit en eer gaan dikwijls naar de historici van het grote gebaar en de auteurs met de gouden pennetjes. Niet naar de werkbijen die ruim zeshonderd bladzijden uitweiden over het duel, duelbestrijding, dueltoerisme en duelseizoenen. Of, zoals Matthey in eerdere boeken deed, over zangvogelvangst of het matrozenpak. Jammer, want de nijvere arbeid van dit soort historici maakt dat we ook in de toekomst oude schilderijen en romans kunnen duiden. Voor nu levert het alvast smakelijk leesvoer op.
Maria van Daalen geeft bezieling door
Annemarié van Niekerk
Misschien ligt het in de aard van iemand met affiniteit voor de mystiek om zich niet op de voorgrond te dringen, maar eerder in zichzelf te keren of op te gaan in het Een en Al.
Hoe het ook zij, de tamelijk teruggetrokken levende dichteres Maria van Daalen is al dikwijls gekarakteriseerd als mystica, maar dan wel eentje die haar wortels heeft in het hier en nu. "Dagelijks is aarde mijn betekenis", schrijft ze in haar bundel 'Het Hotel'.
Van Daalens poëzie is plastisch, fysiek en sensueel, maar ook licht en teer. Er spreekt een krachtige vitaliteit uit, en een intense bekommernis om de breekbaarheid van het bestaan. Levensdrift en spirituele extase grijpen er voortdurend in elkaar.
Dat die uitersten samengaan, is verklaarbaar uit het feit dat Maria van Daalen zowel een katholieke bekeerlinge als een gewijde voodoo-priesteres is.
Nauw verweven met de erotiek en seksualiteit in Van Daalens werk is het gegeven van het geweld. Ook daarover schrijft ze sterke gedichten:
wie geweld toebrengt, verliest
wie van geweldpleging de ontvanger is
wordt niet geofferd, maar ontvangt de kracht
van woede
en behoudt die in het lichaam, draagt die mee
Maria van Daalens poëzie is zowel onthutsend als bemoedigend. Lichamelijkheid en sereniteit gaan er hand in hand, en altijd is er de haast rituele zorg om beelden en gewaarwordingen uit te tillen boven de vluchtigheid van het moment. Hier is iemand aan het woord die zoekt naar bezieling en tegelijk bezieling weet door te geven. 'Je bent onderweg, / En de weg is altijd bij je.'
Agave Kruijssen verdient een Griffel
Bas Maliepaard
Ze werd al eens een moderne troubadour genoemd, omdat het oeuvre van deze jeugdboekenauteur vooral bestaat uit hervertellingen van middeleeuwse 'sprookverhalen'. Zelf zegt neerlandica Agave Kruijssen (1959) op haar website dat ze haar lezers een 'kampvuurgevoel' wil geven; het gevoel dat mensen vroeger moeten hebben gehad als ze bij het vuur ademloos luisterden naar de avonturen van Walewein, 't Ros Beiaard, Elegast of Perceval. Haar werk is gestoeld op uitgebreid historisch onderzoek, aangevuld met haar eigen fantasie en opgeschreven in beeldende taal. Zelfs de eeuwenoude Marialegende 'Beatrijs' wist ze te bewerken tot spannende jeugdliteratuur vol kastelen, ridders, jonkvrouwen, draken en toverij, romantiek, intriges en bloedige veldslagen (die ze allesbehalve braaf beschrijft).
Een Griffel heeft ze, ten onrechte, nog nooit gekregen. Wel een eervolle vermelding van de Griffeljury, voor de Friese sage 'Het vrouwtje van Stavoren'. Critici zijn een stuk scheutiger met hun complimenten. 'Floris' werd geroemd om het gemak waarmee de auteur van een complexe brij historische feiten een samenhangend geheel maakte. En dit jaar nog schreef Kruijssen met 'De keerzijde van de keizer' een veelkleurig, diepgravend portret van Karel de Grote.
En toch blijft zij een stille schrijver, een auteur die vermoedelijk nooit de bestsellerlijsten zal aanvoeren. Maar als ambassadeur van oude verhalen verricht ze erg belangrijk werk.
De nederige Josef werkt bij een industrieel en uitvinder, waar hij kost en inwoning krijgt en op zondag een klein beetje zakgeld
undefined