Uit de kluisters van de seksuele moraal

'Een van onze schaarse Christusfiguren', noemt een lid van pedofielenvereniging Martijn hem op internet: dr. Edward Brongersma (1911-1998). Jurist, PvdA-senator, pleitbezorger van pedofilie en beheerder van een omvangrijke collectie kinderporno die volgens hem van groot wetenschappelijk belang was. Zijn erfgenamen worden niet vervolgd, maar het merendeel van Brongersma's met bloed, zweet en tranen opgebouwde collectie kan volgens het openbaar ministerie, wel worden vernietigd. En zo komt een eind aan een obsessie.

Kustaw Bessems

De Dr. Edward Brongersmastichting kwam vorig jaar in het nieuws. Brongersma zelf was ruim een jaar dood en de overgebleven bestuursleden kregen ruzie over de nalatenschap: een miljoenenerfenis, een kapitale villa in Overveen én een bibliotheek met een omvangrijke hoeveelheid kinderporno. Lex van Naerssen - klinisch psycholoog, behandelaar van pedoseksuelen, hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Utrecht - wilde de collectie inventariseren en na toetsing door justitie onderbrengen bij een wetenschappelijk centrum. Maar seksuoloog Cees Straver, lang directeur van het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek (Nisso), wilde alleen de wetenschappelijke werken bewaren en de vele egodocumenten van pedofielen vernietigen, inclusief de kinderporno. Hiertoe neigde ook het derde bestuurslid Frits Wafelbakker, voormalig hoofd van de Inspectie Jeugdgezondheidszorg.

Na een rechtszaak moest Van Naerssen uit het bestuur, maar hij was en bleef Brongersma's executeur testamentair en sloeg aan het inventariseren. Nadat hij zich in de pers liet ontvallen dat de collectie kinderporno bevatte, nam het Haarlems openbaar ministerie echter alle beelmateriaal in beslag. De wet die bezit van kinderporno verbiedt, maakt een uitzondering voor wetenschappelijke doeleinden, maar het OM twijfelde of hiervan sprake was. Een 'onafhankelijke commissie van deskundigen' moest dat beoordelen en van dat oordeel hing af of de huidige bestuursleden zouden worden vervolgd. Voor hen brak een lang jaar wachten aan.

Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Amsterdamse hoogleraar psychologie W. Everaerd aanvaardden de onderzoeksopdracht. Halverwege het onderzoek bracht justitie naar buiten dat de verzameling kinderporno 'groter was dan in de Zandvoortse zaak'. Het ging om een verbijsterende veertig verhuisdozen vol.

De onderzoekers hoefden niet alles door te ploegen. Hun secretaris E. Leuw, van het wetenschappelijk onderzoeksbureau van het ministerie van justitie, maakte met de Divisie recherche een 'representatieve selectie', waarop de commissie een middag aan het werk ging. Ze vond beelden van jongens tussen twaalf en twintig jaar, soms alleen poserend, vaak met een erectie. Van Naerssen: ,,Sommige jongens masturberen of bevredigen elkaar. Er staan niet vaak volwassenen op de foto's, maar uit teksten blijkt dat het vriendjes waren van Brongersma of zijn kennissen.' Op de foto's zijn geen gewelddadigheden te zien. Er zit wel 'commercieel materiaal' bij, waarop jongeren verdergaande seksuele handelingen verrichten.

De door verdedigers van Brongersma wel eens geuite veronderstelling dat de collectie uniek cultuur-historisch of antropologisch materiaal bevat, wordt door de beslissing van het OM naar het rijk der fabelen verwezen. Het is een particuliere collectie, sterk gedomineerd door de seksuele voorkeur van de samensteller: iemand die zijn eigen avonturen in beeld heeft vastgelegd. Het meeste bestudeerde materiaal valt onder de wettelijke definitie van kinderporno, omdat er sprake is van 'seksuele gedragingen'. De wetenschappelijke waarde van het overgrote deel van de collectie is volgens het OM te verwaarlozen.

Op advies van de onderzoekscommissie is justitie bereid Brongersma's autobiografische materiaal te bewaren: een reeks grote, blauwe multomappen met tekst en erotische foto's. Die zouden inzicht kunnen geven in de belevingswereld van een pedofiel. Mogelijk worden de mappen ondergebracht bij het Nisso, bij een universiteitsbibliotheek of bij de stichting zelf. Maar die moet dan wel met een deugdelijk bestuur en onderzoeksprogramma komen én met goede regels voor het gebruik van het gevoelige materiaal.

Los van de collectie is ook de Brongersmastichting zelf tot de dood van Brongersma geen wetenschappelijke instelling geweest, meent het OM. In de statuten staat wel dat de stichting er is om 'het wetenschappelijk onderzoek naar het sexuele leven van kinderen en jeugdigen te bevorderen, met name naar de verschijningsvormen van erotische en sexuele relaties tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen', in de praktijk is daar niet veel van terecht gekomen.

