Topdirigent was vooral gelukkig buiten Nederland
Help! Ik schaam mij om in cultuurwoestijn Nederland te wonen. Arm land dat zijn cultuur verkwanselt voor een paar zilverlingen.
Het waren -eind mei tijdens een ZaterdagMatinee in het Amsterdamse Concertgebouw- de laatste openbare woorden van de afgelopen zondag op 62-jarige leeftijd overleden dirigent Hans Vonk. Cellist Sebastiaan van Eck (Radio Symfonie Orkest) sprak de woorden tijdens een protestactie namens hem uit. Zelf kon hij dat door zijn ziekte niet meer.
Muzikaal liet Vonk het laatst van zich horen in juni vorig jaar toen hij met het Radio Symfonie Orkest een cd opnam met de Tweede symfonie van Brahms en diens 'Tragische Ouverture'. Op die cd is te horen hoe hij in liefdevolle samenwerking het orkest tot een ongelofelijke eenheid wist te smeden.
Hans Vonk leed aan een zeldzame spierziekte waardoor hij langzaam verlamd raakte. In 1988 kreeg hij een acute aanval van het Syndroom van Guillain-Barré, een verlamming door een zenuwwortelontsteking. Twaalf jaar was hij vrij van kwalen, maar toen kwam er iets vergelijkbaars terug. Eerst werden zijn linkerduim en
-wijsvinger uitgeschakeld. Daarna volgde de rest van zijn lichaam. Pure pech, noemde hij het zelf. ,,Ik heb dit, een ander krijgt wat anders'', zei hij een halfjaar geleden in een interview in Trouw.
In dat interview blikte hij opvallend mild en tevreden terug op zijn 37-jarige carrière als dirigent. En dat stond in schril contrast met de verbittering die hij altijd had uitgestraald, omdat hij zich in Nederland miskend voelde.
Vonk en Nederland. Het was een problematische relatie. Vooral zijn niet-benoeming als opvolger van Bernard Haitink bij het Koninklijk Concertgebouworkest heeft Vonk lang dwarsgezeten. Toen anderhalf jaar geleden componist en goede vriend Peter Schat overleed (voor wiens muziek Vonk meer betekend heeft dan enige andere dirigent) reageerde Vonk: 'Hij was een groot componist. En zwaar onderschat, zoals gebruikelijk in Nederland'. Het had over hemzelf kunnen gaan. In een interview met Vrij Nederland reageerde Vonk vorig jaar november: 'Als u mij vraagt: voelt u zich onderschat? dan zeg ik: alleen in Holland en alleen door de pers.'
Samen met Haitink en Edo de Waart werd Vonk tot de topdrie van Nederlandse dirigenten gerekend. Maar bij zijn vaste verbintenissen in Nederland (het Kunstmaandorkest, het Nederlands Balletorkest, de Nederlandse Operastichting, het Radio Filharmonisch Orkest en het Residentie Orkest) was altijd wel gedoe. Zijn gelukkigste tijd beleefde Vonk buiten Nederland, eerst bij de Staatskapelle Dresden en het radioorkest van Keulen, maar vooral als chef-dirigent van het Saint Louis Symphony Orchestra (1995-2002). Daar beleefde hij zijn artistieke hoogtepunt tot zijn ziekte hem het werken belette.
Hij kwam terug naar Nederland om het iets rustiger aan te kunnen doen. Hij zou chef worden bij het Nederlands Kamer Orkest en het Radio Symfonie Orkest. Maar het kwam er niet of nauwelijks meer van. Nog een paar maanden dirigeerde hij zittend, terwijl iemand anders de bladzijden omsloeg. Maar hij werd steeds verder belemmerd in zijn bewegingen. Zijn allerlaatste concert in de zaal was in 2002 met het Nederlands Philharmonisch Orkest. Dat was 'op het randje; een treurige avond', zei hij daar later over.
Vonk had er het laatste jaar moeite mee te erkennen dat dirigeren er nooit meer in zou zitten. Maar toch genoot hij meer dan ooit van het leven. Zijn vroegere gevoel van miskenning vond hij bij nader inzien onterecht. ,,Als ik in die tijd ondankbaar was, dan was dat gezeur. Ik heb De Nederlandse Opera, het Residentie Orkest, als gastdirigent het Concertgebouworkest gedaan. Voor die verbittering en teleurstelling had geen plaats moeten zijn.''
Hans Vonk zal, naast zijn inzet voor de muziek van Peter Schat, vooral herinnerd worden om zijn lucide interpretaties van de muziek van Stravinsky. Bij Stravinsky voelde Vonk zich thuis, omdat hij net als de componist vond dat muziek alleen zichzelf kan uitdrukken. Om die reden had Vonk een bloedhekel aan een componist als Richard Strauss, die beweerde dat muziek juist alles kon uitdrukken. Bij de Nederlandse Operastichting dirigeerde Vonk onder andere een aantal opvallend geslaagde Mozart-opera's en in de geest van Eduard van Beinum -een van zijn voorbeelden- wist hij uitvoeringen van symfonieën van Anton Bruckner tot een ware belevenis te maken.
Vonk was geen gemakkelijke man, niet voor zichzelf en niet voor anderen. Tijdens repetities kon hij ongenadig hard uitvallen tegen musici; vlak daarna verbrak hij dan de ijzige sfeer met een ijzersterke, droge grap.
Ondanks zijn ziekte bleef Vonk betrokken bij 'zijn orkest', het RSO. Dat hij bij alle beraadslagingen over de toekomst van de radio-orkesten werd overgeslagen, maakte hem woedend. Met open brieven aan de pers en door anderen uitgesproken woorden tijdens een protestactie maakte hij alsnog zijn mening kenbaar over de bezuinigingsplannen van het kabinet Balkenende. Nauwelijks twee weken daarvoor had hij eindelijk de langverwachte erkenning gekregen van diezelfde overheid: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.