Toeval
Anniek van den Brand schrijft elke week over familie - en alles wat daarop lijkt.
a.vandenbrand@trouw.nl
Hij begon te huilen op het moment dat het leven mijn vader verliet. Negen maanden oud was zoon, en hij lag te slapen in zijn wagentje naast mijn vaders ziekenhuisbed. Het ventje wist uiteraard van niks. Maar ineens zette hij het op een krijsen.
Toeval, zeiden de mensen aan wie wij het vertelden.
Bijzonder mooi toeval, vonden wij.
Toen hij ouder werd, bleef zoon mijn vader zien. "Opa!", riep hij als drie-, vierjarige enthousiast, terwijl hij afrende op altijd dezelfde hoek van de kamer. Achter het gordijn bleef hij dan staan. We hoorden hem lachen. "Even met opa praten", noemde hij dat.
Wij zagen niets, maar wilden de pret niet bederven.
Wie zegt dat zoon iets zag wat er niet was? Misschien zagen wij iets niet dat er wel was.
Man vond dat onzin, maar besloot de wijste te zijn en niet in discussie te gaan met zijn vrouw en zijn volkskatholieke schoonfamilie voor wie helpende heiligen, verschijningen, gedaanteverwisselingen, ten hemel stijgende lichamen en in vlees en bloed veranderend brood de gewoonste zaak van de wereld zijn.
Af en toe ging zoon zelfs mij wat ver.
"Gezellig hè, dat opa mee naar oma gaat", zei hij een keer vanuit zijn veiligheidsstoeltje op de achterbank, toen we naar mijn moeder reden.
"Hoezo?", zei ik.
"Hij zit toch naast je?"
Het duurde een schietgebedje voordat ik opzij durfde kijken.
Er zat niemand.
Gelukkig.
Toen zoon zeven werd, was het voorbij. Een maand of twee voor zijn verjaardag was hij hoestend en proestend uit een Italiaans zwembad geklommen.
"Als je op de bodem gaat zitten, moet je natuurlijk wél je mond dichthouden", grapte ik, terwijl ik hem in een handdoek wikkelde en over zijn bol aaide.
"Dat snap ik ook wel", zei zoon. "Maar als opa daar ook zit, dan wil ik toch wat zeggen."
Na die keer kwamen er geen nieuwe verhalen meer.
Mijn moeder en ik hebben het nog wel eens met zoon gehad over zijn wonderlijke conversaties met opa.
"Ik weet het niet, ik denk dat ik het heb verzonnen", zegt zoon.
"Dat zou zomaar kunnen", zeg ik.
Mijn moeder glimlacht en zegt niets.
undefined