VERVOLG OP PAGINA 15

Uit de kluisters van de seksuele moraal

VERVOLG VAN PAGINA 13

Er kwamen wel eens buitenlandse collega's bij Brongersma over de vloer, hij gaf wel eens lezingen, maar volgens de commissie is geen wetenschappelijk onderzoek bevorderd, bestond het bestuur vooral uit niet-wetenschappers en zijn er geen publicaties uit voortgekomen die in wetenschappelijke kring serieus worden genomen. Brongersma's eigen magnum opus, 'Jongensliefde', geldt volgens de commissie vandaag de dag niet meer als wetenschappelijk: compilaties gemaakt van andermans werken, gesmeed tot een retorisch betoog voor pedofilie.

Toch heeft niemand die Brongersma of zijn stichting kent het idee dat hij de stichting en de collectie alleen in het leven heeft geroepen om aan zijn eigen erotische wensen te kunnen voldoen. Uit de aantekeningen van Brongersma blijkt dat hij wel degelijk dacht dat hij bezig was de wereld te bevrijden van de kluisters van de seksuele moraal. Hij was een heer van deftige afkomst, een doorbraak-socialist die er een zeer liberale, humanistische levensvisie op nahield, waarin seksualiteit vooral ongecompliceerde vreugde is. Hij was er oprecht van overtuigd dat seks tussen jongeren en ouderen goed was voor het zelfvertrouwen van de jongere.

Brongersma - driedelig pak, horlogeketting, geaffecteerde stem - voelde zich beschermheer. Hij heeft voor een aantal jongens ook opleidingen betaald, verklaart Van Naerssen. Er bestaan foto's van hem waarop hij poseert met de hele familie van een 'vriendje'. Van Naerssen: ,,De jongens waren vaak van een aanmerkelijk lagere sociale klasse. Het was the English way. Jongens uit de arbeidersklasse, die later gewoon trouwden en kinderen kregen. Brongersma en zijn kennissen, richtten zich vervolgens op de volgende generatie. De arbeidersklasse had minder remmingen, zeker ook in Zuid-Europa en de Magreb. Al waren sommige jongens natuurlijk gewoon prostitués.'

Een deftige heer, dat was Brongersma wel. Zoon van een oogarts, opgegroeid in de statige villa in Overveen. Hij kreeg een gedegen scholing van een intellectueel ouderpaar, maar later zou hij zijn ouders verwijten hem nooit te hebben aangehaald. Zoenen vonden ze onhygiënisch, vader Brongersma wist niet eens de leeftijd van zijn eigen zoon.

Brongersma merkte dat zijn belangstelling, hoewel hij zelf volwassen werd, bleef steken bij jongens in de piek van de puberteit, maar zijn seksuele voorkeur leek zijn maatschappelijke carrière aanvankelijk niet in de weg te staan. Sterker: hij kende een droomstart. Hij promoveerde, werd een succesvol advocaat en werd in 1946 het jongste Eerste Kamerlid ooit, voor de PvdA. Maar alles werd anders toen hij in 1950 in zijn auto werd 'gezien' met een jongen.

Brongersma werd tot tien jaar veroordeeld voor seks met een zestienjarige, toen nog strafbaar. Officieel vertrok hij uit de Kamer wegens 'gezondheidsredenen', maar al na enkele dagen zongen de geruchten rond rond dat hij was verwikkeld in een 'zedenschandaal'. Zijn detentie was een traumatische ervaring. Tegen Bibeb in Vrij Nederland (1978): ,,De twee laatste maanden in de gevangenis van Haarlem waren het ergst. (...) De lichtknop zit aan de buitenkant van de cel. Dat is nog zo. Ik ben neurotisch actief, ik kan nooit niks doen en daar werd je toe gedwongen. Die duisternis na kwart over negen was een hel.'

Brongersma leek definitief uitgerangeerd. Maar wat niemand kon bevroeden, gebeurde: Brongersma maakte een comeback. De jaren zestig zorgden voor een ommezwaai in het denken over seksuele moraal en in 1963 mocht Brongersma terug in de Eerste Kamer. Het veroorzaakte geen enkel schandaal, alleen de oude Drees mopperde wat op de achtergrond. Bovendien manifesteerde Brongersma zich vanaf nu als gepassioneerd pleitbezorger van pedofilie.

Hij werkte bij het criminologisch instituut van de Utrechtse universiteit, werd lid van het NVSH-bestuur, waar hij de scepter zwaaide over de 'werkgroep pedofilie'. Hij maakte uitstapjes naar Marokko, Thailand en de Filippijnen om zijn behoefte aan contact met jonge jongens te bevredigen en werd een bekendheid in met name Nederland, Duitsland en Engeland.

Van Naerssen herinnert zich dat hij, dertig jaar jonger en nog student, zwaar onder de indruk was van zijn eerste ontmoeting met Brongersma in het midden van de jaren zestig. Tien jaar later vroeg Van Naerssen Brongersma als gastspreker over pedofilie in een collegereeks over seksualiteit. Brongersma had daar net een serie spraakmakende artikelen in Intermediair over geschreven: ,,Bij min of meer verwaarloosde jeugd, vooral in gestichten, is de behoefte aan lichamelijk geuite affectie vaak enorm groot. De pedofiel die uit zijn neiging aan deze verlangens tegemoet komt, bereikt pedagogische wonderen.' Van Naerssen en Brongersma raakten bevriend.

De late jaren zeventig waren Brongersma's glorietijd. De seksuele revolutie bereikte ongekende hoogten en het leek er sterk op dat pedofilie niets meer was dan het laatste taboe dat geslecht moest. Brongersma maakte indruk door bij de IKON te pleiten voor een tedere relatie tussen een volwassen man en een jongen: zijn publieke comingout als pedofiel. Volgens Brongersma stond het beeld van de pedofiel als oversektste kinderverkrachter ver van de werkelijkheid, geweld in pedofiele relaties was volgens hem zeer zeldzaam. Tegen Bibeb in '78: ,,De meeste volwassenen zijn niet mooi. Volwassen mannen zeggen mij erotisch helemaal niets. Een kind is de mens op zijn mooist.'

Op 9 februari 1979 richtte Brongersma zijn stichting op, om zijn verzameling ook na zijn dood veilig te stellen. Hij vroeg onder anderen Van Naerssen voor het bestuur. ,,Ik kreeg maar een deel van de collectie te zien. Op het beeldmateriaal dat hij liet z¡en stonden weinig seksuele handelingen. Maar eigenlijk heeft de stichting tot zijn dood een slapend bestaan geleid. Een keer per jaar kwam het bestuur bij elkaar, we zetten een handtekening onder het jaarverslag en dan gingen we lekker eten in een waanzinnig duur restaurant. That was all.'

Een ander bestuurslid bevestigt de lezing van Van Naerssen. ,,Wij zaten er vaak als ja-knikkers bij.' Nog een bestuurslid vertelt: ,,Ik weet dat Edward het soms ook moeilijk had met zijn verzameling. Hij vertelde me eens dat hij afbeeldingen bezat van kinderen die seks hadden met dieren. Dat vond hij vreselijk, maar hij zei: het hoort er wel bij. Hij leverde echter nooit materiaal aan pedofielen die dat wilden voor hun eigen behoeften.'

In 1993 vertelde de toen 82-jarige Brongersma nog openlijk op televisie dat hij jongens 'knuffelde, aaide en aftrok'. Hij becommentarieert op verzoek van Frits Wafelbakker nog het rapport 'Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van jeugdigen', geschreven in opdracht van het ministerie van volksgezondgheid. Maar hij wordt bang als in 1994 de discussie losbarst over de nieuwe wet , die enkel bezit van kinderporno strafbaar stelt. Als hij in 1996 - na de affaire-Dutroux - met Wafelbakker te gast is bij Buitenhof en de jongensliefde verdedigt, komt het hem duur te staan. Zijn ruiten worden ingegooid en hij wordt telefonisch bedreigd. Hij krijgt last van angstaanvallen, valt geestelijk terug in zijn gevangenschap van 1950, vreest een nieuwe arrestatie. En er vallen steeds meer gaten in zijn verouderende vriendenkring. Hij vereenzaamt.

Van Naerssen: ,,In de laatste jaren voor zijn dood werd Edward zo angstig dat ik hem niet meer herkende. Ik dacht: het gaat wel weer over. Maar het ging niet over. Op mijn verjaardag, negen maart 1998, belde hij nog om me te feliciteren. Ik vroeg hoe het ging, waarop hij met een grafstem antwoordde: 'De dokter heeft me gezegd dat ik wel honderd kan worden en dat vond ik niet direct een prettige mededeling'. Twee weken later kreeg ik nog een telefoontje: hij had euthanasie aangevraagd op basis van zwaar psychisch lijden.'

,,Iemand vroeg Edward eens of zijn seksuele voorkeur zijn maatschappelijke ambitie in de weg had gestaan. Hij antwoordde: het is precies andersom. En dat is zo. Door zijn positie was hij heel onvrij in de omgang met jongens. Juist daardoor werd het een obsessie. Mensen met obsessies sluiten de band met de realiteit af. Mensen met obsessies zijn mensen met honger.'

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden